1 oktober 2009: 60 jaar Volksrepubliek

“De toekomst is stralend, maar de weg is kronkelend” (Mao)

Dit artikel verscheen in China Vandaag 4/2009 
Na 60 jaar VRC  is de opkomst van China in de wereld stilaan voor iedereen duidelijk aan het worden. In dit artikel kijken we eerst terug op de geschiedenis: hoe is het zover gekomen? En vervolgens overlopen we de belangrijkste uitdagingen waarvoor het land staat.

Deel 1: Hoe is het zover gekomen?

In dit deel bekijken we de toestand van China om de tien jaar.

1949: ‘Het Chinese volk is opgestaan’

defaultMet die woorden echode Mao de uitspraak van Napoleon, 150 jaar vroeger : ‘Laat de Chinese reus slapen’. Het kolonialisme heeft er samen met een conservatieve Qingdynastie inderdaad voor gezorgd dat China de trein van de moderne tijden miste. Het China van 1949 was zo onderontwikkeld dat ik zelfs geen statistieken kon vinden over nationaal inkomen… . Je leest soms over een inkomen van minder dan 50 dollar per hoofd, een levensverwachting van 35 jaar …, het was een overbevolkt land vol arme boeren en nauwelijks industrie.
De beslissing van Mao om een Nieuw China te creëren was ambitieus. Maar hij had al een en ander bewezen: de westerse marxistische leer van de arbeidersrevolutie in een industrieland aanpassen aan een arm boerenland, een winnende militaire strategie ontwikkelen tegen de overmacht van het Japanse en daarna het Guomindangleger, een politiek front opbouwen met liefst acht andere oppositiepartijen – allen samen tegen de corrupte dictator Tchang Kaishek.
Mao had verschillende troeven: de bevolking stond massaal achter de landhervorming – het verdelen van het grootgrondbezit onder de boeren; en de Sovjets waren bereid leningen toe te staan en expertise te leveren om zeer snel het land te industrialiseren via vijfjarenplannen.
Er was ook tegenstand: Tchang en de rijkste families namen alles mee wat ze konden en trokken zich terug op het onbereikbare eiland Taiwan; de VS verklaarde de koude oorlog en stelde een economische blokkade in; en toen het Amerikaanse leger in de Koreaanse oorlog -Vietnam avant la lettre- opdook aan de Chinese grens, werd China meegezogen in een conflict waarin 500.000 vrijwilligers zouden sneuvelen.
 

1959: Eén voor allen, allen voor één een grote sprong vooruit

Het kwam erop aan snel vooruit te gaan.
Snelle onteigening van het grootgrondbezit om te beginnen; die klus was in twee jaar geklaard, zoals te verwachten niet altijd zachtaardig. De nieuwe keuterboertjes hadden geen werktuigen, geen geld voor zaad. De regering had evenmin geld voor subsidies. Eenvoudige coöperatieven waren de natuurlijke oplossing: spontaan en met aanmoediging van boven. Kolchozen en sovchozen in Sovjetstijl leken iets voor de verre toekomst, binnen 20 of 25 jaar? 
De middenstand en de ondernemers die in de regeringscoalitie zaten, bleken niet erg behulpzaam bij de algemene vooruitgang: hebzucht, speculatie, fraude overheersten. De staat richtte eigen groot- en kleinhandels op en kocht de burgerij in de kortste keren uit voor een appel en een ei. Hun partijen mochten wel blijven en zijn er nog altijd.
Het eerste vijfjarenplan voor de nieuw opgerichte staatsindustrie liep af in 1957 en was een groot succes.  Maar die nieuwe arbeiders moesten eten, en dat voedsel moesten de boeren produceren. En in die nieuwe steden was het leven veel beter dan op het platteland.  Wat te doen met de boeren?
Het succes van de coöperatieven verleidde de Partij in 1958 ertoe de overgang naar communes te lanceren, veel sneller dan gedacht. Communes waren zoals kolchozen: iedereen werkt samen op één grote boerderij en verdeelt de opbrengst volgens geleverd werk. Communes waren echter veel meer dan kolchozen: ze zouden ook eigen fabrieken oprichten, eigen scholen, hospitalen, politie en dorpsadministratie; alle problemen zouden zo ineens opgelost worden: de communes moesten op korte tijd de voedselproductie heel sterk doen toenemen, de industrieproductie sterk doen toenemen, en de socialistische overtuiging van de boeren verhogen. Heel China zette zich enthousiast aan het werk voor de Grote Sprong Voorwaarts!
Het was te hoog gegrepen: te veel boeren wilden het liefst ‘gewoon’ hun eigen bedrijf en waren ongemotiveerd, landbouwers hadden geen ervaring met industrie en verknoeiden grondstoffen (ijzererts, kolen, hout,…) zonder dat er veel bruikbaars uitkwam, terwijl de oogst op het veld stond te rotten; niemand was persoonlijk verantwoordelijk voor het resultaat; van overal kwamen overtrokken zegebulletins binnen en iedereen dacht dat er wel hulp zou komen van die andere plaatsen waar het zo goed ging.
China ging in 59-61 door een diepe crisis; in sommige streken brak hongersnood uit en er waren geen centrale reserves om te helpen. De regering moest stappen achteruit doen: de boeren kregen terug lapjes grond en vee om voor eigen rekening te werken. Voor de industrie keerde men terug naar een realistisch vijfjarenplan, met echte fabrieken in plaats van een hoogoven in het dorp.
Ongetwijfeld is de collectivisering te snel gebeurd en was de snelle industrialisering van het platteland slecht overdacht. Vandaag zeggen sommigen dat er helemaal niet hoefde gecollectiviseerd te worden: na 1978 is de grond immers terug onder de boeren verdeeld. Dat lijkt me te simpel. De boeren hebben vandaag gebruiksrecht over de gronden, maar de eigendom ligt bij de collectiviteit; de staat kan gemakkelijk grond onteigenen voor grote ontwikkelingsprojecten; en het gebruiksrecht wordt ook regelmatig aangepast, aan de grootte van de familie, de situatie van families met migranten enz., zodat het als sociaal vangnet dient; bovendien was China zonder collectivisering waarschijnlijk terug veranderd in een land met een klein aantal rijke boeren en heel veel arme.
De hele Partijleiding had achter de Sprong gestaan, maar vooral het prestige van voorzitter Mao kreeg een knauw en hij verloor aan invloed. Echter niet bij de boeren, die hem tot de dag van vandaag beschouwen als de leider van ‘hun’ revolutie, die alles deed om het platteland vooruit te helpen, ook al beging hij daarbij een ernstige flater. Het beeld van Mao als moordenaar verantwoordelijk voor miljoenen hongerdoden staat haaks op de perceptie van de Chinese boeren.

