Chinezen en de klimaatconferentie in Durban

In Durban vindt de klimaatconferentie plaats. Om de Chinese standpunten te kunnen situeren volgt hier een studie over de klimaatproblematiek in China.

China op zoek naar duurzame ontwikkeling

China lanceerde vanaf 1978 een reeks ambitieuze hervormingen van het socialistische systeem  met als doel  de economische ontwikkeling te versnellen.  Dat kwam niet uit de lucht vallen. Tussen 1949 – de oprichting van de Volksrepubliek- en 1978 was het jaarlijks bnp per inwoner weliswaar gestegen van 40 dollar naar 200, maar daarmee bleef het nog een straatarm land. Het verschil  met  Hongkong, Taiwan, Zuid-Korea   en Japan bleef toenemen.  Economische groei werd dé superprioriteit.
De hervormingen hadden succes: In 2000 bereikte het bnp per inwoner 1.000 dollar en in 2011 wordt het  4.500 dollar, zodat China nu officieel bij de landen met laag middelmatig inkomen behoort .
De bezorgdheid voor het leefmilieu betrof aanvankelijk vooral herbebossing in strijd tegen de woestijnvorming en bodemerosie, bedreigingen waar niemand kon naast kijken. Voor de rest ging men ervan uit dat het Westerse ontwikkelingsprincipe ‘eerst vervuilen, later opruimen’ ook wel enige tijd voor China bruikbaar zou zijn.
Een  breder milieubesef begint te dagen in de jaren 90. Het Nationaal Agentschap voor de Bescherming van het Leefmilieu (NEPA) krijgt een  quasi ministerieel statuut en China ondertekent het protocol van Kyoto. Ook deze evolutie is geen toeval.  Vervuiling van bodem en water, en klimaatverandering vormen immers een toenemende bedreiging voor de voedselvoorziening van het land. Zowel qua per inwoner beschikbare landbouwgrond als qua beschikbaar zoet water zit China ver onder het gemiddelde van de wereld. Een gemiddelde Chinees moet vandaag al zijn voedsel halen uit minder dan 1000 m² landbouwgrond. Binnen de G20 is China het derde meest bedreigd door de klimaatsverandering, na India en Indonesië.  Het afsmelten van  de gletsjers en het opdrogen van de brongebieden van de Gele Stroom en de Yangtze  zorgen voor ongewone droogten.  Meer taifoens en zwaardere regenperiodes  veroorzaken overstromingen. De Gele Stroom is berucht door zijn geschiedenis van catastrofale overstromingen. Extreme weersomstandigheden zouden in 2010 naar schatting 4.800 doden gemaakt hebben en 10% van de totale graanopbrengst zou erdoor verloren zijn. Bovendien leeft een aanzienlijk deel van de bevolking in laaggelegen  kustgebieden die kwetsbaar zijn voor een verhoging van de zeespiegel,  voornamelijk langs de delta van de Yangtze waar zich ook Sjanghai bevindt.
Nadat China in januari 2002 toetreedt tot de Wereldhandelsorganisatie wordt het tenslotte versneld de ‘fabriek van de wereld’.  Industrie, toenemend gemotoriseerd verkeer en verwarming/airconditioning  van groter wordende  woningen  vervuilen de lucht , industrie en intensieve landbouw vergiftigen het water.  In de hoogste regionen beseft men dat doortastend optreden nodig is. Vanaf 2002 wordt de prioriteit verlegd van snelle economische ontwikkeling  tout court  naar ‘harmonische en wetenschappelijke ontwikkeling’. Dat betekent zowel sociale harmonie – een groter deel van de koek voor de werknemers- als  harmonie met het leefmilieu. Het betekent ook dat de Chinese wetenschappers nog nauwer  bij het uitstippelen van het beleid betrokken worden . Dit kan omdat China in tegenstelling tot ons geen machtige lobby’s van privé-bedrijven heeft die het beleid bepalen.  ‘Duurzame ontwikkeling’ wordt een strategisch objectief. NEPA lanceert zelfs een project voor een ‘groen bnp’, maar dat wordt afgevoerd wegens  teveel weerstand van lokale belangen en technische problemen.
We vinden de weerslag van de nieuwe strategie in de opeenvolgende vijfjarenplannen van de afgelopen decennia.
