Het boek ‘The Institutional Evolution of China Government vs Market’ van Fan Zhang analyseert de 40 jaar Chinese hervormingen vanuit het standpunt van de wisselwerking tussen regering en de markt.
Na het obligate eerste hoofdstuk met de diverse markt theorieën start de auteur met een nogal rudimentair uitgevallen analyse van de commando-planning tussen 1949 en 1978. Eigenlijk begint het boek met het derde hoofdstuk dat de hervormingen behandelt tussen 1949 en 1989. Voor de meeste leiders ging het toen om marktmechanismen te introduceren in het bestaande systeem. Er bestond geen gedetailleerd plan voor deze hervormingen. De facto werd een tweesporenbeleid gevoerd: de vrije markt werd toegestaan op te bloeien terwijl het oude plansysteem bleef.
In het arme Anhui verbonden 18 boerengezinnen in het dorp Xiaogang er zich toe om de landbouw uit te baten op gezinsbasis. Het resultaat was een recordoogst. Andere dorpen volgden dit voorbeeld en tegen mei 1980 werkte 23% van de Chinese productieteams volgens dit gezinssysteem. Tegen 1983 bedroeg het cijfer zelfs 93%. De voedselschaarste verdween op vier tot vijf jaar tijd. In Sichuan werd de commune in 1983 als instelling vervangen door een ‘township’ (gemeente)-bestuur. De regering verminderde in 1984 het aantal goederen dat verplicht aangekocht en verdeeld werd van 117 tot 34. De voormalige communebedrijven gingen zich ontwikkelen op de markt, weliswaar onder controle van de lokale overheid: ze werden ‘township and villages enterprises’ (TVE) geheten. Hun aantal personeelsleden steeg op enkele jaren van 32 tot 80 miljoen.
De hervorming in de steden startte in 1984. De staatsondernemingen sloten met de staat een contract af waarbij ze beloofden een gedeelte van de winst af te dragen. De rest mochten ze vrij besteden. Kleinere staatsondernemingen werden doorverpacht aan individuen. Ook werd geëxperimenteerd met het aandelensysteem. De miljoenen jongeren die na de Culturele Revolutie naar de stad terugkeerden, mochten eigen bedrijven starten: hun aantal tewerkgestelden steeg van 0,3 miljoen in 1979 tot 23 miljoen in 1988. Enkele Japanse ondernemingen als Panasonic waren de eerste buitenlandse bedrijven die de Chinese markt betraden. Hongkong en Taiwanese bedrijven zouden volgen.
Er kwam een dubbel systeem van prijzen. Die voor levensnoodzakelijke goederen bleven laag. Hier zou gesjoemel en corruptie uit voortvloeien. Omdat de bevolking lucht gekregen had van een grootse prijshervorming (met vrije, dus duurdere prijzen) rushte het volk in augustus 1988 op de grootwarenhuizen. De politieke leiders namen gas terug en moesten de prijshervorming uitsmeren over een groter aantal jaren. In Shenzhen werd de eerste veiling gehouden voor het toekennen van grondrechten. Ook qua huisvesting startten eerste marktexperimenten. Personen uit het platteland mochten verhuizen naar een stad in de omgeving. In 1982 werd het monopolie van de Nationale Volksbank afgeschaft, nieuwe banken zouden ontstaan. De eerste trust CITIC, de eerste verzekering China Life en het eerste makelaarshuis Shenzhen Securities werden opgericht. In Wenzhou ontstonden de eerste ‘ondergrondse’ banken.
Naast de hervormingen opende China ook de deur naar het buitenland. Het eerste wat aangepakt werd, was het monopolie af te schaffen van de 12 bedrijven die buitenlandse handel mochten bedrijven. Tegen 1985 hadden 800 firma’s al dit recht. Invoertarieven werden verlaagd. De regering zette speciale zones op en opende in 1984 14 kuststeden. Op bestuurlijk vlak was decentralisatie aan de orde met vooral een soort financieel franchisesysteem tussen de nationale regering en de provincies. Wat de relatie overheid-markt betreft, stelde het 13-de partijcongres in 1987 ‘”de staat regelt de markt en de markt leidt de ondernemingen’. Ook ideeën over politieke hervorming werden geopperd, maar deze gingen in 1989 de koelkast in.
1990-2003
Tijdens deze periode bezocht Deng Xiaoping het zuiden wat de hervormingen een nieuwe stimulans gaf en trad China toe tot de Wereld Handels Organisatie (WTO). Dit hoofdstuk behandelt eerst de hervorming van de staatsondernemingen. In 1996 was één derde van die winstgevend, één derde leed duidelijk verlies en bij één derde waren de verliezen meer verborgen. De nieuwe politiek zou zich concentreren op de grote staatsbedrijven terwijl de kleine staatsbedrijven losgelaten zouden worden. Tussen 1998 en 2003 daalde hun aantal met 40%. Veel lokale overheden trokken er zich volledig uit terug. 60% van de nieuwe eigenaars betroffen voormalige managers en de helft was partijlid. Ook de TVEs ondergingen hetzelfde lot. Tussen 1998 en 2001 verloren 28 miljoen arbeiders hun baan, zij het dat ze nog 3 jaar begeleid werden door een werkgelegenheid cel.
Ook de sociale zekerheid werd hervormd met een nieuw pensioenstelsel, een andere ziekteverzekering en de uitbouw van een minimumloon. Dit vierde hoofdstuk bekijkt enkele sectoren van naderbij: ijzer en staal, auto’s, ngo’s en organisaties uit het middenveld. Het gaat verder in op de rol van de lagere besturen die de economische groei aanstuurden. De belastinghervorming uit 1994 had er voor gezorgd dat de nationale regering een groter deel van de ontvangsten kreeg. De onderliggende besturen gingen elkaar qua het aantrekken van investeringen beconcurreren. De topfunctionarissen werden beoordeeld op basis van het brp en de groei in hun gebied.
Dit hoofdstuk detailleert verder de hervormingen op het financiële vlak: banken, andere financiële instellingen, effecten- en obligatie- en geldmarkten plus de schaduwbanken. Tijdens deze periode werd de deur naar de buitenwereld verder geopend. Het verplicht plan qua buitenlandse handel werd in 1994 vervangen door een richtplan. De buitenlandse investeringen stegen sterk. Vooral de uitvoer van verwerkte producten vormde het leeuwendeel. Buitenlandse bedrijven genoten van een gunstregime. Op politiek vlak gold de theorie van de 3 vertegenwoordigingen de CPC vertegenwoordigde ‘de meest geavanceerde sociale krachten, geavanceerde cultuur en de fundamentele belangen van het Chinese volk’.
2003-2012
Het tijdperk Hu Jintao- Wen Jiabao loopt van 2003 tot 2012. Deze periode twas een ‘gouden’ periode: de jaarlijkse groei bestond uit twee cijfers. Net voordien had de regering 2300 wetten en reglementen aangepast om in orde te zijn met de WTO. Bij de toetreding heeft China beloofd om de diensten eveneens toegankelijker re maken voor buitenlandse investeringen. Resultaat van de toetreding was dat de Chinese handel in goederen van 2001 tot 2010 van 509 miljard $ steeg naar 3 biljoen $.
Terwijl de binnenlandse groei tijdens de jaren negentig vooral geconcentreerd lag in de lichte nijverheid kende China in het begin van de 21-ste eeuw een nieuwe golf van industrialisering. De jaarlijkse groei in de zware nijverheid bereikte 18%. De ontwikkeling van de zware chemie was vooral toe te schrijven aan de bloei in de sectoren huisvesting en stedelijke infrastructuur. De gemiddelde prijs per m² in residentiele gebouwen steeg echter van 1948 yuan in 2001 tot 4725 yuan in 2010. Naast de duurdere huisvesting, zorgde ook een nieuw systeem van ziekteverzekering voor problemen en dit niettegenstaande de staatsuitgaven voor gezondheid jaarlijks met gemiddeld 16% stegen. Tegen 2011 waren er voorts al 250 miljoen migranten. De snelle economische groei veroorzaakte eveneens milieuproblemen. Het boek detailleert verder de problemen van ongelijkheid en van de corruptie.