1969: Culturele Revolutie eindigt in chaos

Na de Grote Sprong herneemt de groei snel. De stedelijke kaders en intellectuelen leven beter terwijl het platteland trager vooruitgaat. Het particuliere grondbezit, hoe miniem ook, maakt meteen alweer verschil tussen armere en rijkere boeren. In de Sovjet-Unie krijgt het ontwikkelingsmodel problemen en wordt Kroetsjev afgezet. Hoe ziet de toekomst eruit voor de Chinese Communistische Partij? Mao radicaliseert: hij wil naar meer gelijkheid; dat vereist dat de mentaliteit van de mensen verandert, dat men minder op eigen gewin uit is; mensen moeten gemotiveerd worden om te werken vanuit morele principes van solidariteit. Dat botst met president Liu, een traditionele communist die het normaal vindt dat verantwoordelijke kaders meer voorrechten hebben; en ook met Deng die pleit voor motivatie door persoonlijk voordeel. Mao zit in de minderheid, maar vindt gehoor bij radicale jongeren en ambitieuze radicale partijkaders. Hij roept de jongeren, en later de arbeiders, op om kritiek te leveren op mensen met burgerlijke opvattingen en op foute partijkaders en ze desnoods af te zetten. Hij ontwikkelt de theorie dat in een socialistisch systeem de sympathisanten van het kapitalisme de communistische partij van binnenuit willen veroveren – een profetische theorie wanneer men ze toepast op de Sovjet-Unie einde jaren 80, maar – zo zal Deng achteraf stellen- niet overeenkomend met de situatie van China in de jaren 60. Een chaotische strijd met een complexe sociale achtergrond breekt los, eerst op het domein van de literatuur en de opera, vandaar de naam Culturele Revolutie. Kaders en intellectuelen worden vernederd, scholen worden gesloten, groepen van jongeren trekken het land rond en gaan soms mekaar te lijf, allen in naam van Mao. Het vernietigen van de achterlijke oude cultuur wordt letterlijk opgevat. In 1968 beseft Mao dat de chaos niet vanzelf zal evolueren zoals hij gehoopt had. Het leger moet de orde in het land herstellen. Miljoenen jongeren, intellectuelen, kaderleden worden tijdelijk naar het platteland gestuurd om het harde boerenleven aan den lijve te ondervinden en te leren van de gezonde mentaliteit van de boeren. De Culturele Revolutie is officieel afgelopen in 1969 maar zal nog voortsudderen tot de dood van Mao in 1976, in de vorm van een strijd tussen verschillende fracties in de partij:  Mao’s aangeduide opvolger Lin Biao komt om bij een mislukte staatsgreep, Deng komt met de steun van premier Zhou Enlai terug in 73  en voert een machtsstrijd met de ultraradicale Bende van Vier, Mao balanceert tussen beide fracties.
De Chinese regering legt vandaag de nadruk op de jaren van chaos die de economische en technologische ontwikkeling van China fel afgeremd heeft. Ook het onrecht dat kaders en intellectuelen aangedaan is, leeft nog sterk  in de hogere maatschappelijke groepen. Allemaal correct, maar het kan ook gerelativeerd worden. Op de woelige periode 67-68 en het rampenjaar 1976 na groeide de economie snel tot heel snel. Veel van de jongeren die de boer opgingen, ervoeren dat niet als een ongelukkige periode; de ‘littekenliteratuur’ geeft daarvan een eenzijdig beeld; ‘Culturele Revolutie’-restaurants en -shows zijn vandaag populair bij de generatie van de jaren 60.
Mao’s ideeën van egalitarisme hebben vandaag niet veel aanhang meer in China, waar sterk de nadruk ligt op beloning volgens prestatie. Maar met zijn revolutionaire opvatting dat de gewone man zijn zeg mag en moet hebben, ging hij in tegen het eeuwenoude confucianistisch model van sociale hiërarchie; die opvatting  blijft vandaag attractief,  ligt aan de oorsprong van de mondigheid van de doorsnee Chinees en is een basis voor de ontwikkeling van ‘democratie op zijn Chinees’.

