De ‘advocaten van de tegenpartij’ gekortwiekt (opinie)

De ‘advocaten van de tegenpartij’ gekortwiekt

Het Chinese gerecht heeft advocaten en activisten die vorig jaar op 9 juli (de ‘zaak 709’) werden gearresteerd officieel in beschuldiging gesteld en vier van hen veroordeeld. Anderen komen binnenkort voor. Yang Jianli, een Chinese dissident die in de VS woont, en een goede vriend van de beweging, heeft goede hoop dat de repressie de ‘mensenrechtenbeweging’ maar tijdelijk zal afschrikken.

Opiniestuk van Dirk Nimmegeers. Niet noozakelijk de mening van de redactie
advocatenDeze processen gaan niet over apolitieke handels- of persoonlijke geschillen. De algemene aanklacht luidt ‘ondermijning van de staatsmacht’. De maximale straf hiervoor is levenslang. Concrete aanklachten zijn er over de methodes van de beklaagden: het systematisch organiseren van burgers die actie voerden met petities, de oprichting van een advocatenkantoor voor politiek gevoelige zaken. Met daarbij nog de steun onder allerlei vormen die zij vanuit het buitenland zochten en ontvingen.
De vier veroordeelde personen in dit dossier zijn: Zhou Shifeng, de directeur van het advocatenkantoor Fengrui, Hu Shigen, een actievoerder en leider van een niet-erkende christelijke kerk en Zhai Yanmin en Gou Hongguo, hun medewerkers. Zhou en Hu kregen een gevangenisstraf, Zhai en Gou een voorwaardelijke straf. Zij hebben schuld bekend en zullen geen beroep aantekenen.

‘Wij komen terug’

Yang Jianli, de bekende Chinese dissident die in de VS woont, was tegenover de South China Morning Post heel eerlijk: hij had goede hoop dat de repressie de ‘mensenrechtenbeweging’ maar tijdelijk zou afschrikken. ‘Mensen zullen zich een tijdlang stilhouden, maar we komen terug want we zijn veerkrachtig’. Yang is oprichter van ngo’s zoals ‘Initiatives for China’ en vanuit de VS ijvert hij voor een ‘vreedzame overgang naar de democratie’ in China. Hij organiseerde dit jaar in India een conferentie, vereerd met de aanwezigheid van de officiële Amerikaanse regeringscommissie voor Internationale Godsdienstvrijheid, voor separatisten uit Tibet, Xinjiang, Binnen-Mongolië, Taiwan, Hongkong, ‘prodemocratische’ dissidenten en religieuze minderheden, o.a. van Falun Gong. Velen van hen zijn cliënten van Fengrui en vrienden van de ‘christelijke militant’ Hu Shigen. Het was diezelfde Yang Jianli die in Taiwan twee jaar geleden een vergadering bijeenriep voor een bont gezelschap van ontevredenen, waar onder meer de veroordeelden van vorige week aan deelnamen.
Zij hebben bekend maar het is overduidelijk dat de meesten onder hen dat alleen hebben gedaan om strafvermindering te krijgen, al valt het niet uit te sluiten dat een enkeling inderdaad van mening is veranderd over hoe je China en de bevolking het beste kunt dienen. Het verleden van deze actievoerders, van wie slechts een minderheid bevoegd advocaat is, de reactie van hun netwerken, familieleden en internationale bondgenoten, of het sarcastische ‘laatste woord’ van de hoofdbeklaagde van Fengrui, het is allemaal veelzeggend genoeg.