Na het loslaten van de kleinere staatsondernemingen waren de activa van de staatsondernemingen 35 biljoen renminbi waard of 1,3 maal het bnp toen. De SASAC werd in 2003 opgezet om de overblijvende staatsondernemingen te besturen. Deze zou zich voornamelijk concentreren op de 196 supergroten die tegen 2009 tot 132 waren teruggebracht. Het hoofdstuk analyseert meer concreet de sectoren steenkool, petroleum, elektriciteit, luchtvaart, spoorwegen en telecom. Van 2003 tot 2007 steeg het inkomen van de staatsondernemingen met 17% jaarlijks en de winst met 37%. Ook de privé ondernemingen maakten opgang. Privébedrijf Geely kreeg een vergunning om auto’s te vervaardigen en Lenovo kocht zelfs de Thinkpad-afdeling van IBM op.
Ook tijdens deze periode bleven de lokale besturen een motor van economische groei. Deze besturen investeerden zwaar in stedelijke infrastructuur en om die te financieren deden ze beroep op inkomsten uit het verpachten van grondrechten. Dit hoofdstuk besteedt eveneens een sectie aan de verdere hervormingen in de financiële sector tot en met het schaduwbankieren. De gouden periode werd gedreven door export en het aanleggen van infrastructuur. De financiële crisis zou hier een domper op plaatsen.
Na 2012
In 2012 komt Xi Jinping aan de macht en wordt Li Keqiang premier. Het boek vindt dat gedurende deze periode de hervormingen vertraagd werden en er een herconcentratie van de macht plaats vond. Feit is dat de anti-corruptie campagne zware sporen naliet in het bestel. Enkel in 2015 werden 36911 gevallen onderzocht en 33966 functionarissen gestraft waarbij enkele topkaders. Een reeks nieuwe wetten passeren de revue. Toch wordt het marktstreven onder regeringscontrole verder gezet. Daarbij belangrijk is vooral de derde voltallige sessie van het 18-de Centraal Comité uit november 2013 dat onder meer beslist dat de markt de ‘doorslaggevende rol’ speelt bij het toewijzen van de hulpbronnen.
De hervorming van de staatsondernemingen werd verder gezet door een reeks van hervormingspilots. Ook hier weer een verder doortrekken van de open deur politiek en van de financiële maatregelen. De arbeidskost verdubbelde tussen 2010 en 2015 en arbeidsintensieve bedrijven trokken uit China weg. De bedrijven moesten 30% van de lonen afdragen aan de sociale zekerheid. In 2015 werden de formaliteiten om een zaak op te starten drastisch verminderd. De groei van de economie nam echter af van meer dan 10% in 2010 tot 6,7% in 2016. De prijs van een huis bleef wel stijgen. Lokale besturen die na 2008 infrastructuurwerken lanceerden, staken zich sterk in de schulden.
Het laatste hoofdstuk probeert de lessen uit de 40 jaren hervormingen te trekken. Veel is te doen rond het zwak juridisch systeem. De hervormingen zijn duidelijk niet voleindigd zowel wat het streven naar marktwerking betreft, qua hervorming van de staatsondernemingen en ook wat het grondbestuur en de vastgoedmarkt betreft. Het boek eindigt met een poging tot het opstellen van indexen over marktwerking waarbij de relatieve belangrijkheid van regering en markt wordt gemeten en in grafieken gegoten.
Paar boeren die in het geheim een illegaal document ondertekenen. Wat gebeurt er als een paar CEO’s wat illegale documenten in het geheim ondertekenen die de staat ondermijnen?