1979: De waarheid zoeken in de feiten

1976 is een rampenjaar: de grootste aardbeving ooit, drie historische topleiders sterven, de politieke fractiestrijd bereikt een hoogtepunt en verlamt de economie.
defaultMaar Deng komt terug op het voorplan en broedt op nieuwe strategieën. Hoe kan China de buurlanden en -regio’s die een enorme economische boom kennen, inhalen? Einde 78 stelt hij zijn plan voor: in plaats van de bureaucratisch opgelegde  planning zoals in de Sovjet-Unie, die intussen aan het vastlopen is, of de morele socialistische motivatie van Mao, die in chaos en verlamming eindigde, laat Deng iedereen vrij om zijn eigen belang na te streven. De staat is er voor de algemene strategie, de grote projecten en om te zorgen dat al die individualisten in de lijn van die strategie werken.
Volgens Deng betekent socialisme ontwikkeling zonder sociale polarisatie. En verder “de waarheid komt uit de feiten”, het marxisme is geen dogma. En “om een rivier over te steken stap je van steen tot steen”. En natuurlijk heeft de kleur van de kat geen belang als ze maar muizen vangt. Praktisch gezien: als de boeren graag decollectiviseren en voor eigen rekening werken, laat ze doen zolang de oogst toeneemt; en laat iedereen delen in de winst van de bedrijven, versoepel het plan en laat de markt meespelen, zolang dat leidt tot meer, betere en goedkopere verbruiksgoederen; kijk wat werkt in het kapitalisme en pas dat ook toe; laat desnoods privékapitaal toe; en om sneller technologisch te ontwikkelen, laat je buitenlands kapitaal binnen. Natuurlijk zijn er aan deze strategie ook nadelen verbonden: een nieuwe klasse rijken, winsten die naar het buitenland gaan, corrupte ambtenaren, morele en ideologische verwarring; het doet er niet toe, “laat sommigen eerst rijk worden” en nog “we zetten de ramen open zodat er frisse lucht binnen stroomt, en wanneer er te veel muggen binnenkomen, dan slaan we ze dood”.
Deng heeft onmiddellijk veel succes op het platteland: de boeren mogen terug  hun eigen gezinsbedrijf gaan beheren en de aankoopprijzen voor landbouwproducten worden verhoogd. Op vijf jaar tijd verdwijnen bijna alle communes. En in vijf jaar tijd stijgt de graanproductie met 60 %. De toegenomen koopkracht van de boeren schept een markt voor de fabrieken in de stad, en voor de nieuwe fabriekjes op het platteland.
Vanaf 1985 komt de hervorming van de stedelijke bedrijven aan de beurt. Winstdeling voor het personeel, maar ook minimumlonen in geval van verlies. De kleinhandel en nadien een deel van de groothandel worden geprivatiseerd. Gedaan met rantsoenbonnen, de markten zijn voortaan overvloedig voorzien van alle mogelijke producten.
De invoer van buitenlands kapitaal komt trager op gang, enkele Belgen (Janssen Pharmaceutica, intussen Johnson en Johnson,  en Bell Telephone, intussen Alcatel) zijn bij de pioniers, maar de redding moet vooral komen van de 40 miljoen uitgeweken Chinezen die hun fortuin in het land van hun voorouders willen investeren.
Om een maximum te kunnen leren van het ontwikkelde Westen, worden de deuren ook wijd opengezet voor westerse publicaties en ngo’s.
In 1988 ten slotte worden ook Chinese privéondernemingen officieel toegelaten.
Al die veranderingen gebeuren niet zonder slag of stoot. Binnen de Partij is er een belangrijke groep die de hervormingen niet aanvaardt. Op elk partijcongres keurt de meerderheid een motie goed waarin gewezen wordt op het gevaar dat de linkse lijn weer de overhand haalt.
 

1989: Het Tian An Men-plein als kruispunt van de geschiedenis

Ook de rechterzijde zit niet stil. Vooral in intellectuele middens ontstaat een stroming die zegt dat China en het socialisme mislukt zijn, en dat alleen kapitalisme op westerse leest heil brengt.
De hervorming van de handel leidt tot opstoten van inflatie; sommige arbeiders zien hun koopkracht dalen; er ontstaat paniek en hamsterwoede. Verder is dit een gouden periode voor personen zonder scrupules om snel rijk te worden door de staat op te lichten. Ook dat zet veel kwaad bloed, maar Deng Xiaoping vindt dat er nog niet te veel ‘muggen’ zijn en laat begaan.
In 1987 organiseren pro-westerse studenten opstootjes in Nanjing. Partijleider Hu Yaobang die in dezelfde richting denkt, wordt afgezet. Wanneer hij in april 1989 sterft, beginnen opnieuw studentenbetogingen. De Partij veroordeelt die op 26 april als antisocialistisch, maar de leiding is daarover verdeeld: de nieuwe partijleider Zhao Ziyang staat ook sympathiek tegenover de studenten. Allerlei groepen ontevredenen sluiten aan bij het protest, ook in andere steden. Zo bijv. arbeiders die opkomen voor het behoud van hun levensniveau en die betogen met portretten van Mao om te vragen dat de corruptie zou aangepakt worden. Wekenlang is er chaos. Pas wanneer de harde kern op het Tian An Men-plein een westerse ‘godin van de vrijheid’ opricht en de regering verandering belooft aan de opstandige arbeiders, komt er klaarheid. De grote meerderheid van de betogers gaat naar huis, een harde kern blijft achter en stuurt aan op omverwerping van het regime. Zhao sympathiseert met hen en wordt gewipt als partijvoorzitter. De staat van beleg wordt uitgeroepen en in de nacht van 3 op 4 juni komt de gewelddadige ontknoping van de opstand. 
China blijft achter met een kater. Voor het eerst is een deel van de bevolking op straat gekomen tegen het regime. Voor het eerst is het leger opgetreden tegen de burgers. Had de Chinese regering moeten capituleren en het kapitalisme laten invoeren, zoals in datzelfde jaar overal in Oost-Europa gebeurde, of is het goed dat ze het socialisme gered heeft, zelfs ten koste van mensenlevens?

Jiang Zemin, in 89 nieuw partijleider, vandaag nog actief

Jiang Zemin, in 89 nieuw partijleider, vandaag nog actief


In de nasleep van Tian An Men worden er maatregelen genomen om de arbeiders en studenten economisch tegemoet te komen. En opnieuw rijst de vraag: zijn de hervormingen goed of moeten we terug naar de socialistische moraal van Mao?  De oude Deng, die geen enkele officiële functie meer heeft, reist in 1992 naar de Speciale Economische Zone Shenzhen en orakelt daar: de Sovjet-Unie is ineengestort omdat ze economisch gefaald heeft. Wij moeten ten koste van alles economisch lukken, de mensen aan ons binden door hen een steeds betere levensstandaard te bezorgen. De hervormingen moeten niet teruggeschroefd worden, integendeel, we moeten nog beslister alles gebruiken wat in ons kraam past. Shenzhen is een model voor heel China. Deng laat de balans doorslaan. China voert in 1992 officieel de markteconomie in en besluit het buitenlands kapitaal en het Chinese privékapitaal meer te steunen.

1999: Dansen op de slappe koord

De privé-economie neemt toe, er komt meer buitenlands kapitaal, de staatsbedrijven worden op de markt gejaagd. In 1997 verklaart de Partij dat de privésector voor langere tijd mag rekenen op haar  steun. Tegelijk hebben de staatsbedrijven op de markt problemen: geen kapitaal, te veel personeel, verouderde installaties. Besloten wordt de toestand in vijf jaar recht te trekken! Alle kleine staatsbedrijven worden geprivatiseerd of omgevormd in coöperatieven. Grotere staatsbedrijven worden grondig gerationaliseerd: afdankingen, fusies, nieuw kapitaal, modernisering van de installaties.  Wat niet te rationaliseren valt, gaat dicht. Werkloze arbeiders krijgen een (beperkte) steun en worden aangemoedigd werk te zoeken in de nieuwe privébedrijven of zich te lanceren als zelfstandige. In 1999 zitten we midden in die fase. De kloof tussen arm en rijk wordt breder. De oude sociale zekerheid per fabriek wordt ondermijnd wanneer fabrieken verdwijnen of een nieuwe eigenaar krijgen. De regering moet op eieren lopen om grootschalige sociale onrust te vermijden, maar de modernisering van de staatsbedrijven wordt een succes.  De fabrieken presteren nu en ze produceren schoner. De meeste industriesteden worden volledig gerenoveerd.
Wat de samenwerking met het buitenland betreft, trekt China ook conclusies: export biedt vele voordelen, en zeker indien China vrije toegang krijgt tot de westerse markten. Daarvoor moet het lid worden van de Wereldhandelsorganisatie en zich helemaal integreren in de wereldeconomie. De moeizame onderhandelingen duren 13 jaar en zijn pas in 2001 afgerond. In de jaren 1999-2001 moet China nog belangrijke nieuwe toegevingen doen. Westerse waarnemers voorspellen dat de Chinese staatsbedrijven door de westerse concurrentie zullen weggevaagd worden …; het lijkt dat de Chinese regering een zware gok doet.
Ondertussen loopt de ontwikkeling van het platteland alsmaar verder achter op de stad. De landbouw moderniseert wel maar de te kleine boerenbedrijven hebben weinig mogelijkheden om hun situatie te verbeteren. Nu de stedelijke industrie gemoderniseerd wordt, krijgen de primitieve plattelandsfabriekjes het moeilijk. Tijdelijke arbeid in de steden biedt een kans om bij te verdienen. Het aantal interne migranten neemt snel toe tot tientallen miljoenen, en vandaag tot 200 miljoen. Hun arbeidsomstandigheden zijn slecht en stadsbewoners verwelkomen hen lang niet  altijd. Lokale besturen op het platteland hebben voortdurend geld tekort om goed te kunnen besturen; scholen en hospitalen worden verwaarloosd. De belastingen worden verhoogd. Het aantal boerenprotesten neemt toe.
Er moet iets gebeuren om de tijdbom van toenemende sociale polarisatie te ontmijnen.
Het keerpunt komt na het Partijcongres van 2002. De nieuwe motto’s  ‘de mensen eerst’ en ‘de harmonieuze maatschappij” nuanceren de tot dan toe gevolgde politiek van economische groei ten allen prijze. Er komen meer budgetten vrij voor plattelandsontwikkeling, de landbouwbelasting wordt afgeschaft, de levensomstandigheden van interne migranten worden stap voor stap verbeterd. In de steden komt meer geld vrij voor sociale zekerheid en voor de kwaliteit van het leven. Milieubescherming wordt een prioriteit. Nieuwe wetten op de arbeid en op de vakbonden moeten de positie van arbeiders in de bedrijven versterken en de werk- en loonomstandigheden verbeteren. De fase van grootschalige privatisering is voorbij en de staatsbedrijven winnen terug terrein, zelfs in het buitenland.

