China Vandaag 1/01/2001
China telt op de 1,2 miljard inwoners een 100 miljoen gelovigen en 300.000 geestelijken. Hoewel er godsdienstvrijheid is, moeten de kerken zich registreren bij de “Bureaus voor godsdienstzaken” op de diverse niveaus. De Chinezen zien dit niet op de eerste plaats als een middel tot controle, maar eerder als een basis waarop de rechthebbenden zich van een officiële ondersteuning kunnen voorzien.
Sedert 1949 staat gestipuleerd dat de Chinezen van de vrijheid van godsdienst genieten, een recht dat nadien door de grondwet werd overgenomen. De versie uit 1982 vermeldt dat geen enkel orgaan, collectiviteit of individu iemand mag dwingen een religie aan te hangen of ze niet te praktiseren. Discriminatie ten opzichte van gelovigen of ongelovigen is uit den boze. De staat beschermt “normale” godsdienstige activiteiten, maar tezelfdertijd wordt er aan toegevoegd dat de religies niet misbruikt mogen worden om de openbare orde of het onderwijssysteem te verstoren, noch om de gezondheid van de burgers aan te tasten. Naast de grondwet bevatten nog een reeks andere wetten anti-discriminatiemaatregelen.
In de praktijk komt de uitoefening van het recht op godsdienstvrijheid neer op een reeks rechten én plichten. Vooreerst is er het recht dat de 30.000 bedienaars van de eredienst hun functie kunnen uitoefenen onder het leiderschap van de religieuze organisaties. Ten tweede is een belangrijke materiële voorwaarde het ter beschikking stellen van momenteel een 85.000 plaatsen voor de cultus. De “Bureaus voor Religieuze Zaken” op het kantonniveau hebben zich na de “Culturele Revolutie” vooral bezig gehouden met het teruggeven van het vastgoed dat voordien toebehoorde aan de religieuze organisaties, aan hun rechtmatige eigenaars. Dit was geen makkelijke taak want voor de scholen, fabrieken en kantoren die de plaatsen ondertussen hadden bezet, moesten andere locaties gevonden. Ten derde heeft elke godsdienst haar nationale en lokale organisaties en dit zowel bij het Daoisme, Boeddhisme, de Islam, de patriottische katholieken en protestanten. Ten vierde hebben alle godsdiensten het recht om godsdienstige boeken of publicaties of foto’s uit te geven en te verkopen. De bijbel is niet in Xinhua boekenwinkels te koop maar wel in het intern kerkelijke circuit. Ten vijfde hebben de verschillende godsdiensten scholen en seminaries voor de opleiding van hun clerus. Het Nationaal Seminarie van de patriottische Katholieken wordt voor één zesde betoelaagd door de overheid, maar moet de rest zelf bijeen harken via giften. De burgers hebben tenslotte het recht om al of niet in een godsdienst te geloven, maar beiden groepen moeten elkaar respecteren en bijvoorbeeld mag geen atheïsme gepropageerd worden in kerken.
Tegenover de rechten staan ook een reeks plichten en deze zijn vanzelfsprekend meer voor betwisting vatbaar. Vooreerst wordt verwacht dat de religieuze organisaties het socialistisch systeem en het vaderland steunen. Dat secten en bijgeloof niet toegelaten zijn, zorgt minder voor disputen. Het meest problemen zijn gemoeid met de eis dat van de religies worden verwacht dat ze hun zaken zelf beredderen, zonder buitenlandse inmenging. Het schoentje wringt hier vooral bij de katholieken en Tibetaanse boeddhisten. Immers de paus erkent als hoofd van Vaticaanstad Taiwan en niet de Volksrepubliek. Voorts wordt de Dalaï Lama sedert zijn vlucht in 1959 van separatisme beschuldigd. Personen die een van beide geestelijke leiders volgen, kunnen meteen verdacht worden van illegale activiteiten. Waarom China zo veel belang hecht aan feit dat de religieuze gemeenschappen zelf de eigen zaken regelen zonder buitenlandse inmenging vindt zijn verklaring in de geschiedenis.
