Dit is deel 2 van een artikel van Barry Sautman en Yan Hairong over wat zij het ‘China in Afrika discours’ noemen. Het is de vertaling van “Trade, Investment, Power and the China-in-Africa Discourse,” dat we vonden in The Asia-Pacific Journal, 52-3-09, December 28, 2009.
We hebben de nummering van de voetnoten behouden, maar de (120) voetnoten zelf niet.
Daarvoor verwijzen we u naar de originele Engelse tekst, te vinden via
http://japanfocus.org/-Barry-Sautman/3278
Het eerste deel was de inleiding en ging over de ontwikkeling van Afrika en wat China importeert uit Afrika.
U vindt het via de link hierboven of via
www.chinasquare.be/wp-admin/post.php?action=edit&post=7615&message=1
De ontwikkeling van Afrika en wat China exporteert naar Afrika.
(deel 2 van het opiniestuk van B.Sautman en Yan Hairong)
Ook China’s export naar Afrika wordt zwaar bekritiseerd en afgeschilderd als een stroom van producten van belabberde kwaliteit waar consumenten niet veel aan hebben en die de Afrikaanse productie nog meer laat achteruitgaan.49
In het grootste deel van Afrika vind je veel en duurbetaalde basisconsumptieproducten afkomstig uit ontwikkelde landen. Die spullen zijn vaak toch nog goedkoper dan plaatselijk geproduceerde goederen, omdat een slechte infrastructuur en de corruptie in Afrika tot hoge productiekosten leiden.50 Chinese goederen zijn goedkoper dan de beide andere en dus aantrekkelijk voor de gewone Afrikaan. Chinese goederen in Madagaskar zijn 2 tot 3 keer goedkoper dan locale of geïmporteerde goederen.51
Omdat meer Chinezen investeren en handel drijven in Afrika en elkaar beconcurreren zakken de prijzen. In Kinsjasa verkochten Chinese handelaars aanvankelijk schoenen tegen 12 dollar per paar, maar er kwamen nog meer Chinezen en de prijs zakte tot 6 dollar.52 In Ghana werden meer en meer Chinese fietsen geïmporteerd en de prijs zakte in twee jaar van 67 naar 25 dollar.53
De betaalbaarheid van Chinese import komt weliswaar ten goede aan de gewone Afrikaanse consumenten,54 maar er zijn in elk geval maar zeven landen die een noemenswaardige hoeveelheid goederen (5-14 %) uit China importeren.55 Het zijn niet de basisconsumptiegoederen die uit China worden gehaald maar wel “machines, elektronische apparatuur en high- en newtechproducten”.56 Een studie van de Britse regering stelde vast dat basisconsumptiegoederen slechts in één Afrikaans land, Oeganda, meer dan een vijfde vertegenwoordigen van de waarde van alle uit China ingevoerde goederen, en dat Chinese import in Afrika hoofdzakelijk import van elders vervangt en weinig effect heeft op de lokale productie.57
De Chinese regering erkent dat sommige Chinese waren van lage kwaliteit zijn. Veel Chinese goederen worden naar Afrika gebracht door Chinese of Afrikaanse privé-ondernemers die niet onder controle staan van de Chinese regering. Niettemin neemt China “strenge maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn goederen aan alle minimale kwaliteitseisen voor export voldoen [en] heeft een ministerie om ervoor te zorgen dat goederen van lage kwaliteit niet worden uitgevoerd”.58
Niet enkel verdringt de Chinese export naar Afrika bestaande lokale producenten niet, maar de Chinese export naar de rest van de wereld heeft ook niet het algemeen veronderstelde verpletterende effect op de Afrikaanse export.59
