Dit is een samenvatting van een artikel van professor Barry Sautman, Hong Kong University of Science & Technology en professor Yan Hairong, Hong Kong Polytechnic University over de lokale verankering van Chinese bedrijven in Afrika.
Een in het Westen veel gehoorde opmerking over de Chinese rol in Afrika is dat Chinese firma’s al hun arbeidskrachten meebrengen en geen lokaal personeel aanwerven. Zelfs president Obama bracht het argument naar voor op de VS-Afrika top in 2014 en zowel vicepresident Biden als buitenlandminister Kerry hernam het meer expliciet. Afrikaanse leiders zien lokaal gevestigde buitenlandse bedrijven als een noodzaak voor ontwikkeling. Voor geschoolde Afrikanen betekenen ze carrièremogelijkheden en voor ngo’s zijn ze de sleutel tot betere arbeidsverhoudingen en meer corporate social responsibility.
Maar wat leren de data over de mate van lokale vesltiging van Chinese bedrijven?
Feiten
Uit de database die Sautman verzamelde over 400 bedrijven in 40 Afrikaanse landen blijkt dat Chinese bedrijven in Afrika gemiddeld meer dan 80% lokaal personeel tewerk stellen. Voor de kaders ligt dit percentage echter veel lager. Er is wel verschil van land tot land. In Angola en Algerije ligt het aantal lokale personeelsleden lager, in Angola wegens gebrek aan geschoold personeel, en in Algerije omdat geschoold personeel naar Europa uitwijkt. In landen als Zuid-Afrika en Zimbabwe ligt het aandeel lokale arbeiders heel hoog.
(In een eigen interview met een Chinese bedrijfsleider die recentelijk bij bouwprojecten in Angola, Namibië en Zuid-Afrika betrokken was sprake van de helft lokaal personeel. Lokaal personeel kost slechts 20% van de totale loonkosten van een expat als Chinese arbeidskracht. Maar geschikt lokaal personeel is niet altijd te vinden; nvdr)
Mijnbouw, fabrieken en bouwwerven hebben meestal 80 tot 95% lokaal personeel. Op bouwwerven zien we soms (veel) meer Chinezen omdat er ter plaatse onvoldoende geschoold personeel is of omdat de plaatselijke overheid korte uitvoeringstermijnen oplegt. Het kleinste aantal lokale arbeidskrachten vinden we in de telecomsector bij het privébedrijf Huawei en het staatsbedrijf ZTE. Ondanks het ernstige tekort aan lokale ingenieurs en geschoolde technici vinden we hier toch nog 50-66% lokaal personeel. Bijna elke Chinese manager in Afrika die de auteurs interviewden erkende de voordelen van lokalisatie: lagere loonkosten, betere relaties met de overheid, meer kennis van de lokale omstandigheden. Die wegen op tegen nadelen zoals minder strikte controle, minder gespecialiseerde ervaring en langzamer werkritme. Recentelijk hebben enkele grote Chinese bedrijven tot 99% lokalisatie van het personeel bereikt, bijvoorbeeld Kiluwa Mining Group en China Africa Agricultural Investment Co. In Tanzania Sino-Steel filialen in Zuid-Afrika en Zimbabwe, Akosombo Textiles in Ghana, Beijing Geophysical Prospecting in Nigeria en Jinchuan in Zambia. Lokalisatie neemt toe naargelang het bedrijf langer in Afrika aanwezig is.
Mythen
De Afrikaanse elites die vooral uit zijn op managementfuncties durven de aanwezigheid van lokaal personeel wel eens te onderschatten, en de media scheppen stereotypen; één stereotype is dat in Chinese firma’s geen Afrikanen werken en de Westerse firma’s er vol mee zitten. Uit de datavergelijking blijkt echter dat Chinese bedrijven die een aantal jaren actief zijn in Afrika in verhouding niet minder Afrikanen te werk stellen dan Westerse bedrijven. Een ander stereotiep beeld is dat Chinese bedrijven op etnische grond Chinezen van Afrikanen gescheiden willen houden, of met Chinezen werken omdat de Chinese regering het overschot aan Chinese arbeidskrachten in Afrika wil dumpen. In realiteit leven Chinezen van kleine en middelgrote bedrijven veel meer samen met Afrikanen dan Westerlingen, en leren ze ook sneller de lokale taal. Chinezen die voor staatsbedrijven in Afrika werken zijn maar met enkele tienduizenden, een relatief klein aantal indien China inderdaad overtollige arbeidskrachten zou willen dumpen. De grootste aantallen Chinezen in Afrika zijn zelfstandigen en bedrijfjes die op eigen houtje, zonder aanmoediging van de regering migreren.
Van mythe naar strategie
Uit die basisgegevens distilleren de auteurs enkele aanbevelingen:
1. Om Chinese bedrijven aan te moedigen nog meer te lokaliseren (meer lokaal personeel, lokale leveranciers en onderaannemers, meer begrip voor lokale zeden, ) zouden de Afrikaanse verantwoordelijken er goed aan doen niet langer negatieve mythen over de Chinezen te verspreiden. Zeker anti-Chinese propaganda door lokale oppositiepartijen moet weerlegd worden. Afrikanen moeten op een realistische manier met de Chinezen praten over het scheppen van banen. Er kan ook meer gedaan worden op het vlak van gemeenschappelijke Afrikaanse wettelijke verplichtingen tot lokalisatie.
2. Afrikaanse regeringen moeten ook meer bewust worden van de voordelen van de combinatie van zakendoen en politiek in de Chinese staatsbedrijven. Een typisch voorbeeld: tijdens de crisis van 2008-9 vluchtten Westerse mijnbedrijven uit Zambia, ze sloten hun mijnen en zetten het personeel op straat. Het Chinese staatsbedrijf China Non-ferrous Metal Mining Group (CNMC) kreeg echter opdracht niemand te ontslaan, de investeringen niet te verminderen en uitbreidingsplannen niet in de lade te stoppen; CNMC kocht zelf een door Zwitsers verlaten mijn op, riep het ontslagen personeel terug en wierf er nog duizend extra aan om een nieuwe ader aan te boren. Dat was een Chinees antwoord op de anti-Chinese propaganda van de Zambiaanse oppositie. Toen die in 2011 aan de macht kwam borg ze dan ook haar anti-Chinese standpunten op. Afrikaanse regeringen zouden met de Chinese regering kunnen samenwerken om de politiek van CNMC te veralgemenen bij alle grote Chinese bedrijven in Afrika.
3. Afrikaanse leiders kunnen ook Chinese bedrijven aantrekken die willen investeren in arbeidsintensieve sectoren. Nu al leveren de Chinezen de grootste bijdrage aan de industrialisering van Afrika, door er de infrastructuur voor te bouwen. De Chinese staat houdt nog steeds een grote controle over Chinese investeringen in het buitenland. De Afrikaanse landen kunnen -liefst gezamenlijk- met de Chinese overheid onderhandelen zodat die haar investeringspolitiek voor Afrika richt op de ontwikkeling van industrie en diensten.
4. Tenslotte kunnen Afrikaanse overheden ook striktere arbeidsnormen invoeren en daardoor betere marktvoorwaarden voor de expansie van bedrijven creëren. In het Westen worden Chinezen voorgesteld als superuitbuiters. Uit de feiten blijkt dat Chinese firma’s in sommige aspecten slechter zijn dan Westerse, in de meeste gevallen gelijkaardig handelen als de Westerse, en in een aantal gevallen beter zijn dan de andere buitenlandse investeerders. Ook op dit gebied kunnen Afrikaanse en Chinese leiders samen een visie op termijn ontwikkelen. Dat zou situaties kunnen vermijden zoals die van het privébedrijf Sucoma op Madagaskar. In 2014 vonden in dit bedrijf grote rellen plaats, gedeeltelijk wegens de lage lonen, nauwelijks een dollar per dag. Toch beweert Sucoma dat het 10.000 banen geschapen heeft, waarvan slechts 90 voor Chinezen.
Bron: Thought leadership brief 2015