Opstanden
In verband met de godsdienst hoor je in China weinig het cliché waarmee in het westen de Marxistische visie over religie afgedaan wordt. Marx en Lenin die geconfronteerd werden met staatsgodsdiensten als bondgenoten van reactionaire regimes, hebben de godsdienst bestempeld als een opium van het volk. Friedrich Engels heeft een positieve kant van de godsdienst belicht bij de Duitse boerenkrijg tegen het feodalisme rond 1525. China heeft ook een soort boerenkrijg meegemaakt in de vorige eeuw, meer bepaald de Taiping-opstand. Leider Hong Xiuquan die in zijn jeugd een protestantse missie had bezocht, verkondigde een religieus-utopische wereldvisie waarin de buitenlandse opiumtrafikanten en hun corrupte binnenlandse lakeien weg moesten ten voordele van een wereld waar iedereen gelijk was en in vrede leefde. Daarbij hadden de boeren het recht in opstand te komen om gelijkheid te eisen. Het Taipingleger trok als een wervelwind door het land en overal braken boerenopstanden uit. Alles wat herinnerde aan Confucius (de officiële leer tot dan toe) werd vernietigd. De landbouwgronden werden herverdeeld op basis van gelijkheid. De Taipingopstand -een echte revolutionaire opstand die 18 maand duurde en 600 steden aandeed- werd maar bedwongen door de militaire hulp van buitenlandse mogendheden aan de Qing-dynastie.
Van een geheel andere orde was de Boxersopstand (ontstaan vanuit de Boxersecte die een “heilig” boksen bedreven) uit 1900 die eveneens een revolutionair karakter had en gericht was tegen het buitenlands imperialisme maar zich vooral keerde tegen de buitenlandse godsdiensten die deze politiek ideologisch voorbereidden. Lenin schreef: ” Hoe is het mogelijk dat de Chinezen deze lieden niet haten die schijnheilig een bandietenpolitiek bedrijven onder het mom van verspreiding van het christendom?” Christendom, handel en kanonnenpolitiek waren een drievuldigheid. De Brits-Duitse missionaris Gutschlaff kwam via in China aan via een spioneerboot die militaire inlichtingen verschafte aan het Britse leger en hij hielp ook bij de opiumtrafiek. Morrison een van de eerste Britse protestante missionarissen, was een bediende van de Britse Compagnie van Oost-Indië die zich specialiseerde in opiumhandel. Hij stelde het ontwerp op van het (voor China verknechtend)Verdrag van Nanjing en werd later Britse vice-consul. Peter Parker een van de eerste Amerikaanse missionarissen hielp bij het opstellen van “Het Verdrag van Wangxia” dat de Amerikanen aan China oplegden. In deze verdragen stond dat kerken mochten gebouwd worden in alle open havensteden. Dit bleken eveneens kostbare havens van inlichtingen voor de buitenlandse mogendheden. Wanneer de Franse katholieke missionaris Chapelain aangehouden werd in een binnengebied waarvoor hij geen toelating had, was dit het voorwendsel voor Frankrijk op de tweede Opiumoorlog te lanceren.
De Boxers veroverden Peking en Tianjin. Eens te meer stelden de buitenlandse machten de Qing-dynastie voor de keuze ofwel zelf de Boxers te overwinnen ofwel zouden zij de “orde” herstellen. De imperialisten zegden dat “om de handelsbelangen en deze van de evangelisatie te vrijwaren een militaire interventie noodzakelijk was”. Na veel bloedvergieten slaagde het verenigd leger van buitenlandse machten de opstand te bedwingen (onder meer door inlichtingenwerk van de missies) en China kreeg weer een vernederend verdrag opgelegd. Gezien de ervaringen uit het verleden is het dus niet onbegrijpelijk dat China overgevoelig is aan het feit dat buitenlandse mogendheden religie kunnen misbruiken voor eigen machtsdoeleinden.
Daoisme
Een oud chinees spreekwoord zegt dat de meerderheid van de Chinezen “een Confucianistische kroon draagt, een Daoistisch kleed en een paar Boeddhistische sandalen” . Het Confucianisme is een leer gebaseerd op de geschriften van Confucius en Mencius die vijf verhoudingen (heerser-onderdaan; vader-zoon; oudere-jongere; echtgenoot-echtenote; vrienden) bepaalt waarbij het individu midden zijns gelijken staat en er in harmonie poogt mee te leven. Welwillendheid is de centrale deugd waaruit het naleven volgt van de moraal- en rechtvaardigheidsregels en dit zowel in persoonlijke, sociale als openbare relaties. Deze in China invloedrijke leer waartegen het Daoisme een reactie vormde, was in feite meer een sociale ethiek dan een godsdienst.
Het Daoisme is ook een typisch Chinese leer die zich baseert op Lao Zi’s klassieker “Dao De Jing”. Het geeft Dao (vertaald als “De Weg”) aan als ordenend principe van de kosmos en dit bevat in zich de tegengestelden Yin en Yang. In tegenstelling tot het Confucianisme dat maatschappelijk gericht was, stelt het Daoisme dat het levensdoel is de harmonie met de natuur, kosmos en Dao te bereiken. Gelovend dat individuen onsterfelijkheid kunnen bereiken, zijn de praktijken van de Daoisten gebaseerd op diverse fysische en mentale oefeningen. Hoewel een 86 verschillende Daoistische secten bestaan hebben, kunnen vanaf de 12 eeuw twee hoofdstrekkingen onderscheiden worden: enerzijds de Secte uit het Noorden (Quanzhentao) die verzaakt aan een huis en gezinsleven en waarvan de adepten strikte vegetariërs zijn en anderzijds de Zuiderse Secte (Zhengyitao) waarvan de aanhangers daarentegen wel huwen, vlees kunnen eten en alcohol mogen drinken. In de loop der jaren hebben de lichaamsoefeningen in het algemeen Wushu geheten, zich ontwikkeld met bijvoorbeeld taijiquan-gymnastiek en Qi Gong-ademhalingsoefeningen. Hun praktijken gaan tot en met een cultivering van de seksuele energie. De Daoisten hebben in hun zoektocht naar onsterfelijkheidsremedies ook bijgedragen tot geneeskunde,scheikunde en farmacologie.
Geschat wordt dat er in China 1,5 miljoen daoistische gelovigen zijn, 1600 tempels en 25.000 Daoistische priesters en nonnen. China telt 133 Daoistische verenigingen boven het kantonniveau. De nationale vereniging heeft haar hoofdkwartier in de “Tempel van de Witte Wolk” in Peking. Sedert 1982 wordt een twee jaar durende opleiding gegeven aan priesters en nonnen. In 1991 volgde de oprichting van een Chinees Daoistisch Instituut met een vierjarige universitaire opvoeding waarvan het diploma gehomologeerd is door de staat. Daoistische opvoeding is onbestaande voor kinderen en begint enkel op 18 jaar. Het Daoisme in China heeft zijn eigen publicaties, wisselt ervaringen uit met buitenlandse medestanders en kampt vooral met een ouder wordende clerus waarbij een aflossing van de wacht nog niet verzekerd lijkt.
Boeddhisme
In tegenstelling tot Confucianisme en Daoisme komt het Boeddhisme uit het buitenland, meer bepaald uit India. In China bestaan een drietal soorten Boeddhisme. Vooreerst is er het Mahayana Boeddhisme of Han-Boeddhisme dat de nadruk legt op altruïstische daden, voorts streeft het Hinyana of Pali-Boeddhisme daarentegen een individuele spirituele bevrijding na en tenslotte is er nog het Lamaïsme of Tibetaans Boeddhisme. Onder de Tang-dynastie waren er reeds zoveel verschillende secten dat keizer Taizong in 629 de Boeddhistische monnik Xuan Zang naar India stuurde om materiaal op te halen dat moest duidelijker maken waar de waarheid lag. Hij kwam 14 jaar later na 25.000 km afgelegd te hebben zwaar beladen terug en de volgende 19 jaar werden 520 Boeddhistische sanskriet-geschriften in het Chinees vertaald. Over Xuan Zangs epos bestaat een Chinese literatuur-klassieker “Reis naar het westen”. Het boek illustreert het conflict dat lang bestaan heeft tussen Boeddhisme en Daoisme en hoe het Boeddhisme populair werd door bepaalde Confucianistische en Daoistische elementen te integreren. De Boeddhistische leer dat het leven slechts schijn en lijden is, verschilt nogal van het traditioneel Chinees denkpatroon en ook het celibaat voor nonnen en monniken is strijdig met de Chinese nadruk op familie en gezin. Het Boeddhisme kon gedijen omdat de familietrouw die het belijdt, wel in de Chinese traditie past. Het bracht soelaas aan zij die leden en beloofde een beter leven voor een goed leven in een volgende reïncarnatie, wat ook nieuwigheden waren die Confucianisme en Daoisme niet aanboden.
Er zouden in China 70 miljoen Boeddhisten zijn, 9000 Boeddhistische tempels en 200.000 nonnen en monniken waarvan de helft Tibetanen. Beroemd zijn de Boeddhistische muurschilderingen in de grotten van Dunhuang. Verschillende tempels hebben ziekenhuizen ingericht die traditionele Chinese geneeswijzen gebruiken. Andere hebben meegewerkt aan herbebossing, wegenaanleg, landbouw en de renovatie van tempels. Bij hen geldt ook dat het geloof zonder te werken onecht is. De Boeddhistische Vereniging heeft eveneens haar publicaties en een Instituut om de professionelen op te leiden.
Lamaisme
Pijnpunt in het Boeddhisme is het Tibetaans Boeddisme. De Dalaï Lama wereldlijke leider van Tibet, vluchtte in de vijftiger jaren naar India waar hij een zgn. “regering in ballingschap” vormde. Sedertdien wordt hij door de Chinezen ervan beschuldigd te willen opkomen voor Tibetaanse onafhankelijkheid en dus van separatisme. De Tibetaanse geestelijken die foto’s van de Dalaï Lama ophangen, worden er eveneens van verdacht potentiële handlangers te zijn van separatistische krachten. China wil enkel met de Dalaï Lama onderhandelen als hij voorafgaandelijk erkent dat Tibet een deel vormt van China. De Dalaï Lama die wil onderhandelen zonder voorafgaande voorwaarden, beweert de laatste tijd dat hij een derde weg wil bewandelen waarbij China enkele zaken zoals defensie, buitenlandse zaken en economie kan besturen in ruil voor “echte autonomie”. China heeft Tibet reeds echter een zekere autonomie gegeven.
De verhouding met het Tibetaans Boeddhisme wordt nog gecompliceerder met de opvolging van de in 1989 overleden Bainqen Lama. Drie dagen na diens overlijden heeft de Chinese regering de begrafenis en het zoeken naar de ware incarnatie van de Bainqen Lama geregeld. Deze geestelijke leider had zelf gezegd dat deze moest geschieden volgens de traditionele procedure via lottrekking van de drie waarschijnlijkste kandidaten en dit voor het standbeeld van Sakyamuni. Zes jaar werd door de religieuzen van selectiecomitee (hoofdzakelijk van het Tashilhunpo-klooster) gezocht naar valabele kandidaten. Toen de lijst van weerhouden 28 kinderen klaar was om tot een verdere selectie over te gaan, lekte een monnik in 1995 de lijst naar de Dalaï Lama die zelf een kind uit de shortlist aanduidde als de ware incarnatie. De normale procedure met lottrekking in een gouden urne werd echter afgewerkt en het selectiecomité bevestigde Gyantsen Norpo als de ware reïncarnatie. De ouders van de door de Dalaï Lama aangewezen knaap zouden de geboortedatum van hun kind verschoven hebben om in aanmerking te komen voor de selectie. Overigens argumenteert Peking dat indien van de normale lottrekking-procedure afgeweken wordt, dit de toestemming vereist van de centrale regering. Het is Gyantsen Norpo die nu ook door de regering wordt erkend als de ware reïncarnatie, reeds opgeleid wordt voor zijn taak en op termijn ook mee zal beslissen wie de reïncarnatie van de huidige Dalaï Lama wordt.
