Met zijn 670 miljoen internetgebruikers is China de grootste en snelst groeiende markt van ICT-consumenten in de wereld. Toch zouden ze volgens sommigen niet echt staan te juichen daar achter de Great Firewall. Wat denkt China zelf?
Dit is deel 2 van een opiniestuk waarin ChinaSquare redacteur D. Nimmegeers zich afvraagt of internet niet juist het beste in het ‘Chinese socialisme’ naar boven haalt. Deel 1 werd op 13 januari geplaatst.
Enorm succes, technologisch en economisch gezien
Chinese onderzoekers, technici, ondernemers en ambtenaren werken verder aan the Internet of Things, smart cities, big data, e-health, gaming en clouddiensten. Zij hebben ervoor gezorgd dat China op technologisch vlak niet langer kopieert maar nu zelf innoveert. Chinese elektronicabedrijven maken zich klaar om te concurreren met de wereldtop: Huawei, Lenovo, Xiaomi en ZTE staan in de mondiale top tien van de merken mobiele telefoons. Xiaomi heeft bijvoorbeeld slim gebruikgemaakt van de gigantische markten voor smartphones die China en India gecombineerd opleveren.
In december 2015 bracht China Daily Asia een helder overzicht met grafieken, successen en mijlpalen in de geschiedenis van de Chinese informatietechnologie en een top tien van Chinese internetbedrijven. Het geeft een beeld van de toename in het aantal domeinen, websites, internetgebruikers, van de groeiende penetratiegraad en het is een gepopulariseerde versie van het soort informatie dat de China Internet Network Information Center (CNNIC) regelmatig bijhoudt en biedt. Het beeld wordt bevestigd door websites zoals het Singaporese China Internet Watch en Alexa.com (voor internetanalyses, van Amazon).
De waarde van de ICT-branche van China wordt geschat op 433 miljard euro en de sector heeft een jaarlijks groeitempo van 7%: het gaat er sneller dan in welk ander land ook. In 2014 schrijven onderzoekers van McKinsey Global Institute dat internet de economie van China tot 2025 jaarlijks zal laten groeien met 0,3 tot 1%, zodat het in dat jaar tot 22% zal bijdragen aan het bruto binnenlands product. (1) In 2015 lezen we bij McKinsey: ‘tot voor kort waren de consumenten de motor van de Chinese interneteconomie, maar het bedrijfsleven neemt die functie nu over en zoekt meer en meer aansluiting bij de digitale evolutie … van internet mag gehoopt worden dat het nieuwe economische activiteiten zal voortbrengen op basis van productiviteit, innovatie en meer consumptie’. Die hoop maakt een goede kans in vervulling te gaan: Tencent, Baidu en Xiaomi hebben plannen ontvouwd voor online ziekenhuizen, intelligente tools voor het dagelijkse leven en virtuele realiteit en Alibaba, Baidu en Tencent hebben bekendgemaakt dat ze zullen samenwerken om de ‘Internet Plus’ strategie van de Chinese regering te promoten.
Uitdagingen en uitgestoken handen
Tegenover de successen staat dat de grootste internetbedrijven in China zelf – Baidu, Alibaba en Tencent – vooralsnog een matige impact hebben op de wereldmarkt. Er wordt wel aan gewerkt: Tencent wil zijn berichten-app WeChat mondiaal laten doorbreken. De drie Chinese internetgiganten kopen bedrijven in de VS. Baidu heeft nu een Braziliaanse en een Japanse zoekmachine. Er zijn meer uitdagingen. Het aandeel van China in de wereldwijde ICT komt maar op 13%, dat is een derde plaats na de VS en de EU. De Chinese bevolking maakt 18,8% van de wereldbevolking uit, die van de VS maar 4,42%. Desondanks is het Amerikaanse internet goed voor 32% van de sector in de hele wereld.
Nog een prikkel: de ICT-branche van de EU is meer dan 516 miljard euro waard, 83 miljard meer dan die van China (zie boven). Europese ondernemers zijn zeker geïnteresseerd in een samenwerking op dit terrein waar de beide partners voordeel van kunnen hebben. Europese geavanceerde diensten en IT-toepassingen zouden een aanvulling betekenen voor de sterke Chinese productie van telecomapparatuur, consumentenelektronica en elektronische componenten, redeneren ze bij de lobby ChinaEU. Die groep reageert enthousiast op de overeenkomst die de EU in september 2015 met China heeft gesloten voor synergie in de ontwikkeling van 5G-communicatienetwerken. ChinaEU is uiteindelijk voor een Single Digital Silk Road Cyberspace, een transcontinentale digitale eenheidsmarkt van Europa tot China, m.a.w. een markt voor bijna twee miljard consumenten.