Het vijfjarenplan 2001-5 voorzag dat 18.2% van het land bebost moet zijn (men was onder de 10% gezakt in de jaren 60) en dat 35% van de stad groen moet zijn. De uitstoot van de belangrijkste vervuilers (zoals zwaveldioxide) moet met 10% dalen. De verwezenlijking van het plan gebeurt door rechtstreekse en onrechtstreekse staatsinterventie. Overheidsorganen en staatsbedrijven krijgen instructies, de privésector  wordt  gestuurd via reglementen, subsidies of boeten.
Het vijfjarenplan 2005-10 ging een grote stap verder en stelde voor het eerst becijferde klimaateisen: de gebruikte energie per eenheid bnp moest met 20% naar beneden (en men haalde uiteindelijk 19.2%). Verder moest er  30% minder water gebruikt worden per eenheid toegevoegde waarde in de industrie (men haalde 35%). De belangrijkste vervuilers moesten opnieuw met minstens 10% dalen (zo haalde men 14% minder COD, een maatstaf  voor watervervuiling). Het bosareaal moest nog een 1.8% meer van het land bedekken, en de irrigatie moest efficiënter van 45 naar 50%. Tijdens dit vijfjarenplan bedroeg de gemiddelde groei van het bnp 11,2% per jaar, terwijl het energieverbruik slechts 6,6% per jaar toenam. In deze periode werden 17,3 miljard ton broeikasgassen minder uitgestoten dan in een scenario ‘business as usual’ en daarmee droeg China van alle landen het meeste bij aan de strijd tegen de opwarming.
Het vijfjarenplan 2011-15 voorziet nog meer klimaatmaatregelen: een nieuwe daling van de gebruikte energie per eenheid bnp met 16%, terwijl de CO2 uitstoot per eenheid bnp met 17% moet dalen. De energie uit niet-fossiele bronnen moet stijgen van 8.3% naar 11.4% om in het plan 2015-20 naar 15% te kunnen evolueren. Het watergebruik in de industrie moet nog eens met 30% per eenheid toegevoegde waarde naar beneden en de bosbedekking moet naar 21,5%.  De ‘milieusector’ gaat deel uitmaken van de zeven nationale ‘strategische sectoren’  en krijgt veel staatsgeld voor onderzoek en ontwikkeling. Zo worden cijfers genoemd van 5.000 miljard yuan (1 euro = 8,5 yuan) investeringen in leefmilieu, 4.000 miljard voor de uitbouw van een ‘slim’ energienetwerk , en 3.000 miljard voor hernieuwbare energiebronnen.
Experts gaan ervan uit dat deze doelstellingen bij de huidige stand van de Chinese technologie ambitieus zijn en dat het knokken wordt om ze te realiseren. Er moet daarbij worden opgemerkt dat de vermindering van het  energieverbruik relatief is, namelijk per eenheid bnp.  Indien het bnp zoals nu blijft stijgen met 8-10% per jaar dan blijven het totale energieverbruik en de totale uitstoot nog toenemen.  Wanneer zal de totale uitstoot pieken?  Naargelang  het scenario ergens tussen 2030 en 2040. In 2008 stootte China per inwoner zowat 5.3 ton CO2 uit, België  9.9 ton, de VS 17.5 ton. In 2010 bedroeg het totale Chinese energieverbruik 3.250 miljoen ton steenkoolequivalent. Schattingen gaan tot een piek van 6.000 miljoen ton in 2040. 75% van de primaire energie is steenkool, de enige fossiele energiebron waarvan China een grote reserve heeft. Het geïnstalleerde elektriciteitsvermogen bedraagt 1.000 gigawatt in 2010 en zou kunnen pieken op 3.000 gigawatt in 2040. 80% van de elektriciteit wordt met steenkool gegenereerd. En zowat 90% van de energiesector is staatseigendom.
De speerpunten van het huidige beleid in de industrie  zijn  integrale recyclage, en minder energieverbruik per eenheid bnp.
Voor transport mikt China op een forse uitbreiding van het openbaar vervoer, met de bouw van 35.000 km hsl, nieuwe spoorlijnen voor goederenvervoer, uitgebouwde metro’s in alle grote steden, meer en schone bussen. Voor de gemotoriseerde voertuigen volgt het de Europese normen voor de uitstoot van dichtbij. Maar voor de toekomst kiest men resoluut voor  elektrische of hybride voertuigen. De regering heeft 100 miljard gepland voor de ontwikkeling daarvan.