2009: Geen tijd om op de lauweren te rusten

defaultHet dynamisme, het geloof dat een betere toekomst maakbaar is, voel je vandaag overal in het land. Mao’s ambities van 1949 zijn springlevend. Gedaan met de blinde bewondering voor het Westen van de jaren 80. China staat er.
Toch is  China nog altijd een arm land, met een inkomen per hoofd van ongeveer 3000 dollar. De volgende tien  jaar wil het dat inkomen verdubbelen. Tegen 2050 wil het een gemiddeld welvarend land zijn, zeg maar te vergelijken met Portugal of Griekenland. Tegen 2030 moet twee derden van de bevolking in de steden wonen, en pas van dan af zal de welvaartskloof tussen stad en platteland beginnen dichtgroeien. Er is nog heel wat werk voor de boeg!
Tegelijk is China door zijn snelle groei nu al een wereldspeler. Het zit Japan op de hielen als tweede economie in de wereld. Het beïnvloedt de prijs van zowat alle grondstoffen en goederen in de wereld. China voert al tien jaar meer uit dan in en is daardoor de grootste buitenlandse schuldeiser van de Amerikaanse schatkist geworden; China bepaalt het lot van de dollar! Chinese investeerders zijn een mogelijke reddingsboei voor grote westerse bedrijven in moeilijkheden. Vroeger dan verwacht moet China rekening beginnen houden met het effect van zijn ontwikkelingsstrategie op de rest van de wereld.
Dat geldt ook op politiek vlak: China verdedigt sinds 1954 consequent het principe van niet-inmenging in andermans zaken en gelijke rechten voor ieder land; het veroordeelde de invasieoorlogen in Joegoslavië en Irak; vandaag komt het in dossiers als Noord-Korea, Iran, Soedan, Myanmar, Zimbabwe,… onder druk te staan om die principes te laten varen. En dan zijn er nog de eigen belangen: in 2008 is voor het eerst sinds de vijftiende eeuw een Chinese vlooteenheid opgedoken voor de kusten van Somalië, om de piraterij te helpen bestrijden.
Er was een tijd dat Mao de volkeren opriep om de papieren tijger van het Amerikaans imperialisme te verslaan; maar Vietnam is geschiedenis. Deng en zijn opvolgers vermijden de confrontatie met de VS maar ondersteunen ondertussen overal alternatieve machtscentra:  de EU, BRIC, ASEAN+3, de Shanghai Verdrags Organisatie (met Rusland en Centraal Azië), de verschillende eenheidsinitiatieven in Afrika en Latijns-Amerika, de uitbreiding van de Veiligheidsraad, de democratisering van IMF , bilaterale samenwerkingsakkoorden met ieder land dat geïnteresseerd is …; hun objectief is een multipolaire wereld. De Chinese leiders zijn de absolute kampioenen in het wereldreizen geworden.
De internationale recessie vergt eveneens bijsturingen van de Chinese ontwikkelingsstrategie. China is ervan uitgegaan dat de kapitalistische wereld voor langere tijd stabiel was, en heeft van export één van de drie poten van zijn snelle ontwikkeling gemaakt. Nu die export onverwachts snel wegsmelt, moet het halsoverkop de twee andere poten van de groei ontwikkelen: overheidsinvesteringen in infrastructuur en binnenlandse consumptie.
Al in oktober 2008 kwam het op de proppen met een gigantisch driejarenplan, waarbij de overheid bijna 400 miljard euro gaat investeren. Met die investeringen moet het mensen aan het werk houden voor sociaal nuttige projecten (wegen, hospitalen, scholen, sociale woningen,…) , en de Chinese bedrijven ondersteunen bij de omschakeling van productie voor export naar productie voor binnenlands verbruik. Die omschakeling is gekoppeld aan een driejarenplan voor de tien belangrijkste sectoren van de economie; het motto is overal hetzelfde: moderner, properder, energiezuiniger, efficiënter en meestal groter. Banken kregen opdracht zoveel mogelijk leningen te verschaffen.
Om de binnenlandse consumptie aan te wakkeren, kiest men niet voor een drastische verhoging van de lonen, maar voor sociale herverdeling: overheidspremies bij aankoop van huishoudtoestellen, gesubsidieerde bouw van sociale woningen, snelle verbetering van de sociale zekerheid, optrekken van minimumuitkeringen, creatie van werkgelegenheid en afremmen van afdankingen, steun aan beginnende zelfstandigen, …; in tegenstelling tot de Amerikanen hebben de gewone Chinezen geen schulden maar een spaarboekje, het komt er dus vooral op aan hen te overtuigen geld uit te geven.
Tot nog toe heeft het antirecessieplan succes, en blijft de Chinese economie nog groeien. Maar voor de boeren die naar de stad komen en de jongeren die beginnen werken, moeten er jaarlijks 20 miljoen nieuwe jobs bijkomen; dat vereist een groei van de economie met  minimum 8%. De vraag is hoelang de overheid en de banken zullen kunnen bijspringen zonder de inflatie sterk aan te wakkeren.
Deel 2: Uitdagingen bij de vleet
China staat bij deze 60e verjaardag overigens nog voor veel meer uitdagingen:  We beperken ons hier tot de 4M: Mensenrechten, maatschappij, milieu en minderheden.

Mensenrechten, Democratie, één partij

Mensenrechten stonden altijd al hoog op de agenda in China. Het recht op leven, op een onafhankelijk land, op bescherming, voedsel, onderdak, onderwijs, gezondheidszorg, enz.. 

Chinese spreker over mensenrechten aan VUB, sept. 2009

Chinese spreker over mensenrechten aan VUB, sept. 2009


De Chinese overheid vindt dat er prioriteiten zijn, en politieke rechten staan niet vooraan. Niet onlogisch: de enorm snelle veranderingen die China onderging en ondergaat zouden onbestuurbaar zijn in een model zoals bijv. het Belgische; en de leidende personen in China zitten nog altijd met een stevige kater van de vervolgingen en chaos tijdens Mao’s ultrademocratische Culturele Revolutie.
Dat is aan het veranderen. De basisbehoeften van de meeste Chinezen zijn vervuld, er is een snel groeiende stedelijke middenklasse van 200 miljoen mensen. Tijd voor de burger om meer zeggenschap te eisen, en de regering erkent die verzuchting. De westerse media missen gewoonlijk de evolutie die er aan de gang is. China is bezig stap voor stap een echte rechtsstaat te worden, met wetten die rechten en plichten vastleggen en nageleefd moeten worden, ook door de lokale overheden, de politie, het gevangenispersoneel. Strengere procedures hebben het aantal doodstraffen sterk doen dalen. Er is een explosie van onafhankelijke media, en de grenzen van wat kan, worden elke dag verder uitgerokken: media worden aangemoedigd om de waakhonden van de maatschappij te zijn, zolang ze maar niet aan onverantwoorde stemmingmakerij doen. De Chinese vakbond wordt aangemoedigd om de belangen van werknemers in de privésector te verdedigen en om de migrantenwerking uit te breiden. Burgers worden rechtstreeks betrokken bij de wetgeving en het bestuur: wetsontwerpen en bestuursrapporten staan op het internet en iedere betrokkene kan zijn commentaar of advies geven. Op het laagste bestuursniveau (dorpen, wijken) zoekt men al twintig jaar naar de beste formules van rechtstreekse vrije verkiezingen met de bedoeling dit dan uit te breiden naar hogere besturen (het systeem blijkt nog altijd niet goed te werken, dorpsbesturen vallen te gemakkelijk in handen van maffiosi). Aan de werking van de Communistische Partij zelf wordt volop gesleuteld, het scholingsniveau van de kaders moet omhoog en de basis moet meer echte inbreng krijgen, zowel in de besluiten als in de verkiezing van verantwoordelijken; corruptie wordt strenger bestreden.
Wie die evolutie meet aan conformiteit met ons systeem zal bedrogen uitkomen. De Chinezen verklaren uitdrukkelijk dat ze een eigen systeem uitbouwen, volgens hun behoeften. Daarin zullen bepaalde beperkingen op de persoonlijke vrijheid nog lange tijd nodig zijn (die zijn er overigens bij ons ook). Een onafhankelijke rechtsmacht die de besluiten van parlement en regering kan dwarsbomen, strookt niet met het machtsmonopolie van de Communistische Partij van China. Een meerpartijenstelsel evenmin; het machtsmonopolie van de CPC laat bekwame technocraten toe langetermijnplannen op te stellen; die CPC hoeft daarbij geen rekening houden met de eisen van lobbygroepen van privékapitaal zoals in het Westen. Het systeem werkt, waarom zouden ze het veranderen?
Een machtsmonopolie corrumpeert natuurlijk. Strijd tegen de corruptie is een constante in de media sinds 25 jaar, maar valt niet definitief te winnen. Onlangs werd er nog een speciale kliklijn voor corruptiegevallen opgestart.
Naargelang China welvarender wordt, zal het maatschappelijke debat complexer worden en zullen nieuwe methoden voor inbreng van de volksopinie moeten gezocht worden. Sommigen stellen nu al voor twee concurrerende communistische partijen op te richten! Een meer realistische optie werd in 2002 genomen, toen de Partij opengezet werd voor privéondernemers: zo werd meteen een kanaal gecreëerd waarlangs hun belangen op een ordentelijke manier kunnen verdedigd worden.