Ook naar andere continenten richt China zich en dan vooral naar landen die een min of meer geslaagde ontwikkeling doormaken. Meestal gaat het om een proces in twee richtingen: van elkaar leren en elkaars activiteiten complementeren. Hiervan zijn talloze voorbeelden. Baidu is al actief in Japan en werkt aan een Thaise en Arabische zoekmachine, met gebruikerspanels in Thailand en Egypte. Baidu en Samsung werken nauw samen. Robin Li van Baidu, was dan ook een van de 250 Chinese zakenmensen die Xi Jinping in 2014 vergezelden bij een staatsbezoek aan Zuid-Korea. Tencent lanceert WeChat in Afrika, India, de Arabische wereld, Latijns-Amerika. Het Russische Kaspersky Lab, een gigant voor software security, heeft een overeenkomst tot samenwerking met China Cyber Security Company. Huang Rihan, een onderzoeker van de Huaqiao University in Fujian, ziet in de grensoverschrijdende aanleg van glasvezelkabels een kans om de communicatie te verbeteren tussen de landen die kiezen voor OBOR (One Belt, One Road, de Nieuwe Zijderoutes).
De World Internet Conference (WIC) in december 2015, heeft geleid tot de oprichting van een comité dat China advies zal geven bij de organisatie van de volgende internetconferentie en bij de verdere ontwikkeling van zijn internet. Prominenten uit China zelf en uit het buitenland zullen erin zetelen. Het duovoorzitterschap ervan wordt waargenomen door Jack Ma, de oprichter van internetgigant Alibaba en Fadi Chehade, voorzitter en CEO van de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN).
Ambities
Het valt moeilijk te ontkennen: in cyberspace continueert China met verve zijn beleid van openheid naar de wereld en is bereid en gretig om te leren van andere landen, en andere ontwikkelingslanden – op een respectvolle manier – te helpen. China vindt dat het nu klaar is om een rol te spelen in de wereldgemeenschap van internet en koestert die ambitie inderdaad. President Xi Jinping had het in zijn speech voor de WIC over de noodzaak om ‘een mondiale cyber-infrastructuur te bouwen zodat meer ontwikkelingslanden en hun bevolkingen kunnen delen in de ontwikkelingskansen die internet creëert‘. Xi zei ook dat het Chinese internet zorgt voor een grote markt voor zaken en starters in alle landen. Daarbij zal er volgens hem niets veranderen aan ‘de bescherming van de rechten die ondernemingen met buitenlandse investeringen hebben. Zo lang ze de wetten van China respecteren zijn bedrijven en ondernemers van over heel de wereld hartelijk welkom.’
Het officiële persbureau schrijft, niet zonder reden: ‘sinds China toegang heeft tot internet is het land fundamenteel en onherroepelijk veranderd, maar niet in de zin die sommige westerse critici hadden verwacht. In plaats van de ineenstorting die bepaalde personen hadden voorspeld, heeft internet China iets anders gebracht. Het land staat commercieel gezien stevig in zijn schoenen en innoveert, ook al is er nog steeds regulering en toezicht.’
Regulering (a.k.a. censuur)
Er zijn waarnemers en activisten die zich vanuit een soort fundamentalisme van de vrije meningsuiting louter concentreren op de werking van de censuur. Zij pluizen uit hoe die computertechnisch, door censoren en door middel van zelfcensuur bij online gebruikers en bedrijven in elkaar zit en welke manieren er bestaan om dat alles te omzeilen. Die critici vinden het zelfs onacceptabel dat de Chinese regering o.a. met spindoctors een positieve inbreng op het forum wil hebben.
Sommige willen de discussie aangaan. Fred Sengers, publicist over China in verschillende Nederlandse media, schrijft in Elsevier naar aanleiding van de WIC: ‘Ik denk dat volgend jaar juist zoveel mogelijk regeringen en bedrijven … moeten gaan. Niet om klakkeloos de cynische mening van president Xi aan te horen … Maar om daar andere meningen tegenover te zetten’. De Zuid-Afrikaan Jeremy Goldkorn is de oprichter van Danwei.com dat sinds 2003 vanuit Beijing zelf media en internet in China volgt. Hij bekritiseerde tijdens de WIC in de Huffington Post het door China gehanteerde en gelanceerde begrip cybersoevereiniteit, waarover hij al had geschreven in The China Yearbook 2014 van het Australian Centre on China in the World.
Mensen zoals Sengers en Goldkorn stellen de Chinese censuur aan de kaak en zijn verontwaardigd over het vervolgen van online activisten. Zij keuren het af als de Chinese overheid westerse nieuwssites blokkeert en webdiensten zoals Google, Facebook en Twitter geen toegang geeft tot China. Zij hebben veel belangstelling voor het parcours van Jack Ma, de oprichter van internetbedrijf Alibaba en alle zijtakken daarvan. Ze zien hoe hij in korte tijd de rijkste man van China is geworden en bewonderen zijn beursgang. Goldkorn stelt vast dat Ma en zijn concurrenten van de andere internetgiganten, de BAT’s (Baidu, Alibaba, Tencent) ‘aandelen bezitten waarvan de waarde hoog blijft ook in perioden van economische instabiliteit’.
De oprichter van Danwei.com vraagt zich af ‘hoe de visie van Jack Ma … die de online wereld verandert’ kan (blijven) samen bestaan met ‘de dromen van Xi Jinping’ … die zich volgens hem ‘vooral toelegt op het meedogenloze werk van veiligheid en handhaving van de stabiliteit’. Met een dergelijk referentiekader hoeft het niemand te verwonderen dat er een markt bestaat voor de complottheorie die de Wall Street Journal in de wereld heeft gebracht en die Amnesty International verder uitdraagt: het plan van de Chinese, Iraanse en andere autoritaire regeringen om ‘het Web niet alleen in hun eigen land te censureren, maar in de hele wereld’ (2).
Sengers en Goldkorn constateren dat westerse hightechbedrijven moeilijk om het Chinese internet heen kunnen en dat hun klanten de Chinese markt op willen, omdat ze daar één op de vier online consumenten in de wereld vinden. Zij betreuren dat, maar achten het mogelijk en noodzakelijk om zakendoen te combineren met eisen stellen aan de Chinese overheid. Een van hun argumenten, ook gehanteerd door Amerikaanse politici zoals Hilary Clinton, is dat China zelf zijn (economische) ontwikkeling in gevaar brengt door de ‘vrije stroom van online informatie’ op gezette tijden af te sluiten.
Wat denkt China?
Het Europese onderzoeksinstituut Asia Centre (3), staat meer open voor het geluid dat (ook kritische) analisten uit China zelf laten horen. In juni 2014 had China Analysis, het online magazine van Asia Centre een dossier met de titel China’s Expanding Cyberspace. Daarin staat dat er in China een beeld is ontstaan van een wereldwijde digitale concurrentie tussen drie partijen, de dominante VS, de ontwikkelde landen die bondgenoten en tegelijk ook rivalen zijn van de VS en de landen in ontwikkeling en in opkomst. Ongelijke machtsverhoudingen leiden tot een ideeënstrijd over de invulling van de cyberbeveiliging tegen economische spionage, terrorisme, hackers. China moet bondgenoten zoeken voor een systeem dat internet beheert op basis van wederzijds respect en vertrouwen en het moet meer zijn soft power ontwikkelen dan zijn wapens voor cyberoorlogvoering. Ook Xi Jinping zelf beseft het belang van internetveiligheid. Voor hem, en dat is ook het regeringsstandpunt, zijn cybersecurity en informatiemanagement, zoals de ‘twee vleugels van een vogel’. China’s Expanding Cyberspace stelt voorzichtig dat China op zoek is naar evenwicht tussen de vrijheid van meningsuiting, het recht op kritiek en op een politieke inbreng (in de anti-corruptiestrijd bijvoorbeeld) enerzijds en de veiligheid van de staat of de privacy van het individu anderzijds.
De officiële media Xinhua en Global Times zijn wat dat betreft duidelijker en assertiever in hun commentaren bij recente toespraken van Xi Jinping en van Lu Wei, de directeur van de ‘Cyberspace Administration of China’, het centrale agentschap voor censuur en toezicht op het Chinese internet.
Volgens hen vindt China in de omgang tussen staten twee principes erg belangrijk: ‘soevereine gelijkheid’ en ‘cybersoevereiniteit’. Het eerste begrip betekent dat alle staten, groot en klein, hun recht op onafhankelijkheid kunnen laten gelden. ‘Soevereine gelijkheid’ is een recht dat onder andere in de artikelen 2 en 78 van het Handvest van de Verenigde Naties is opgenomen en dat volgens China ook moet gelden in cyberspace. Hier verschillen naties immers net zo goed in formaat als in de echte wereld en hier is er op dit moment nog sprake van grote machten die een informatievoorsprong hebben en ernaar streven hun hegemonie te behouden.
‘Soevereine gelijkheid’ en ‘cybersoevereiniteit’ zijn nauw met elkaar verbonden. Met het tweede begrip bedoelt de Chinese overheid dat er in cyberspace geen toezicht of hacking mag zijn op soevereine staten. Verder moet elke staat onafhankelijk zijn eigen weg kunnen kiezen om internet te ontwikkelen, te reguleren en er zijn eigen wetten op toe te passen. Dat kan niet overgelaten worden aan multinationale ondernemingen, zoals de liberale democratieën van de VS en bondgenoten voorstellen. Lu Wei brengt dat verschil in inzicht tussen het Westen en China onder woorden: ‘het beheer van internet met Chinese kenmerken is fundamenteel een bestuur op basis van onze wetten … de regering vraagt bij gelegenheid van websites en providers om posts die de wet overtreden op te sporen en te verwijderen, en ook berichten die een bedreiging vormen voor de wettige rechten van mensen en die jongeren kwaad kunnen doen’.
De socialistische wetgeving van China stelt dat het land politiek wordt geleid door de Communistische Partij en dat de integriteit van het grondgebied en de eenheid van de verschillende bevolkingsgroepen van levensbelang zijn. Al wie internet gebruikt om met oproepen tot actie of met propaganda dat systeem te ondermijnen overtreedt in de Volksrepubliek nog altijd de wet en weet dat hij zal worden teruggefloten of vervolgd. Het wezenlijke verschil mag duidelijk zijn tussen dat soort inhoud en wetenschappelijke, politieke of zakelijke inhoud die niet als onwettig wordt gezien en als ‘vrije informatiestroom’ China bereikt en op het Chinese internet rondgaat. Geen risico dus dat China deze ‘free flow of information’ zal stremmen en zo kansen misloopt. Het economische opendeurbeleid strekt zich ook over het Chinese internet uit en de verklaringen en voorstellen van Beijing over ‘soevereine gelijkheid’ en ‘cybersoevereiniteit’ laten zien dat de regering en alle stakeholders dit beseffen: China zal zijn eigen ruiten niet ingooien door te proberen zijn eigen systeem aan anderen op te leggen.
Natuurlijk maakt de staat fouten bij de internetregulering en moet China het juiste evenwicht zoeken tussen vrijheid en veiligheid. In de fase waarin de regering met uitdagingen en dilemma’s wordt geconfronteerd (reconversie van de economie, het ‘nieuwe normaal’, strijd tegen klimaatverandering en smog, het Amerikaanse beleid in de Pacific) kunnen politici en ambtenaren in de verleiding komen om informatie achter te houden en burgers de mond te snoeren. In noodsituaties (een oorlog bijvoorbeeld) kiest elke overheid voor de minste van twee kwaden, vrijheidsbeperking versus onveiligheid. Het is mogelijk dat de Chinese overheid de situaties die een dergelijke keuze nodig maken te breed definieert. De ondervinding zal telkens weer uitwijzen dat fouten contraproductief werken.
Het kan echter niet ontkend worden dat het Chinese internet over de hele lijn een uiterst geslaagd product is van de ‘bv Particulier Initiatief – Staat’. Synergie tussen privébedrijven en overheid komt ook in andere landen voor, maar in China verloopt die samenwerking onder de leiding van de CPC. Dat de meerderheid van de bevolking van de ontwikkeling van internet groot profijt heeft, is daar allicht niet vreemd aan.
(1) zie “China’s digital transformation: The Internet’s impact on productivity and growth”, als pdf op te halen van http://www.mckinsey.com
(2) De Wall Street Journal bracht deze theorie naar voren toen de VS in 2014 zijn monopolie opgaf in ICANN, dat topleveldomeinen toekent, domeinnamen toewijst en IP-nummers verdeelt. Een ‘multi-stakeholder’-groep, waarin ook regeringen vertegenwoordigers hebben zal in ICANN een nieuw systeem uitwerken. Iran en anderen zouden hebben voorgesteld om de regeringen een beslissende stem te geven in het beleid.
(3) Het Asia Centre is een initiatief van de Franse Chinakenner François Godement, de directeur van European Council on Foreign relations (ECFR). Het was Mark Leonard (What Does China Think?) die samen met 50 Europese politici deze denktank in 2007 heeft opgericht.
Bronnen: Xinhua, Global Times, SCMP, Huffington Post, www.chinaeu.eu
Nog meer bronnen (en lectuur) van verschillende kanten:
China’s Internet advances, China Daily Asia
China’s Expanding Cyberspace, (analyse van het Europese onderzoeksinstituut Asia Centre)
The Chinese Internet – Unshared Destiny, (3e hoofdstuk uit The China Yearbook 2014)
‘Unfriendly visitors not welcome,’ official defends website blocks, Global Times
China Voice: The world needs fresh rules for Internet governance, Xinhua