De European Council on Foreign Relations heeft onder redactie van Mark Leonard een leerzame bundel essays uitgegeven met als titel ‘China 3.0’. Mark Leonard gaat verder op de lijn van zijn eerdere boek ‘Wat denkt China?’. In deze bundel laat hij een aantal vooraanstaande Chinese intellectuelen rechtstreeks aan het woord om hun visie op de Chinese maatschappij te geven.
Ook deze keer gaat hij in tegen de opinie dat China en de CPC een monoliet is waar geen afwijkende meningen geduld worden. Hij serveert ons integendeel een debat over de grondslagen van de Chinese maatschappij. Is de liberale democratie de universele oplossing, of bestaat er een (Chinees) socialistisch alternatief? Moet China de weg van volledig kapitalisme op, of is het al te ver in die richting afgedreven? En moet/kan China een rol spelen om de wereld beter te maken? In feite is dit debat fundamenteler dan de door eenheidsdenken gesmoorde maatschappijreflectie bij ons.
China 3.0 probeert ons een inzicht te geven door schrijvers van verschillende strekkingen aan het woord te laten. Mark Leonard heeft de bijdragen in vier delen gerangschikt. Economie, binnenlandse politiek, internationale politiek, en een vergelijking van de Guangdong en Chongqing modellen. In zijn inleiding geeft hij een eigen interpretatie van de verschillende bijdragen.
Op economisch gebied ziet hij een duidelijke links-rechts tegenstelling: meer regulering, meer staat, minder ongelijkheid tegenover meer vrije markt, meer privé en meer laisser aller. Het is de tegenstelling die we bijna dagelijks in de media zien opduiken, in academische rapporten, occasioneel bij de hoogste bewindvoerders. Bij de meer bekende schrijvers die als ‘rechts’ geklasseerd worden vinden we Justin Yifu Lin die hoofdeconomist van de Wereldbank was, en Hu Shuli, oprichtster van het zeer kritische Caijing en nadien Caixin. Ter linkerzijde vinden we Wang Hui en Wang Shaoguang terug, met Yu Yongding in een centrumpositie.
Specifiek op economisch gebied ziet Leonard een strijd tussen het Guangdong model en het Chongqing model: het ene een rijke kuststad die zich tot hoogtechnologische exportgerichte regio wil omvormen op eerder liberale principes, het andere een arme stad in het achterland die streeft naar meer binnenlands verbruik en meer gelijkheid. Het ene sluit niet echt het ander uit, indien men rekening houdt met de verschillende omstandigheden. Het is ook goed te noteren dat de val van Bo Xilai, de partijleider van Chongqing, niet het einde van het Chongqing model betekent: Cui Zhiyuan verdedigt het model en koppelt het los van de persoon Bo en van zijn meer twijfelachtige initiatieven zoals het zingen van rode liederen.
In de politiek maakt Leonard onderscheid tussen ‘politieke liberalen’ en ‘neo-autoritaristen’. Hier ligt de links-rechts tegenstelling niet zo eenvoudig. Links heb je naast voorstanders van sterke partijcontrole ook verdedigers van massabewegingen (waarbij het negatieve beeld van de Culturele Revolutie genuanceerd wordt). En rechts heb je zowel liberalen als voorstanders van een sterk gezag. In zijn essay wijst liberale blogger Michael Anti op de grote rol van nieuwe media, maar noteert ook dat die soms een tweesnijdend zwaard zijn: Bijvoorbeeld In het geval van Bo Xilai werd de censuur selectief versoepeld om rond Bo een schandaalsfeer te scheppen.
In de internationale politiek is duidelijk dat de standpunten zich nog aan het uitkristalliseren zijn. De low-profile strategie van Deng Xiaoping is vandaag niet realistisch meer, maar wat moet in de plaats komen? Hoe reageren op de Amerikaanse pogingen om front te vormen met de Aziatische buren tegen China, met de diverse grensgeschillen als katalysator? Hoe antwoorden op de Chinese afhankelijkheid van grondstoffen en energie uit regio’s die nog steeds grotendeels door Westerse machten gecontroleerd wordt? Wordt China op termijn toch verplicht zijn ‘model’ internationaal uit te dragen? Mark Leonard maakt hier een onderscheid tussen ‘internationalisten’ en ‘nationalisten’ maar de lijnen zijn vaag.
Mark Leonard is geslaagd in het bijeenbrengen van een staalkaart van invloedrijke hedendaagse academische denkers van verschillende strekking. In de bundel essays vinden we achteraan een beknopte biografie van de schrijvers, en voorafgaand aan elk essay wordt de schrijver politiek geduid met eerder ingenomen stellingen. Opvallend is dat hij geen dissidenten aan het woord laat. Alle bijdragen komen van academici die binnen het Chinese systeem meedraaien. Mijns inziens is dat correct. De toekomst van China wordt bepaald door de debatten binnen de huidige structuren. De in het buitenland gehypte dissidenten spelen op het terrein nauwelijks mee.
Dat de bundel het intellektuele debat realistisch weergeeft zegt ons echter niets over de echte krachtsverhoudingen binnen de Chinese machtsstructuren. De CPC stimuleert het academisch debat, en voert het ongetwijfeld ook intern.Wat naar buiten komt is de consensus, na discussie. Uit de bundel komen we niet te weten, en dit is overigens ook een aartsmoeilijke opgave, wat het gewicht van de opinie van de verschillende schrijvers is in de besluitvorming van het beleid.
Een laatste bedenking bij de titel van de bundel:’China 3.0’. Die verwijst naar China 1.0, de revolutie van Mao en China 2.0, de revolutie van Deng Xiaoping. China 3.0 laat Leonard ongeveer beginnen met de uitbraak in 2008 van de crisis in de ontwikkelde wereld. Die crisis heeft duidelijk gemaakt dat China om zich verder succesvol te kunnen ontwikkelen fundamenteel moet overschakelen van een uitvoergerichte economie naar een economie voor de binnenlandse behoeften. Ongeveer tegelijk zijn de verwachtingen van de Chinese bevolking, eens aan hun eerste behoeften voldaan, veranderd: de Chinese bevolking wil meer openheid, zeggenschap, en is op zoek naar nieuwe sociale waarden. Tenslotte is het gewicht van China in de wereld zo groot geworden dat het niet langer een laag profiel kan aanhouden. Het antwoord op die veranderde factoren is China 3.0, een nieuwe strategie die misschien even revolutionair wordt als de vorige. Mark Leonard toont met deze bundel aan dat de Chinese denkers aan deze strategie werken, daarin gestimuleerd door de CPC. Hij ontkracht zo het stereotype beeld van conservatieve partijbonzen die zich vastklampen aan hun macht en routine en slechts iets proberen veranderen nadat ze er echt toe gedwongen zijn.
Een aanrader om te lezen.
De volledige Engelstalige tekst vind je hier
Wie is die Cui Zhiyuan die maar 1 x vermeld wordt? Heeft die iets te zien met de auteur?
Cui Zhiyuan (born 1963) is a professor of politics and public management at Tsinghua University in Beijing. He studied political science at Hunan University and the Chinese Academy of Social Sciences (CASS) in Beijing before going to the
University of Chicago in 1987. He moved back to China in 2004.
Cui Zhiyuan shot into the limelight as
a young post-graduate student in 1993
with an article calling for a “second
liberation of thought”. He argued that
China had to free itself from blind
adherence to neoliberal ideas in the
same way that Deng Xiaoping had
allowed it to escape Marxist-Leninist
dogma. This, together with his book
on the socialist market economy of
Nanjie village, sealed his reputation
as a founding member of the New
Left, a loose grouping of intellectuals
working on alternatives to neoliberal
capitalism. Cui is a longtime admirer
of James Meade’s “liberal socialism”.
More recently, he has become known
for his studies on the “Chongqing
model” and emerged as the chief
intellectual champion for the municipal
government of Chongqing. He became
close to the Chongqing mayor Huang
Qifan and Party Secretary Bo Xilai and
was even seconded to the government
as an official.