De Chinese gebouwen zijn nog steeds energieverslinders. Slechts 5% van de woningen zou al energiezuinig zijn. Hier liggen gemakkelijke winsten door meer isolatie, beter glas enz. Men kiest  resoluut voor hoogbouw die energiezuiniger is dan laagbouw, voor collectieve verwarming per wijk, voor zonneboilers op de daken, voor koken op aardgas in de steden en  voor gebruik van biomassa op het platteland.
Voor de elektriciteitsproductie is het objectief minder koolstof per geproduceerde eenheid. In 2010  zijn 320 miljard investeringen in hernieuwbare energie aangekondigd. Tegen 2040 moet meer dan de helft van de elektriciteit  uit niet-fossiele bronnen komen. Concreet betekent dit dat China alle opties voor elektriciteitsproductie met minder uitstoot op dit moment openlaat en wil uittesten.
Vermits de meerderheid van de beschikbare primaire energie nu en minstens nog enkele tientallen jaren uit steenkool bestaat is het zaak die zo efficiënt en schoon mogelijk te gebruiken. Daarom bouwt men nu alleen nog ultra-efficiënte steenkoolcentrales (beter dan  Japan) en stelt men strenge eisen aan de rookzuivering (strenger dan de VS). Van de nieuwste nitraatnomen wordt gezegd dat ze de producenten in 2012  100 miljard zouden kosten. Waar mogelijk wordt aan warmtekrachtkoppeling gedaan. China loopt ook aan de spits voor nieuwe technieken . Er worden nu in China proefcentrales op ware grootte gebouwd waarbij  steenkool ondergronds vloeibaar of gasvormig gemaakt wordt, en de uitgestoten CO2 opgevangen en terug ondergronds opgeslagen wordt. China werkt daarvoor samen met zowel de VS  als de EU (Polen) die wel goede technologie hebben maar niet bereid zijn grootschalige proefprojecten te betalen.
Waterkracht is vandaag met 63 GW geïnstalleerd vermogen de belangrijkste niet-fossiele bron van elektriciteit. Dat moet tegen 2015 naar 83 GW evolueren.  China heeft nog  enorme mogelijkheden op dit gebied. De bouw van stuwdammen in grotendeels ongerepte gebieden botst sinds een aantal jaren echter met milieuoverwegingen. De eisen qua milieueffectrapporten worden strenger en in het afgelopen vijfjarenplan kon slechts een derde van de voorziene projecten afgewerkt worden. Recentelijk kregen echter verschillende nieuwe projecten toch  groen licht, ondermeer op de bovenloop van de Yangtze en op de Mekong.
Qua kernenergie staat China  met 11 gigawatt, d.w.z.  1% van zijn totale productiecapaciteit en nauwelijks meer dan België, nog nergens. Er is echter besloten deze route niet af te sluiten en de regering voorziet dat tegen 2020 3-4 % van de totale elektriciteitsproductie van kernenergie zal komen. Dat betekent 80-100 gigawatt geïnstalleerd vermogen en maakt dat China de volgende tien jaren meer nieuwe centrales zal bouwen  dan alle andere landen samen. Na de ramp in Fukushima werd een moratorium ingesteld op de bouw van kerncentrales en werden de reeds bestaande aan een veiligheidsanalyse onderworpen; na vier maand kregen de bestaande centrales en deze in opbouw het groene licht. Projecten waarvan de bouw nog niet is gestart worden nog verder tegengehouden; men zou zich vooral zorgen maken over de locaties van de projecten.  Verwacht wordt  dat het streefdoel voor 2015, vijftig gigawatt, nog haalbaar is maar het plan voor 2020 wordt waarschijnlijk naar beneden bijgesteld. China heeft kerntechnologie van alle leveranciers in de wereld ingevoerd en heeft intussen ook zijn eigen technologie ontwikkeld. Verder zijn er pilootprojecten voor wervelbed technologie en een thoriumreactor  die veiliger zijn dan een klassieke kernreactor. Er is ook een pilootproject voor een snelle kweekreactor, die minder uranium vereist maar het gevaarlijke plutonium produceert (in Duitsland en Frankrijk werd die technologie na massaal protest in de jaren 80 stopgezet).
Voor windenergie is China reeds nummer één in de wereld. Voor deze energie zijn 100 miljard subsidies voorzien en het plan is tegen 2015  waterkracht voorbij te steken en 100 gigwatt te hebben.  Binnen-Mongolië, Tibet en offshore parken kunnen theoretisch ruimschoots voldoende elektriciteit voor heel China leveren. Ze liggen echter ver van de verbruikers. Daarom bouwt China een langeafstandsnet  op 800 kV gelijkstroom uit, een unicum in de wereld. Siemens realiseert er projecten waar ze in Duitsland niet kunnen van dromen.  Tegen 2040 zou windkracht 1.000 GW kunnen leveren, een derde van het piektotaal. Windenergie botst in China op problemen van lage technologie (bijv. snelle slijtage door woestijnzand) en versnippering van de constructeurs. De overheid streeft naar een consolidatie van de sector.
China is de grootste producent van zonnecellen, maar die zijn vooral bestemd voor de uitvoer. Er is een probleem van versnippering van de producenten en energie- en milieuonvriendelijke productie. Ook hier stuurt de overheid aan op een consolidatie in enkele sterke milieuvriendelijke bedrijven. Het geïnstalleerd vermogen is in China echter nog laag, slechts 2% van het wereldtotaal. De Chinese overheid is hier voorzichtig en wacht op een rijpere technologie. Tegen 2015 moet 15 gigawatt geïnstalleerd zijn. In tegenstelling tot bij ons zal dat vooral gebeuren in gecentraliseerde zonnecentrales. Daarvoor heeft China plaats in woestijngebieden. Ook buitenlandse investeerders met een goede technologie nemen eraan deel.
Een laatste belangrijke vorm van hernieuwbare energie is biomassa die men promoot op het platteland.  Tegen 2015 moet die instaan voor 13 gigawatt. Men geeft onder meer subsidies aan huishoudens voor de aanleg van putten om  menselijke en dierlijke uitwerpselen te vergisten tot methaangas. China heeft ook proefnemingen uitgevoerd met biobrandstoffen uit graangewassen, doch dat bleek teveel concurrentie voor de voedselvoorziening op te leveren. Tegenwoordig wordt onderzoek gedaan naar het aanplanten van struikgewassen voor biobrandstoffen op overigens onvruchtbare bodems.
Tenslotte volgt China ook de ontwikkelingen op het gebied van schalieolie en schaliegas. Canada heeft zeer grote voorraden en vooral de VS rekenen daarop om hun afhankelijkheid van olie uit het Midden-Oosten te verminderen. Chinese staatsbedrijven kregen een voet tussen de deur door enkele Canadese bedrijven in moeilijkheden op te kopen.  Met technologische steun van een Amerikaans bedrijf is in de provincie Sichuan een pilootproject voor boringen naar schaliegas opgestart.
Op internationale fora vormt China front met de andere BASIC landen (Brazilië, Zuid-Afrika en India). Het benadrukt de historische schuld van de ontwikkelde wereld.  Hun cumulatieve uitstoot sinds 1800 (broeikasgassen blijven ongeveer 200 jaar in de atmosfeer)  bedraagt tussen 80 en 90% van het totaal (zie diagram). Concreet betekent dit dat ontwikkelingslanden nog ruimte moeten krijgen om zich te ontwikkelen,  en dat die toegenomen uitstoot door de ontwikkelde landen moet uitgespaard worden. De ontwikkelde wereld moet dus onverwijld naar verminderingen van 80 tot 90%, terwijl de ontwikkelingslanden nu wel relatieve, maar nog  geen absolute verminderingen kunnen aanvaarden. Verder bezit de ontwikkelde wereld de meest gevorderde technologie om het klimaat te beschermen. Indien ze eerlijk zijn in hun bezorgdheid dan moeten ze die gratis of goedkoop ter beschikking stellen van de ontwikkelingslanden. De ontwikkelde wereld moet bovendien de kwetsbare ontwikkelingslanden compenseren voor de schade die ze zullen lijden door de klimaatsverandering. China verwelkomt de stappen die in die richting gezet zijn in Kopenhagen en Cancun en vraagt dat de ontwikkelde landen hun beloften zouden nakomen (België doet dat niet tot nu toe). Het verwerpt ook dat de ontwikkelde landen – de VS op kop- voorwaarden aan de hulp willen verbinden en zo hun controle over de ontwikkelingslanden proberen te versterken. China pleit ervoor het Kyoto-protocol, dat deze drie principes onderschrijft te verlengen met een tweede fase. Het komt daarmee in botsing met de ontwikkelde landen zoals de VS en Japan, maar ook Rusland, Australië en Canada die zonder de hinderlijke principes van Kyoto een voor hen gunstig nieuw verdrag willen onderhandelen. China hoopte tevergeefs dat de EU een voortrekkersrol zou spelen.

1 comment for “Chinezen en de klimaatconferentie in Durban

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *