Volgens de Chinese Federatie van mensen met een handicap (CDPF) en op basis van de nationale volkstelling van 2010 beschouwen ruim 85 miljoen inwoners zichzelf als ‘gehandicapt’. Maar in het openbaar leven zijn deze mensen meestal onzichtbaar. Zelden gebruiken mensen de braille-knop in de lift, de helling naar de deur van het postkantoor of de speciale toiletten in de shoppingcenters.
De meeste Chinezen vinden een handicap ‘iets wat je moet overwinnen’ of ‘iets waarvoor je bent te beklagen’. Dat is niet iets dat de samenleving kan verhelpen door gepaste maatregelen.
Van nutteloos naar gehinderd
Vroeger gebruikte men voor deze mensen het woord ‘canfei’: een schrijfcombinatie van 2 Chinese karakters. ‘Can’ voor onvolledig of kapot en ‘fei’ voor nutteloos. Canfei droeg een uitgesproken pejoratieve betekenis en wordt terecht niet meer gebruikt. Sinds de jaren 1990 gebruikt men het woord ‘canji’, waarbij het laatste karakter wijzigde naar de betekenis ‘ziek’. Dit woord is beter, maar insinueert dat deze mensen een soort ongeneeslijke ziekte hebben waardoor ze ‘abnormaal’ zijn.
Sinds de mensen met een handicap, als groep, het debat hebben verschoven naar ‘mensenrechten’ worden alternatieve benamingen naar voor geschoven. Zoals ‘canzhang’ (waarbij het tweede karakter verwijst naar ‘hindernis of drempel’) of zelfs een volledig nieuwe uitdrukking: ‘shenxin zhang ai’ ofwel ‘lichamelijk of mentaal gehinderd’. De opkomst van die nieuwe woorden is een positieve evolutie want ze geven aan dat het de samenleving is die de handicap accentueert en niet het lichaam zelf. Mensen met een handicap ondervinden slechts problemen wanneer de samenleving niet in staat is om tegemoet te komen aan de fysieke en mentale verschillen tussen mensen. Niet de mensen met een handicap zijn inherent gehinderd, maar onze omgeving is niet open genoeg voor hen.
Toegang nog moeilijk
Toegankelijkheid heeft een heel praktisch aspect: de inrichting van de publieke ruimte die mensen met een beperking een basismobiliteit garandeert. Zelfs in de meest ontwikkelde Chinese grootsteden vormen veel straten en lanen een grote uitdaging: voetpaden stoppen plots, hellingen zijn te steil voor rolstoelen, liften blijven op slot en de speciale (ruime) W.C. zit volgepropt met de reservevoorraad schoonmaakproducten. Eén van de redenen dat gehandicapten zelden zichtbaar zijn op straat is eenvoudigweg omdat het te moeilijk is om buiten te komen. De speciale voorzieningen blijven dus ongebruikt, raken in verval en worden vaak verwaarloosd.
Tegelijkertijd heeft technologie het leven van veel gehandicapten enorm verbeterd. Denk maar aan software voor lezen via beeldscherm of gehoor implantaten. Toch zal techniek niet alle problemen van toegankelijkheid oplossen en het kan zelfs nieuwe drempels veroorzaken. Zo bestaan er speciale videoapparaten bij de bank om je eigen rekeningen te beheren, zonder hulp aan het loket. Die machine vraagt je ter identificatie in een videocamera te kijken. “Maar die camera staat te hoog voor mij”, getuigt een rolstoelgebruikster. “Twee personen, een vriend en een bankbediende, moesten me omhoog heffen uit mijn rolstoel om die camerafoto te maken … Erg vernederend”.
Het blijft moeilijk voor gewone mensen om zich in te leven in de situatie van mensen met een handicap, want die zijn maar een minderheid. Hoe minder die minderheid te zien of te horen is, hoe minder hun noden aan bod komen.
Media
In de media zien we gewoonlijk twee compleet tegengestelde visies over mensen met een handicap. De eerste visie is ‘aanmoedigingsmodel’, verwoord door de huidige CDPF-voorzitter Zhang Haidi en een aantal Paralympics kampioenen. Dit model benadrukt dat gehandicapten misschien ‘lichamelijk gebroken zijn, maar psychisch sterk zijn’. Hier gelden eerbetuigingen voor uitzonderlijke individuele prestaties van mensen met een beperking, ondanks hun handicap.
De andere visie is het ‘pechmodel’. Gehandicapten worden voorgesteld als kwetsbare slachtoffers met tegenslag, die hulp van de samenleving nodig hebben. Dit leidt tot een cultuur van medelijden en meevoelen met hun lijdensweg.
Maar in beide visies blijft de grote meerderheid van gehandicapten buiten beeld: het gaat om gewone mensen die proberen zo gewoon mogelijk te leven. De diepe kloof met deze realiteit leidt tot allerlei vooroordelen. Dit is duidelijk zichtbaar op sociale media, met uitdrukkingen zoals: ‘als een gehandicapte dat kan, dan heb ik geen excuus en moet ik doorbijten’, of ‘met al je gezondheidsproblemen, blijf je beter thuis’.
Het zou goed zijn het idee te doorbreken dat een handicap ‘abnormaal’ is. Gehandicapten mogen dezelfde verwachtingen hebben als ieder mens. Als we er vanuit blijven gaan dat gehandicapten niet in staat zijn normaal te leven en te werken, dan blijven ze geconfronteerd met discriminatie in het dagelijks leven en op de werkvloer. Andersom: als we blijven denken dat gehandicapten puur op eigen wilskracht hun gebrek kunnen overwinnen, dan lopen we het risico dat het systeem van bescherming van de rechten van mensen met een handicap langzaam afbrokkelt.
Overheid
Slechts 32 miljoen mensen hadden vorig jaar het wettelijk statuut van gehandicapte, met een CDPF-certificaat. Dit certificaat geeft recht op enkele nationale en regionale voordelen, afhankelijk van de ernst van de handicap. Het gaat vooral om een subsidie voor leefkosten, betere toegang tot medische zorg, steun via sociale zekerheidsinitiatieven, verlaagde belastingen, studiebeurzen en aanpassingen op de werkplaats.
Een reeks wettelijke premies wil bedrijven stimuleren om gehandicapten aan te werven, maar mensen zonder het CDPF-certificaat blijven in de kou staan omdat ze niet beantwoorden aan de criteria. Zonder verhoogde maatschappelijke bescherming en ondersteuning zullen miljoenen mensen met een handicap geconfronteerd blijven met ernstige sociale drempels en onzichtbaar blijven voor de rest van de samenleving.
Bron: www.sixthtone.cn: ‘Invisible Millions: China’s Unnoticed Disabled People. Dai Wangyun, East China Normal University’