In de pers duiken via mensenrechtenverenigingen allerlei berichten op dat Tibetaanse geestelijken omwille van hun geloof vervolgd worden. China argumenteert dat dit niet omwille van godsdienstige redenen is, maar wel omdat ze steun verlenen aan iemand die het vaderland wil opsplitsen en een agent van het imperialisme is. Ondertussen telt het Tibetaans Boeddhisme over geheel China 140.000 lama’s en nonnen, 2000 “levende Boeddha’s” en 3300 tempels.
Wanneer bijvoorbeeld is het dorpje Bancun nagegaan wordt, praktiseren enkel 16 van de 44 gezinnen geen Boeddhistische missen thuis. Op religieuze feestagen gaan ze naar de tempels om Boeddha te vereren. Vergeleken met de periode voor 1949 waar enkel rudimentaire kleilampen en in de beste gevallen een paar Boeddha-nissen ter beschikking waren, zijn er nu op de 44 gezinnen 23 Boeddha-nissen, 10 beelden in klei, 31 tankas (schilderijen op zijde), 273 kartonnen beeldtenissen, 53 sets bronzen-, aluminium- of ander offerandetuig, negen zilver-, 428 koperen- en 31 kleilampen plus 33 Boeddhistische klassiekers. De helft van de 44 herdersgezinnen in Yaoqia nabij Amdo gingen in 1994 naar Lhasa waarbij de kosten tot 828 yuan per gezin oplopen. De kosten voor religie verschillen naar gelang het stedelijke, rurale of herdersgezinnen betreft. Stedelijken spenderen meer dan anderen omdat ze naar de tempels gaan of thuis aan religieuze verering doen. Bij de herdersgezinnen worden de religieuze uitgaven meer gedaan naar aanleiding van crises zoals ziekte en dood en reizen naar Lhasa. De landbouwfamilies spenderen het minst aan religie in Tibet.
.
Islam
Arabische kooplui brachten de Islam China binnen. Het is de dominerende godsdienst van 10 minderheden vooral in het noodwesten: de Hui, Oeigoer, Kazak, Kirgiz, Tadjik, Uzbek, Tatat, Dongxiang, Salar en Bonan. Hun aantal wordt op een 20 miljoen geraamd. Momenteel zijn er een 35.000 moskeeën en 45.000 fulltime religieuze professionelen. De meesten zijn Sunnieten, maar alle moslims zijn verenigd in de “Chinees Islamitische Vereniging’ die in 1953 opgericht werd. De vereniging heeft intussen meer dan 100 lokale afdelingen, geeft ook een eigen publicatie uit en bestuurt 9 Islamitisch theologische instituten. Elk jaar brengen een 5000 personen een bezoek aan Mecca. Hun moskeeën en hun begraafplaatsen zijn naar het westen gekeerd. De Islamgelovigen zijn vrijgesteld van crematie. De besnijdenis van jongens gebeurt in moslimziekenhuizen. De regering vraagt dat in elke school, fabriek, bureel of andere werkplaats met meer dan 10 moslims, speciale maatregelen treft inzake eetbehoeften, bijvoorbeeld maaltijden met schaap i.p.v. varken (waar er minder dan 10 zijn, wordt een toelage uitgekeerd). Toen er in 1989 een betoging was tegen het voor de Moslims beledigend boek “Sexuele gewoonten(van de Hui-minderheid)” werd na onderzoek het boek gebannen en moesten de uitgevers hun verontschuldiging aanbieden.
De Libai-moskee in Peking -een van 62 in de hoofdstad-, is een van de grotere met 25 fulltimers. In de omgeving zijn 70 pct van de 40.000 bewoners moslims. Naast de moskee bevinden zich ook moslimrestaurants, bakkers, beenhouwers, scholen, dagopvang en hospitalen. De moskee betaalt haar uitgaven echter met fondsen van de gelovigen en een winkeltje. De moslimscholen geven speciale cursussen geschiedenis van de Islam en van de Islamitische minderheden. Zowel in het Nationaal Volkscongres als in de Politiek Raadgevende Conferentie (min of meer de twee wetgevende kamers) zitten respectievelijk 97 en 57 leden als afgevaardigden van de moslimgemeenschappen.
