Voormalig minister Li Tieying van de Hervormingscommissie heeft in Singapore een vijftal boeken mede uitgeven over 30 jaar hervormingen. Uit het tweede meest praktische boek pikken we het voornaamste mee uit zijn inleiding en voegen daarbij nog de essentiële passages over de veranderingen in de eigendomsstructuren. Een Chinese opinie uit eerste hand dus.
China’s hervorming is het grootste sociaal experiment uit de tweede helft van de 20-ste eeuw. Tijdens een eerste fase tot 1992 werd de planeconomie geherdefinieerd als een geplande goedereneconomie op basis van publieke eigendom. De hervormingen begonnen op het platteland en toen deze na enkele jaren succesvol bleken, deden de hervormingen hun intrede in de steden. Speciale zones werden opgezet, kuststeden geopend voor buitenlands kapitaal en de staatsondernemingen kregen meer speelruimte om zelfstandig te gaan werken: in plaats van de winst af te dragen zoals vroeger, betaalden ze belastingen . Tijdens het tweede stadium vanaf 1992 werd onder impuls van Deng Xiaoping als doel een socialistische markteconomie voorgesteld. Het 14-de partijcongres diepte deze vorm van markteconomie verder uit. De staatsondernemingen worden hervormd volgens het beginsel van “Zich concentreren op de grote; de kleintjes laten gaan”; ook bij de productiemiddelen gaat de markt spelen bij de prijsvorming; verplichte plannen worden meer richtplannen en voorts wordt de hervorming van financiën, fiscaliteit aangepakt en een systeem van macrokontrole verbreed. Tegen rond 2000 liggen de grondslagen van de socialistische markteconomie er. Ook een eerste blauwdruk van sociale zekerheid op marktprincipes lag voor. Na 30 jaar hervormingen wordt de prijs van meer dan 90 % van de goederen door de markt bepaald. 85 % van de investeringen wordt door de ondernemingen zelfstandig beslist.
Theorie
In de overgang tussen het oude en het nieuwe systeem onderscheidt Li Tieying 8 verschillende theoretische facetten. Een eerste facet betreft de overgang van een zeer gecentraliseerde geplande economie naar de socialistische markteconomie. Daarin onderscheidt hij opnieuw drie stadia: het eerste heette “de planeconomie speelt de leidende rol met marktregulering als supplement“; een tweede stadium heette de geplande wareneconomie en het derde de socialistische markteconomie. Een tweede facet is de overgang van louter publieke eigendom tot de publieke eigendom die dominant blijft in een concurrentie tussen verschillende sectoren die wedijveren op basis van gelijkheid. Deze openbare eigendom kan voorts gerealiseerd worden onder vormen andere dan staats-of collectieve eigendom: daarbij wordt vooral geopteerd voor een aandeelhouderssysteem om de gemeenschappelijke eigendom te realiseren. Ten derde wordt in de landbouwgebieden een overgang gemaakt van allesomvattende grote en collectivistische communes naar een landelijk bestuurssysteem dat gebaseerd is op het gezinscontract en twee niveaus. Daarnaast doken ook onverwacht nieuwe vormen op van industrialisering op het platteland. In de bedrijven zelf wordt een overgang gemaakt van staatseigendom en dito bestuur naar het “modern ondernemingssysteem”. Dit komt er op neer dat de ondernemingen wettelijke entiteiten worden waarbij de verschillende investeerders in het bestuur vertegenwoordigd zijn a rato van hun investeringen. Zo werden de ondernemingen echte marktspelers en komt het bestuur los van de eigendom. Een vijfde facet is de overgang van het gecentraliseerde prijsbepalingssysteem door de staat naar het open mededinging systeem waarbij de markt de prijzen bepaalt. Dit gebeurt ook bij de productiemiddelen. Toch is dit systeem nog niet volmaakt, vooral bij de prijzen van energie en elektriciteit. Een zesde overgang is deze van verplichte plannen naar een macro-controle die gebaseerd is op economische indicatoren. Een zevende betreft de overgang van een verdeling van de rijkdommen op egalitaristische basis naar een distributie waarbij werk dominant blijft, maar kan aangevuld worden door andere factoren. Essentieel is hierbij de uitbouw van een gesocialiseerd systeem van sociale zekerheid. De laatste overgang die de laatste 30 jaar te zien gaf, was de overgang van een gesloten- of semi-gesloten naar een open economie. De toegang tot de WTO vormt hiervan het bewijs.
Eigendom praktisch

Resultaten
Na verschillende jaren consolidering viel het aantal grote staatsondernemingen van 65.000 in 1998 tot 43.000 in 2002. De winsten stegen echter van 73 miljard tot 231 miljard tijdens dezelfde periode. Enkel in 2002 betaalden de staatsondernemingen 400 miljard belastingen of twee derden van de belastingen uit de nijverheid.

Het inkomen van de inwoners vermenigvuldigde meer dan 5 maal en het aantal personen onder de armoedegrens daalde spectaculair.
Reforming China; Experiences And Lessons Auteur: Dongtao Zhou & Li Tieying 464 pagina’s | Enrich Professional Publishing | november 2010