Maatschappij
Een meer welvarend China krijgt vooral in de steden ook meer en meer te maken met westerse kwalen. Chinezen worden vandaag geteisterd door kanker, maag- en hartziekten, niet meer door tbc en tyfus zoals de bevolking in vele andere ontwikkelingslanden. De verhoogde kosten voor gezondheidszorg zetten de sociale zekerheid onder druk en zijn een bron van bezorgdheid voor heel veel Chinezen.
Generatieconflicten en individualisme hebben nog steeds geen extreme vormen aangenomen. De Chinese maatschappij behoudt haar traditioneel respect en zorg voor de ouderen, en een diepgeworteld gevoel van solidariteit. Maar kan dat alles blijven weerstaan aan het markt- en winstgerichte denken?
De snelle veranderingen veroorzaken een enorme stress. Onzekere werkvooruitzichten voor jongeren en voor ouderen, gedwongen verhuizing van miljoenen mensen wanneer steden volledig herbouwd worden, de stress van de interne migratie met de uiteengerukte gezinnen, een sociale zekerheid met gaten als een gruyèrekaas. Het aantal zelfdodingen bij Chinese boerenvrouwen ligt bij de hoogste ter wereld: mannen trekken naar de stad, de vrouwen blijven achter met de volledige verantwoordelijkheid voor gezin en boerderij. 
China past een strenge geboortebeperking toe, en toch groeit de bevolking nog. Maar ergens rond 2030 slaat die evolutie om en wordt de Chinese bevolking in recordtempo oud. Om het karikaturaal te stellen: één kleinkind dat moet werken voor twee ouders en vier grootouders. Een gigantische uitdaging voor de Chinese leiders.
‘Socialisme is ontwikkeling zonder polarisatie’ zei Deng. Het heeft niet mogen zijn. Het verschil tussen de rijke stad en het arme platteland, tussen de miljonair en de werkloze, is nu al té groot geworden. De Ginicoëfficiënt die de ongelijkheid uitdrukt, ligt nu al hoger dan die van de VS en veel hoger dan de Belgische. Minstens de helft van de economie is in privéhanden. Hoe zal dit ‘socialisme op zijn Chinees’ verder evolueren’? Verder naar een volledig kapitalistisch stelsel? Of terug naar een meer klassiek sovjetmodel? Of gewoon naar iets nieuws? De Chinese leiders spreken heel weinig over het verschil tussen socialisme en kapitalisme en benadrukken vooral de eigen weg voor China. De doorsnee Chinees, zelfs een basispartijlid of een jonge universitair, is niet in staat uit te leggen wat het verschil tussen beide systemen is.
Milieu, broeikaseffect
Milieu is lange tijd bijzaak geweest. Het Westen heeft zich eerst geïndustrialiseerd en is pas honderd jaar later aan het milieu beginnen werken. Waarom zouden de Chinezen niet hetzelfde kunnen doen? Het besef dat milieuvervuiling een onmiddellijke bedreiging voor China vormt, dateert pas van na de eeuwwisseling. Lucht- , water- en bodemvervuiling namen exponentieel toe. De woestijnvorming tengevolge van ontbossing en overbegrazing gaat verder; droogten, overstromingen en frequente zandstormen in Beijing zijn er het gevolg van. 

autovrije zondag in Hainan
autovrije zondag in Hainan

De regering heeft op korte termijn en erg resoluut het roer omgegooid. Er is een Ministerie van Milieubehoud dat elk jaar krachtiger wil en mag optreden. Akkers worden omgezet in weiden, weiden in bossen; de begrazing van de Mongoolse steppen en het Tibetaanse plateau wordt verminderd. Vervuilende fabrieken moeten saneren of sluiten. Landbouw moet meer ecologisch. De normen voor voertuigen in de grote steden liggen op Europees niveau. Voor verwarming en in de keuken schakelen Chinese gezinnen, zeker in de stad, over van steenkool op aardgas. Gebouwen worden geïsoleerd. De uitstoot van nieuwe steenkoolcentrales wordt beperkt. In de steden begint de verbetering merkbaar te worden. Beijing had met de Olympische Spelen een voorbeeldfunctie.
Recent onderzoek dat uitwees dat de opwarming van de aarde voor China fatale gevolgen kan hebben op het gebied van watervoorziening en voedselproductie gaf de Chinezen een nieuwe schok. In juli zijn 300.000 Chinezen geëvacueerd wegens zware overstromingen tengevolge van de opwarming.  Ze kunnen de opwarming niet langer beschouwen als een luxeprobleem dat het Westen veroorzaakt heeft en dus maar moet oplossen. China heeft er alle belang bij zelf de wagen te gaan trekken. De officiële politiek is ‘gedifferentieerde verantwoordelijkheid’: de rijke landen zijn de historische oorzaak van het probleem en zij moeten het meest inleveren, 40% minder CO2 in twintig jaar. De ontwikkelingslanden zullen maximale inspanningen leveren volgens hun mogelijkheden, zonder hun ontwikkeling af te remmen. De rijke landen moeten 1% van hun BNP besteden aan steun voor de ontwikkelingslanden om het broeikaseffect te bestrijden. China zelf werkt intussen op drie vlakken: het beperken van het energieverbruik door efficiëntere fabrieken en elektriciteitscentrales -20% minder specifiek energieverbruik in het huidige vijfjarenplan; nummer één in de wereld worden in alle hernieuwbare energiebronnen: waterkracht, wind, zonne-energie, kernenergie; onderzoek naar de schone verbranding van steenkool, door vergassing en opslaan van CO2 – een eerste pilootcentrale in Tianjin is in aanbouw. Alhoewel het zich niet wil vastpinnen op een becijferde begrenzing van zijn CO2-uitstoot, doet het op deze drie vlakken fenomenale inspanningen.
De huidige recessie geeft de milieubescherming extra dynamiek. In de wereldeconomie na de recessie zullen de milieuvriendelijke economieën het sterkst staan. Het Chinese antirecessieplan speelt daarop in: wie niet milieuvriendelijk is, krijgt geen overheidssteun. Bovendien gaat de overheid zelf tientallen miljarden yuan investeren in het milieu. China kiest ervoor zich om te vormen tot groene kampioen.
Minderheden

China telt 54 minderheden, die alles bijeen minder dan 10% van zijn bevolking uitmaken. De verhouding met de Hanmeerderheid is goed. China voorziet positieve discriminatie tegenover minderheden, onder meer op gebied van onderwijs en geboorteplanning; niet te verwonderen dat alle gemengde Chinezen zich als minderheid laten erkennen. Ook de cultuur van de minderheden wordt heel actief beschermd. Alleen met de Tibetanen en Oeigoeren zijn er problemen. Dit zijn nochtans lang niet de belangrijkste minderheden: de Zhuang,  Yi,  Hui zijn talrijker.
De Oeigoeren  – in totaal zowat 9 miljoen-, wonen in de autonome regio Xinjiang in het verre Westen. Het zijn Turkse moslims en hun enige culturele verwantschap met de Han is dat ze eetstokjes gebruiken. De regio controleert de Zijderoute en valt al meer dan 2000 jaar min of meer onder controle van het Chinese keizerrijk. In het verleden waren er pogingen om delen van het gebied onafhankelijk te maken, de laatste nog tijdens de Tweede Wereldoorlog. De regio ligt afgezonderd tussen woestijnen en hooggebergte, maar door het recente verbeteren van de verbindingen met China is de economische band erg sterk geworden. In tegenstelling met wat men zou kunnen denken, is de streek dankzij vruchtbare oasen, petroleum en grondstoffen tamelijk welvarend. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, veroorzaakt de opkomst van door het buitenland gestuende afscheidingsbewegingen er sinds de jaren 90 onrust, met verschillende bloedige aanslagen in 2008 en bloedige pogroms tegen Han-Chinezen in Urumqi in juli van dit jaar. Oeigoerse extremisten vochten in Afghanistan samen met de taliban en belandden in Guantanamo. Toch steunt de Amerikaanse regering via de NED (National Endowment for Democracy) nog steeds verschillende Oeigoerse afscheidingsbewegingen in het buitenland. Die deden alles om via gsm’s en het internet de racistische rellen van juli aan te wakkeren. De Chinese regering trekt de kaart van economische ontwikkeling en van repressie tegen het separatisme. Ze steunt ook de lokale cultuur; toch is de renovatie van Kashgar een project dat voor verdere onrust kan zorgen: het oude stadscentrum is een labyrint van veelal lemen huizen dat deel uitmaakt van het Unesco-Werelderfgoed, maar niet bestand is tegen aardbevingen en zonder elementair comfort; de autoriteiten gaan het grotendeels afbreken en veilig herbouwen.   

In Xinjiang zijn hoofddoeken geen probleem
In Xinjiang zijn hoofddoeken geen probleem

 
 
 
 
 
 
De zes miljoen Tibetanen vormen de zesde grootste minderheid. Ze wonen voor de helft in de autonome regio Tibet, en voor de helft in gemengde gebieden in andere provincies (het zogenaamde groot-Tibet). De regeringen van alle landen erkennen zonder enige reserve dat Tibet deel was en is van China. Eind jaren 50 kwam de Chinese regering in aanvaring met de oude adel en de kloosters, die toen nog werkten met lijfeigenen. De elite vluchtte naar India. Een radicale fractie streeft nog naar de onafhankelijkheid en het herstel van hun oude macht. De dalai lama verdedigt de  ‘middenweg’: een zelfstandig, maar toch etnisch gezuiverd en fundamentalistisch groot-Tibet  formeel binnen China; een China waaruit de communisten volgens hem wel weg moeten. Als geestelijk leider heeft hij veel prestige bij de meestal diepgelovige bevolking. In maart 2008 braken in Lhasa rellen uit waarbij meer dan 20 Han en Hui vermoord werden. De onrust begon vanuit de kloosters en werd dan overgenomen door groepjes jongeren. De toekomst zal uitwijzen of het om kleine groepen vanuit het buitenland geleide herrieschoppers gaat (Chinese versie) of om algemeen volksverzet (versie van de bannelingen).  De Chinese regering combineert ook hier economische ontwikkeling, steun aan de lokale cultuur en repressie, vooral tegen separatistische kloosters. Tibet is afgelegen, heeft nauwelijks natuurlijke rijkdommen en is zeer arm. Zo’n 90% van het regionaal budget bestaat uit subsidies van Beijing. Toch wordt er gezegd dat (jonge) Tibetanen wegens gebrek aan opleiding onvoldoende aan de bak komen in goedbetaalde jobs. Beijing hoopt dat er na deze dalai lama religieuze leiders komen die, zoals de vorige panchen lama, wel bereid zijn het socialisme te aanvaarden en met hen samen te werken.
Besluit?
Wat gaan we binnen nog eens tien jaar vertellen?
China zal anders zijn, maar hoe? China zal belangrijker zijn in de wereld, maar hoe? En ook in onze eigen wereld zullen ongetwijfeld veel zekerheden sneuvelen. Eén ding is zeker, om mee te zijn met de trein van de geschiedenis zullen we open moeten staan voor samenwerking met en leren van het immense rijk van het Midden. Laten we in onze betrekkingen met China de eurocentristische oogkleppen, het exclusief vasthouden aan onze eigen normen, racistische vooroordelen, fundamentalistisch antisocialisme maar op de mestvaalt van de geschiedenis gooien.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *