Even het geheugen opfrissen: op 7 september was er een botsing tussen een Chinese vissersboot en vaartuigen van de Japanse kustwacht. Het voorval gebeurde in de wateren rond een groep eilandjes die al tientallen jaren geclaimd word door China, Taiwan en Japan. De controle over de eilandjes is door de bezettingsmacht van de VS indertijd overgedragen aan Japan (tegen internationale afspraken in). Het belang van de discussie over de territoriale rechten was sterk toegenomen nadat ontdekt werd dat er in de buurt olie en gas kan worden aangetroffen. Ook voor de visvangst is het gebied interessant.
Wie is er tegen wie aangevaren? Zoals vaak het geval is met botsingen zijn er ook hier tegenstrijdige verklaringen en interpretaties. Een feit is dat Japan de kapitein en de bemanning heeft gearresteerd. De matrozen werden al snel vrijgelaten. De kapitein echter blijft aangehouden, nog zeker tot 29 september als het van het Japanse gerecht afhangt. De Japanse overheid verzekert dat er geheel volgens de wetgeving van hun land zal worden geoordeeld (voor ernstige feiten mag iemands aanhouding worden verlengd). De aanklacht? “De Chinese kapitein heeft Japanse ambtenaren gehinderd bij het uitoefenen van hun functie”. De Chinese overheid vindt nu juist dat dit en de arrestatie, die zij als een soort gijzeling ziet, de illegale aspecten van de zaak zijn. Het betekent immers dat Japan hier handelt alsof het vaststaat dat een buitenlander op zijn grondgebied een misdaad heeft begaan.
Het conflict hierover suddert flink door, met af en toe een uitbarsting. Beijing heeft de Japanse ambassadeur al een paar keer op het matje geroepen. Vertegenwoordigers van de beide betrokken regeringen leggen verontwaardigde en scherpe verklaringen af. Wen Jiaobao weigerde een gesprek hierover met Japanse regeringsvertegenwoordigers in de marge van de conferentie over de millenniumdoelstellingen. Japanse studenten, uitgenodigd op de expo in Shanghai, mochten thuis blijven, … .
Een voorlopig onopgeloste vraag is waarom de beide landen het zover laten komen. Beijing en Tokio hebben zich de afgelopen jaren allebei met redelijk succes ingespannen om de pijnlijke erfenis van de 20e eeuw achter zich te laten. De toenadering van de laatste jaren is duidelijk in beider economisch belang en dat komt nu in gevaar.
Bepaalde waarnemers spreken over het zelfbewustzijn van China dat sterk is toegenomen door de economische successen van het land. Ze herhalen de visie van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken dat de ideologie van China tegenwoordig het nationalisme zou zijn en dat de grotere uitgaven voor defensie een bedreiging kunnen vormen voor de buurlanden van de Volksrepubliek. Om drie redenen is dat zeer onwaarschijnlijk. Het consequent volhouden van de niet-inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van andere landen (en de andere principes van vreedzame coëxistentie) is sinds de jaren ’50 bij uitstek het aspect van de buitenlandse politiek waaraan alle stromingen die elkaar hebben opgevolgd in de Volksrepubliek trouw zijn gebleven. Tegen beweringen dat China een politieke en militaire supermacht wil worden, verzet Beijing zich telkens onmiddellijk en op overtuigende wijze.
China heeft wel degelijk de grootste behoefte aan een vreedzame omgeving om de economische ontwikkeling te kunnen voortzetten en de gigantische tegenstellingen (ecologisch, sociaal, etnisch) die het moet oplossen de baas te kunnen. Dat is niet alleen de officiële lijn, maar ook wat de realiteit te zien geeft.
Bovendien valt het met de meeruitgaven voor (de modernisering van) het leger erg mee en is China er de afgelopen jaren in geslaagd de territoriale meningsverschillen met buurlanden te ontmijnen. De verhouding met die buurlanden, ook met Japan en zelfs met India, evolueert in gunstige zin en dat is ook zeker de bedoeling van de regering in Beijing.
Het valt wel op dat die regering, die in internationale zaken meestal de voorkeur geef aan discrete diplomatie, zich nu vrij luid en hard uit. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat daaraan behoefte bestaat omdat de Chinese politieke wereld over twee jaar een aflossing van de wacht aan de top zal kennen. Dit wordt volop voorbereid en je kunt ervan uitgaan dat er daarbij sprake is van concurrentie tussen verschillende visies, persoonlijkheden en groepen.
Een verklaring voor de huidige schadelijke onenigheid tussen China en Japan mag natuurlijk ook in de andere richting worden gezocht. De Japanse politieke wereld kent veel beroering door een machtswissel tussen de twee grote partijen en door economische en financiële tegenstellingen binnen de huidige regeringspartij. De invloed van de media en de publieke opinie zou een grotere rol spelen in de snelle opeenvolging van aftredende kabinetten die hun werk niet lijken te kunnen afmaken. Mocht er een stroming bestaan die voordeel denkt te halen uit het provoceren van China, dan zou er inderdaad geen betere manier zijn om Beijing uit te dagen dan het vasthouden van een Chinees staatsburger om redenen die de Chinese regering wel als illegaal moet opvatten.
“De VS houdt zich voorlopig op de vlakte” wordt er nog beweerd. Maar is dat wel zo? Voortdurend bestaat er in de Amerikaanse politiek weer de neiging om China te prikkelen en aan te vallen: de affaire Google, de kwestie van de Chinese munt, de vlootoefeningen naar aanleiding van het zinken van een Zuid-Koreaanse boot en de pogingen om niet alleen Zuid-Korea en de Volksrepubliek, maar ook Vietnam en China tegen elkaar uit te spelen. Dat de VS zijn bondgenoot Japan in de Stille Oceaan nodig heeft en kan beïnvloeden, is duidelijk.
Internationale confrontatie of samenwerking? De keuze wordt wellicht bepaald door wie er in de verschillende landen zijn specifieke economische belangen het meest kan laten gelden.
Bronnen: Xinhua, Japan Probe, www.eastasiaforum.org , Wikipedia,