De ware democratie en de Chinese rechtsstaat

Met enige zekerheid kan worden voorspeld dat de meeste ‘dissidenten’ hun pogingen zullen voortzetten om de ontwikkeling van de mensenrechten in China op een westerse leest te schoeien en vooral om de Communistische Partij van China ten val te brengen. Zij menen net zoals hun medestanders in eigen land en daarbuiten dat er maar één soort rechtsstaat en één soort democratie de ware is, dat de individuele vrijheden de kern zijn van de mensenrechten en een kroon op de beschaving. ‘De CPC verdraagt niet dat het recht zegeviert en is niet in staat de belangen van de zwakkeren in de samenleving te behartigen, gedreven als de leiders zijn door machtswellust en eigenbelang’, althans volgens deze mensenrechtenactivisten.
Alleen, volgens de Grondwet en het Socialistische Wetboek van China is het verboden actie te ondernemen om het staatsbestel onder de leiding van de Communistische Partij van China te veranderen. De veroordelingen van vorige week zijn dan ook volledig in overeenstemming met de rechtsstaat en het streven om die te versterken, aangezien het hier om een socialistische rechtsstaat gaat onder leiding van de CPC. Dit systeem heeft de overweldigende steun van de bevolking, ondanks zware fouten die het heeft gemaakt en ernstige onvolmaaktheden waarmee het kampt. Het brede draagvlak voor partij en overheid komt voort uit het feit dat de CPC het land in 1949 waarlijk onafhankelijk heeft gemaakt en dat partij en overheid gezamenlijk, met economische en sociale prestaties voor de wederopstanding van het land hebben gezorgd. De partij bewijst daarbij keer op keer dat ze ook zeer ernstige vormen van verval kan te boven komen, zoals de excessen van de Culturele Revolutie en de corruptie die een schaduw werpt over de triomf van de hervormingen en het opendeurbeleid. Ze blijft in eigen land steun genieten en kan het verloren vertrouwen herstellen.

advocaten

Yang Jianli krijgt een podium in het Amerikaanse Congres


Er zijn redenen genoeg waarom personen die een regimewissel willen ideeën, geld en bijstand moeten zoeken in het buitenland. Dat is een van de belangrijkste beschuldigingen die het Chinese gerecht richt tot de ‘mensenrechtenactivisten’ en ‘mensenrechtenadvocaten’. De westerse commentatoren doen die beschuldiging af met opvallend weinig en zwakke argumenten. Ze kunnen niet anders omdat de bewijzen van westerse inspiratie en betrokkenheid zo overweldigend zijn. Ook kunnen de westerse bondgenoten van de dissidenten het niet laten om zich met de Chinese justitie te bemoeien en alles te doen waarvan zij denken dat het de mensenrechtenbeweging kan helpen, zelfs al moeten zij vrezen dat het juist contraproductief werkt. Een wat lachwekkend voorbeeld is dat van de prijs die de American Bar Association alsnog tegen heug en meug heeft toegekend aan advocate Wang Yu en die haar ertoe heeft gebracht (of verplicht?) om haar Amerikaanse vrienden krachtig af te wijzen en te beschuldigen van een inbreuk op haar … mensenrechten.

Onvolmaakte rechtspraak?

Veel meer aandacht gaat er in de westerse commentaren en protesten naar de procesgang en vooral de aspecten ervan die erg verschillen van die in het Westen en op het publiek hier zeer vreemd overkomen. Zo waren er bekentenissen vooraf op televisie, door de overheid aangeduide advocaten voor de beklaagden, beperkte openbaarheid voor de pers, familieleden die maandenlang niet weten waar hun geliefden zich bevinden, geen contact mogen hebben met hen en van de processen worden weggehouden. Bedenkingen zijn mogelijk bij beklaagden die als een blad aan een boom omdraaien, hun schuld toegeven en elkaar beschuldigen, ‘harde’ straffen.
Als westerling ontkom je inderdaad niet aan de indruk van een ‘schijnproces’. Niet alles is echter zoals het lijkt en wie zakelijk en onbevooroordeeld de procedure wil observeren en erover nadenken zal een en ander relativeren. Toch blijf je bij sommige fenomenen bedenkingen houden.
Openbare biechten zijn veel acceptabeler en worden positief gewaardeerd in de Oost-Aaziatische confucianistische cultuur van schaamte waarbij mensen minder letten op hun eigen persoonlijke schuldbesef en veel meer op de schade die zij hebben toegebracht aan de maatschappij of de staat, die als een soort familie fungeert, zich veel meer afvragen hoe er tegen hen wordt aangekeken. De antropologe Ruth Benedict spreekt over het verschil tussen een cultuur van ‘schuld’ (westers) en een cultuur van ‘schaamte’ (oosters). Niet alleen in China, maar ook in Korea en Japan wordt grote waarde gehecht aan spijtbetuigingen, bekeringen en bekentenissen en aan de vraag of die oprecht zijn. Misschien zijn de bekentenissen vooraf op de televisie daarom minder schokkend in China, maar dat zij een proces minder eerlijk maken kan niet worden ontkend.