Christendom
Het protestantisme en het katholicisme (zie China Vandaag 1995/2) zijn geïmporteerde godsdiensten die beiden zowel een negatieve als een positieve rol hebben gespeeld in China. Na de opiumoorlog was China verplicht onder militaire dreiging van westerse machten een reeks verdragen te slikken waardoor onder meer christelijke missies onder bescherming kwamen van de buitenlandse ambassades en waarbij deze niet onderworpen waren aan de Chinese wet. De opleiding die de kerk aan de Chinezen gaven was enkel voldoende om hen ondergeschikte posities te doen innemen. Er waren ook uitzonderingen zoals de Belgische pater Lebbe die omdat hij het geloof poogde te doen aansluiten op de leefwereld van de Chinezen, met jarenlange tegenkanting heeft moeten kampen. Hij kreeg wel een Chinese staatsbegrafenis in 1940. Van Chinese zijde wordt als slecht voorbeeld van de godsdienstige inmenging de Belgische katholieke priester R.J.Jacques aangehaald die in 1945 een legertje opzette om in het bevrijd gebied van Zhengding een militaire opstand te organiseren waarbij 300 lokale bewoners gedood werden. De Amerikaanse missionaris J.L.Stuart die het onmogelijke deed om de nationalisten te helpen en de communisten te dwarsbomen werd in 1946 zelfs Amerikaans ambassadeur in China.
In 1949 waren er 700.000 protestanten in China en 2,7 miljoen katholieken. Van de 143 katholieke diocesen werden op de 143 bisschoppen maar 20 Chinese bisschoppen geteld. Er waren 3 Chinese aartsbisschoppen, maar zonder echte macht. Na de communistische overwinning keerden veel protestanten terug naar hun land van herkomst. Rome gaf de richtlijn niet samen te werken met de regering en dit in tegenstelling met bijvoorbeeld Oost-Europa waar katholieken wel mochten deelnemen aan openbare activiteiten of met Vietnam waar er wel een overleg was tussen het Vaticaan en de regering vooraleer de aartsbisschop tot kardinaal benoemd werd. Bisschop Yun Bin van Nanjing zei openlijk dat de eerste vijand van het katholicisme de Chinese Communistische partij was. In Shanghai werd een brede gemeenschap van katholieke families de communie geweigerd werd omdat ze samenwerkten met de overheid. De paus stuurde een paar encyclieken de wereld in die de Chinese katholieken waarschuwde geen eigen weg op te gaan. De protestanten hadden de betrekkingen met het buitenland afgebroken en onafhankelijke vaderlandslievende organisaties opgezet die de 3 “zelf”’s nastreefden: zelfbeheer (geen buitenlandse voogdij), zelfsupport en zelfverkondiging met nadruk op een eigen clerus. De Chinese katholieken die dit voorbeeld volgden, kwamen uiteraard in conflict met Rome.
Hoe dan ook nu zijn er 2 katholieke kerken in China: de officieel erkende “Patriottische kerk” die 4 miljoen aanhangers telt en jaarlijks met 50.000 nieuwe gelovigen aangroeit. Ze heeft 4000 kerken, 70 bisschoppen, 1000 priesters, 1200 nonnen en 24 seminaries. 17.000 katholieken zijn lid van diverse Chinese (lokale, provinciale of nationale) assemblees. Daartegenover staat de ondergrondse kerk die de eigen aanhang op 5 à 6 miljoen raamt. Deze katholieke kerk is trouw aan het Vaticaan dat nog altijd Taiwan als het wettig China erkent. De recente rel over de heiligverklaringen van een reeks personen die volgens China handlangers van het imperialisme waren (anderen worden als criminelen bestempeld en de “heilige” Albericus Crescitelli wordt door Xinhua ervan beschuldigd bijna geen bekeerd meisje niet te hebben verkracht) geeft aan dat een toenadering tussen het Vaticaan en Peking niet in het verschiet ligt. De heiligverklaringen zullen Peking eerder stijven in de opvatting dat China een vinger in de pap moet houden bij de religieuze benoemingen. Het aantal protestanten is inmiddels tot tien miljoen aangegroeid wat veertien maal het aantal is uit 1949. Hun onafhankelijke opstelling heeft hen geen windeieren gelegd. Jaarlijks worden 600 tempels bijgebouwd. Naast de 12.000 protestantse kerken of kapellen bestaan nog 25.000 eenvoudige gebedsplaatsen. Het aantal protestanten dat thuis bijeenkomt in ‘huiskerken’ zou een veelvoud van de 10 miljoen kunnen bedragen. Tussen 1980 en 1998 werden in China 20 miljoen bijbels gedrukt.
Registratie
Hoewel godsdienst een privéaangelegenheid betreft, zitten er toch heel wat sociale aspecten aan vast: zowel de religieuze organisaties, de sociale faciliteiten (zoals tempels en kerken) en de religieuze activiteiten. Het zijn de “Bureaus voor Religieuze Zaken” op de diverse niveaus die er op toezien dat de wetten en reglementering op de godsdienstvrijheid worden nageleefd. Registratie is hierbij centraal. Elke vereniging zonder winstoogmerk dient zich trouwens te laten registeren in China. De religieuze congregatie die een aanvraag indient, moet een religieuze leider hebben die erkend is door de respectieve pattriotische vereniging, een vaste ontmoetingsplaats en activiteiten die zich in een specifiek territorium afspelen. Voor de plaatsen waar een godsdienst beleden wordt, gelden zes voorwaarden tot erkenning: een vergaderplaats, aanhangers die geloven en regelmatig participeren in activiteiten, een georganiseerd bestuur, een minimum aantal gelovigen, een operationeel reglement en een legaal inkomen. Er zijn een 85.000 officieel erkende gebedsplaatsen. Naast de vijf erkende godsdiensten mogen de Joden in Shanghai van het “Bureau voor Religieuze Zaken” bijeenkomen in hotels.
Een plaats voor religieuze activiteiten moet een bestuur hebben dat verkozen wordt door de clerus van de betrokken plaats en de gelovigen. De verkozen bestuursleden moeten worden bekrachtigd door de “Bureau voor Religieuze Zaken” en in Tibet zien deze er wel op toe dat de clerus zo patriottisch mogelijk blijft. Het bestuur mag ook religieuze voorwerpen verkopen. Buitenlanders kunnen prediken op aanvraag van een erkende kerkvereniging, maar mogen zich niet mengen in bijvoorbeeld het benoemen van personeel. De reglementering in Zhejiang stipuleert dat religieuze activiteiten kunnen plaatsgrijpen bij gelovigen thuis als een bedienaar aanwezig is met de nodige kwalificaties. Het gebeurt wel dat de politie binnenvalt op een plaats die niet erkend is als gebedsplaats en waarbij personen opgepakt worden.
Vooral het geval van de Falungong-secte die niet geregistreerd was en tientallen miljoenen aanhangers zou tellen, is leerrijk. Secteleider Li Hongzhi beweerde dat “Falungong geen regels, leden of organisatie had”. In werkelijkheid beschikte zijn organisatie over 39 algemene richtstations, 1900 gewone stations en 28.000 punten waar gepraktiseerd werd. Volgens statistieken vonden 1500 personen de dood door de Falungong-praktijken en werden er 600 geestelijk onevenwichtig door. Toen in een academische publicatie uit Tianjin een artikel verscheen over de negatieve invloed van de Falungong, werd na 19 april 1999 verschillende dagen in Tianjin geprotesteerd door aanhangers. Op 21 april kwam Li Hongzhi als “businessman” uit de USA in Peking aangevlogen voor een 2 dagen durend geheim bezoek waarin hij de richtlijnen gaf voor verdere actie. Op 25 april volgde de nauwkeurig geplande actie van 10.000 aanhangers op het Tiananmenplein waarbij leidinggevende figuren bewust afwezig moesten blijven. Vermits het om een “spontane” niet aangevraagde manifestatie ging, moest ook de organisator onbekend blijven. Toen de overheid wilde praten met de actievoerders, konden niet meteen valabele gesprekspartners afgevaardigd worden. De ware opdrachtgevers werden uit hun tent gelokt. Er volgden een 20-tal GSM-gesprekken tussen Li Hongzhi -inmiddels in Hongkong- en de onderhandelaars van het hoofdkwartier. Alle acties in Peking werden vanuit Hongkong gestuurd. Op 26 april schreef de “Wall Street Journal” dat Falungong zich als de Taipingideologie had verspreid over China en wel eens de voornaamste tegenmacht van de communisten kon zijn. Het werd zonneklaar dat de “ongeorganiseerde beweging” die onschuldige ademhalingsoefeningen deed, in feite misbruikt werd voor politieke doeleinden. Na 25 april zouden nog 307 bezettingen volgen. Op 23 juni werd de niet-geregistreerde organisatie buiten de wet gesteld. Het is een hedendaags schoolvoorbeeld hoe onder de mom van religieuze motieven eigenlijk andere doeleinden nagestreefd worden. Registratie wil een dergelijke manipulatie vermijden evenals verhinderen dat misbruiken optreden.
Bisschop Fu Tieshan zei ter gelegenheid van de Wereld Vrede top van religieuze leiders eind augustus dat de Chinese godsdiensten zich in een gouden tijdperk bevinden. Het is niet omdat van de leden van de Communistische Partij verwacht worden dat ze geen godsdienst aanhangen (zij het dat daarop minder toegekeken wordt bij de minderheden) dat op het vlak van de staat niet een solidariteit tussen gelovigen en niet-gelovigen nagestreefd wordt. Vooral de “Politiek Raadgevende Conferentie” bevat veel religieuze afgevaardigden en bevat in haar schoot een commissie Godsdienstzaken. Het 68 jaar oude Volkskongres-lid Shadike Kariaji die tevens vice-voorzitter is van de Islamitische Conferentie van Kashgar bevestigt trouwens dat hij elke zittingsdag van het parlement de eredienst bijwoont en daarbij nog nooit gehinderd is.
Selecte Bibliografie
Jiang’s Comments on Religion Analyzed , FBIS‑96‑072, Renmin Ribao, 14 Mar 96 p 9
Distortions About Christiniaty Refuted, FBIS‑97‑110, Xinhua, 9 Jun 97
Official on State Religious Policy,FBIS‑97‑250, Beijing Review , No 35, 1‑7 Sep 97 pp 9‑14
Zhejiang Religious Affairs Regulations, FBIS‑98‑020, Zhejiang Ribao ,11 Dec 97
Ye Xiaowen Views Religious Policy, FBIS‑98‑082, Renmin Ribao , 12 Mar 98
Article on Marxist Concept of Religion, FBIS‑98‑182, Urumqi Xinjiang Ribao 29 Mei 98 p 4
Jiang’s Views on Religious Affairs Viewed, FBIS‑1999‑0524, Qiushi , No 9, 1 Mei 99
Religious Affairs Director on Policies, FBIS‑1999‑0610, Liaowang, 24 Mei 99 No 21
Article Refutes State Department Report, FBIS‑1999‑1208 , Xinhua Hong Kong 8 Dec 99
Bishop Ding Guangxun Interviewed on China’s Protestant Churches ,FBIS‑2000‑0921,Xinhua
Full Text on Rules of Religious Activities of Aliens Within China, FBIS‑2000‑0926,Xinhua,26 Sep
Title: Chinese Catholic Church Assails Vatican ‘Conspiracy’ ,FBIS‑2000‑0926,Xinhua , 26 Sep 00
100 questions sur les religions en Chine, Editions nouvelle Etoile, Beijing 1991
Peter Stockwell, Religion in China Today, New World Press, Beijing, 1993
Edmond Tang,The Catholic Church in Modern China- Persectives, Orbis Books, New York
Luo Zhufeng, Religion under Socialism in China, Sharpe,1991
Cult Groups Seen Shaking Party Leadership, FBIS‑1999‑0614, Sentaku, Jun 99 pp 38‑41
Li Hongzhi’s Role in ‘Illegal Gathering’,FBIS‑1999‑0812, Xinhua, 12 Aug 99