De Export Similarity Index, een overlappingmaatstaf voor de waarde van door verschillende landen geëxporteerde producten, is slechts 4 % voor China en geheel Afrika en het betreft nagenoeg exclusief textiel en kleding (T&K).60
Het discours over ‘China in Afrika’ bevat een constante stroom van aantijgingen dat China de Afrikaanse T&K-productie wegconcurreert.61
China’s T&K-export naar Afrika begon scherp te stijgen rond 2003, maar in veel Afrikaanse landen was de T&K-industrie al lang in verval. In Ghana stelde T&K in 1977 25.000 mensen tewerk, maar in 2000 nog maar 5000.62 In Zambia werkten 25.000 mensen in T&K in de jaren ’80, maar in 2002 nog maar 10.000. Tijdens de jaren ’60 en ’70 begonnen veel Afrikaanse landen te industrialiseren als alternatief voor de import, waardoor de tewerkstelling in de T&K-sector algauw 20-30 % was van het aantal bekende banen. Tegen de jaren ’80 en ’90 echter, toen de meeste Afrikaanse landen hun schulden niet meer in de hand konden houden, drongen de internationale financiële instellingen(IFI’s) erop aan dat ze zich zouden openstellen voor buitenlandse goederen, met een deïndustrialisering van bepaalde landen tot gevolg, waarvan vooral T&K het slachtoffer werd.63
Structurele aanpassingsprogramma’s (SAPs) opgelegd door WB/IMF waren de echte doodgravers van de Afrikaanse T&K-productie. De toevloed van tweedehandskleding van ontwikkelde landen in het bijzonder deden de inlandse markten voor Afrikaanse T&K-producenten krimpen.64 Kenia in de jaren ’90 bijvoorbeeld opende de textielsector voor tweedehands- (mitumba) en nieuwe kleding uit de VS en EU, die met de subsidiëring van hun katoenboeren ook de Keniaanse katoenindustrie deden krimpen, waardoor de toevoer aan Keniaanse T&K-producenten afnam. Neoliberale hervormingen in Kenia deden de elektriciteits- en andere productiekosten stijgen, waardoor het nog moeilijker werd voor T&K-firma’s om tegen lage prijzen te produceren. Terwijl bij de mitumba-distributie 500.000 Kenianen betrokken raakten, stortte de T&K-industrie, die in de vroege jaren ’80 wel 200.000 werknemers had geteld, nagenoeg in. Tot 70.000 banen in fabrieken en spinnerijen alleen al gingen verloren.65 Tegen 2004, zelfs met het effect van de Amerikaanse AGOA, werkten minder dan 35.000 mensen in de op export gerichte Keniaanse kledijsector.66
Ondertussen, tegen 2001, kwam er een aanzienlijke groei van Chinese T&K-export.67 Ondanks hevige concurrentie groeide het globale aandeel in T&K-export van Chinese firma’s van 9 % in 1990 tot 24 % in 2005.68
T&K-export was in 2006 goed voor 70 % van China’s globale handelsoverschot van 177 miljard dollar.69 Vanaf 1974 beperkte het Multifibre Arrangement (MFA) de Chinese T&K-export naar ontwikkelde landen. De Overeenkomst inzake Textiel- en Kledijproducten(OTK) van de WHO uit 1994 behield de MFA-quota’s tot 1 januari 2005, waarna de Afrikaanse T&K-export naar de VS aanvankelijk zakte met 20 %. In verscheidene landen viel de tewerkstelling in de sector in 2005-2006 fel terug70 wat te verwachten was met de “relatief hoge lasten en transportkosten en lange expeditietijden naar de VS … lagere productiviteit en lagergekwalificeerde werkkrachten dan in Azië, en … minder bronnen voor katoendraad en duurdere stoffen dan in China en India.”71
Lesotho, Madagaskar, Marokko en Zuid-Afrika komen voor in het discours ‘China in Afrika’ als zwaar getroffen door de Chinese concurrentie. Maar hun industrie was, met uitzondering van die in Zuid-Afrika, tegen 2000 al op sterven na dood.
Wat er uiteindelijk met ze gebeurd is laat ook zien dat het discours van ‘China als doodgraver van de Afrikaanse T&K-industrie’ niet klopt. In Lesotho zijn bijna alle bazen in T&K buitenlanders (hoofdzakelijk van Taiwan en Hongkong) en zij hebben in de sector het meeste arbeiders die wit werken in dienst. In 2006 richtten ze zich op een nieuwe branche als producenten van “ethische kleding” voor de Amerikaanse markt, met een bijna volledig tewerkstellingsherstel als resultaat.72
In Madagaskar, dat in 2005 zo’n 5000 van de 100.000 T&K-banen kwijtspeelde, vond de industrie een niche in meer hoogwaardige T&K; ze hield stand in 2006 en zou naar verwachting groeien in 2007-2008. De T&K-export van Madagaskar groeide bovendien met 3 % in 2005-2007 en stelde tegen 2009 weer 100.000 mensen tewerk. Zijn output was zelfs goed voor 25 % van alle Afrikaanse AGOA-import in de VS, die geen verband hield met de petroleum.73
De Marokkaanse textielexport begon zich te herstellen vooral bij producenten van hoogwaardig textiel die zich gingen richten op ‘just in time’-productie voor de Europese markt, een markt waarvan zeker 50 à 60% niet kan worden bediend door een exporteur uit een verafgelegen land als China.74
In de periode 2003-2006 zouden in de Zuid-Afrikaanse T&K-industrie 55.000 banen verloren zijn gegaan, waarvan 18.000 sinds eind 2004. Naast de toevloed van Chinese producten was er de stijging met 50% in waarde van de Zuid-Afrikaanse rand in 2002-2004, die de export uit Zuid-Afrika, Lesotho en Swaziland duurder maakte.75
Zuid-Afrikaanse T&K-firma’s kunnen ook niet aan goedkope Aziatische stoffen komen voor goederen die tegen AGOA-voorkeurtarieven naar de VS worden gestuurd.76
De Zuid-Afrikaanse T&K-industrie heeft te kampen met lage kapitaalinvestering en slecht management. De toename van illegale tewerkstelling heeft geleid tot dalend vakmanschap en tot kwaliteitscompromissen.77
Het effect dat de toevloed van Chinese T&K-goederen heeft op de tewerkstelling moet ook in een ruimere context geplaatst worden. Een economist aan een universiteit in Johannesburg heeft aangetoond dat de beschikbaarheid van goedkope Chinese T&K-producten voor Zuid-Afrikaanse winkeliers tot een grote stijging heeft geleid in de tewerkstelling in de kleinhandel, die de grootste bijdrage levert tot het Zuid-Afrikaanse bbp. De toename van banen daar dankzij een grotere afname van Chinese T&K-import is een meer dan voldoende compensatie voor het banenverlies in de T&K-productie.78 In elk geval heeft China voor 2007-2008 quota vastgelegd voor 31 types van T&K-export naar Zuid-Afrika. De Zuid-Afrikaanse regering is van mening dat dit de Chinese import met een derde zou doen dalen en ongeveer het aantal sinds 2003 verloren gegane banen zou laten recupereren.79
De Chinese regering ging er ook mee akkoord om een Zuid-Afrikaans T&K-opleidingsprogramma van 2,5 miljoen dollar te financieren en ze zal “indien nodig voorkeursleningen beschikbaar stellen aan Zuid-Afrika voor de modernisering van zijn textielindustrie”.80
Een balans met de positieve en negatieve impact van ’de Chinese export naar Afrika is niet eenvoudig op te maken. Maar, zoals bij de T&K-industrie, is de balans minder negatief dan het discours laat geloven. Het verhaal dat zich vooral richt op de Afrikaanse T&K-industrie, maakt geen vergelijkende analyse en het laat de historische context weg. China droeg immers niet bij tot de sterke achteruitgang van de Afrikaanse textiel- en kledingindustrie die vooral te wijten was aan de SAPs, terwijl westerse staten hun export naar Afrika van nieuwe en tweedehandskleding nog altijd niet hebben afgeremd.
Vertaling B. Desplenter
Er bestaan een massa gegevens die de anti-China hetze tegenspreekt. Dit artikel heeft de verdienste dergelijk materiaal te verzamelen. Maar ik denk toch dat Sautman onvoldoende erkent wat de opkomst voor China betekent voor Afrika. Sinds de val van de USSR viel de alleenheerschapij van de vrije markt onder leiding van de VS als een loden last op het continent. De crisis werd alleen maar scherper. De talrijke oorlogen en de ethnische moordpartijen getuigen hiervan. China’s formule om op basis van het win-win principe samen te werken met Afrikaanse landen, zorgt voor een heilzame aardbeving die de kans op verandering mogelijk maakt. Onder de Westerse alleenheerschappij daarentegen was geen enkele vorm van licht te bespeuren. Of die verandering gerealiseerd zal worden hangt af van de Afrikanen. Maar er is dus wel degelijk een fundamenteel verschil tussen China en de VS/Europa in Afrika. En dat gaat veel verder dan “overblijfselen uit een socialistisch verleden (sic)”.