advocaten

Jiang Bixin van het Hoogste Volksgerechtshof


De gewoonte om familieleden in het ongewisse te laten is onbegrijpelijk en wreed. De  vrees is gegrond dat dit zorgt voor veel terechte verontwaardiging, voor verbittering en dat de Chinese overheid uiteindelijk hiermee vooral zichzelf zal schaden. Gerecht en overheid geven weinig uitleg hierover en dan blijft het gissen of het ontzeggen van contacten met geliefden een vorm van straf is, een drukkingsmiddel of een noodzakelijke voorzorgsmaatregel voor het onderzoek.
Dat de openbaarheid en de behartiging van de belangen van de beklaagden nog steeds te wensen overlaten beseft men in China wel. Er wordt aan gewerkt, maar er lijkt nog een hele weg te gaan. China zal hierbij uitwisseling met het buitenland niet afwijzen, maar betutteling blijven verwerpen. In juni organiseerde China een bijeenkomst over de rechtsstaat rond het thema ‘Honderd juristen en honderd lezingen’ Daar bevestigde Jiang Bixin, adjunct-secretaris van het Hoogste Volksgerechtshof de noodzaak om de rechtsstaat op een hoger plan te brengen. Er zijn gelukkig ook westerse waarnemers die inzien dat Beijing onder leiding van Xi toegewijd blijft aan die ontwikkeling, zeker op justitiële terreinen waarvan geen bedreiging uitgaat voor de almacht van de partij.

China harder dan ooit?

Westerse media minimaliseren de daden van de beklaagden en overdrijven juist de negatieve kanten van de procedure. Met afkeer schrijven journalisten over ‘verdwijningen’, afgedwongen bekentenissen, geruchten over ‘mogelijke foltering’. Xi Jinping zou een repressie installeren die ‘harder is dan ooit’ waarin niemand nog zijn mond durft open te doen. De verdwenen personen duiken echter altijd weer op, toegegeven soms na lange tijd. Van folteringen is zeer uitzonderlijk sprake en het gerecht treedt daar tegen op. Wat de bekentenissen betreft: het zogenaamde plea bargaining, strafvermindering in ruil voor een schuldbekentenis is in vele landen ook van Europa, algemeen aanvaard. Als China dat toepast (en echt niet alleen met dissidenten, maar ook met bijvoorbeeld een gevallen leider zoals Zhou Yongkang) stellen onze media dat meteen in een kwaad daglicht, net zoals ze dat doen met het ‘harde’ optreden van de autoriteiten nu. Terwijl de westerse overheid daar zelf bepaald niet altijd vies van is: 1292 overtreders bij de rellen in Londen van 2011, kregen een jaar later straffen die vier keer zo streng waren als gewoonlijk voor het soort daden dat zij hadden begaan. De Britse Openbare Aanklager vond het ‘gewoon nodig een voorbeeld te stellen’. Aangezien de Chinese daders wetens en willens acties hebben ondernomen waar ze volgens de Chinese wet maximaal levenslang voor kunnen krijgen, mogen we zelfs van een mild vonnis spreken, de redactie van de South China Morning Post geeft dat in een bedaard commentaar overigens toe. En dat terwijl Beijing zeer goede redenen heeft om waakzaam te zijn en zich weerbaar op te stellen, waarschijnlijk heel wat betere redenen dan de collega’s in Washington en Londen.

Zwaar weer op komst

De regering en de partij zullen in de komende jaren nog meer dan nu al het geval is moeten afrekenen met sociale onrust en groepen van de bevolking die de indruk krijgen dat hun belangen voortdurend op de tweede plaats komen. Xi en de zijnen zullen zich moeten verweren tegen het verwijt dat zij de socialistische idealen ontrouw worden.
advocatenChen Jiping is een politiek adviseur en vooraanstaand jurist: hij zetelt in de Chinese People’s Political and Consultative Conference en is hoofd van de China Law Society. Chen constateerde in 2013 dat de voornaamste aanleiding voor sociale onrust nu het milieu was. Bloomberg verwerkte zijn uitspraak in een artikel met de vaststelling dat er tegenwoordig jaarlijks 30.000 tot 50.000 zogenaamde massale incidenten plaatsvinden, acties met meer dan 100 deelnemers. Het milieu had geschillen over ordehandhaving, onteigeningen en arbeidsconflicten ingehaald als aanleiding voor de ‘massale incidenten’ die al een decennium lang jaarlijks in aantal en omvang toenemen. Recente acties rond kernafval of tegen de kosten van chemische fabrieken bevestigen dat, maar het zou goed kunnen dat nu de arbeidsconflicten weer een stijger met stip worden.
De regering ziet de noodzaak om de economie te herstructureren en ontkomt er niet aan de markt nog meer invloed te geven, staatsbedrijven te saneren, belastingen en hindernissen voor particuliere bedrijven te verminderen, miljoenen arbeidsplaatsen in staal en steenkool te laten verdwijnen. De sociale onrust die deze pijnlijke transformatie teweegbrengt probeert de regering te voorkomen of op te vangen op verschillende manieren. Er zijn aarzelingen en ongetwijfeld heftige debatten onder partijkaders en ambtenaren, ze hebben de opdracht massa’s alternatieve banen te creëren, ze zullen flexibel moeten omgaan met soms harde acties. En ten slotte: groepen die van de onrust misbruik willen maken voor hun eigen agenda zullen op hun tellen moeten passen.
Westerse journalisten kiezen ervoor om geen verband te zien tussen de complexe evenwichtsoefening van de regering en de aanpak van activisten en advocaten die incidenten uitlokken of laten escaleren om meer en andere mensenrechten of zelfs een regimewissel te eisen.

De westerse ethiek en zijn gevolgen

Hier komt ook de dimensie van de buitenlandse inmenging om de hoek kijken. Het Westen heeft een lange staat van dienst in onverantwoordelijke opstellingen tegenover spanningen, acties en burgeroorlogen. Altijd weer kiest het voor een van de partijen, natuurlijk die welke het meeste perspectief biedt op een vruchtbare samenwerking. Die personen of organisaties worden onveranderlijk voorgesteld als de hoop voor democratie en vrijheid, de keus voor hun als principieel of ethisch. Slechts een enkeling onder de opiniemakers geeft toe dat de westerse keuzes helemaal niet zo ethisch zijn want dat ze juist veel mensenlevens kosten. Wat voor rampen eruit voortvloeien, vernemen we elke dag weer in het nieuws over wat hier het Midden-Oosten heet en in China de wat correctere naam West-Azië krijgt. Het hoeft echt niemand te verwonderen dat de Chinese regering al diegenen wil kortwieken die dromen van een kleuren- of jasmijnrevolutie voor het eigen land en daarvoor steun zoeken of aannemen uit het Westen. De alertheid van Beijing voor buitenlandse inmenging komt niet voort uit paranoia, veeleer uit een juiste inschatting van de westerse oprechtheid. Massa’s voorbeelden laten zien dat het Westen eigenlijk alleen samenwerking zoekt met China omdat het dat land economisch nodig heeft, maar dat het China zal dwarszitten wanneer en zodra het kan.

… en de karavaan trekt verder

Logo van het OBOR initiative van de Univ. van Oxford

Logo van het OBOR initiative van de Univ. van Oxford


In oktober 2014 nam het Centraal Comité van de Communistische Partij van China het besluit om tegen 2020 ‘een socialistische rechtsstaat met Chinese kenmerken’ te realiseren. De ontwikkelingen van recht, informatisering van de procesvoering, juridische onderbouwing van wetgeving en politiek, transparantie, toegankelijkheid van het gerecht gaan gestaag verder. Niet alleen apolitieke, ‘niet-bedreigende’ kwesties worden steeds correcter behandeld, maar ook zaken met een politiek element waar belangentegenstellingen spelen, zoals milieuzaken. Ook hier is er een internationale dimensie: de China Law Society, het verbond van de Chinese juristen, besloot in juni te gaan werken op de rechtskundige onderbouwing van de handelsrelaties in het project ‘One Belt, One Road’ (OBOR), de nieuwe Zijderoutes. Aan de Universiteit van Oxford werken Britse en Chinese juristen samen in een ‘Onderzoeksgroep OBOR’ aan thema’s zoals internationale handel, financiën, investeringen, transport, conflictoplossing.
De socialistische rechtsstaat en de economische en sociale ontwikkeling zijn volgens de Chinese leiders nauw met elkaar verbonden. Het lijkt een garantie dat China op weg is naar een rechtvaardiger samenleving waar iedereen gelijk is voor de wet.
 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *