In het laatste nummer van van het ideologisch partijblad Qiushi (Engelse versie) staat een interessant verhaal van de directeur van China’s energiebestuur Zhang Guobao over hoe China de elektriciteit binnenbracht in Tibet. We geven een verkorte versie van het artikel.
De eerste elektriciteit in Tibet dateerde uit 1928. Een jonge Tibetaan werd door de 13e Dalai Lama naar het Verenigd Koninkrijk gezonden om over elektriciteit te leren. Bij zijn terugkeer stelde hij voor dat het Tibetaans Kashakbestuur een waterkrachtcentrale in Duoli nabij Lhasa moest opzetten. De uitrusting die gebruikt werd, had een capaciteit van slechts 92 kw. De onderdelen werden door dragers en paarden vanuit India via Nepal aangevoerd. Deze enige elektriciteitscentrale werkte 18 jaar, maar daarna viel Tibet weer zonder elektriciteit.
In 1955 besliste de Chinese regering om enerzijds de kapotte Duodicentrale te herstellen en te upgraden tot 660 kW en anderzijds om in Xigaze een 80 kW-petroleumcentrale op te starten. Dit gold als een nieuw begin. Wanneer de Tibetaanse Autonome Regio in 1965 opgericht werd, bedroeg de totale capaciteit in Tibet 8240 kW en werd jaarlijks 26 miljoen kWh gegenereerd. Er waren toen drie transmissielijnen van 35 kv met een lengte van 45 km en tien 6 kv-lijnen met een lengte van 98 km.
De elektriciteit in Tibet kwam goed op gang in de jaren ’80. Zo’n 100 km van Lhasa werd in Yangbajian een geothermische centrale gebouwd met een capaciteit van 24.000 kW (8 maal 3000 kw), annex de 110 kW-transmissielijn naar Lhasa. Lange tijd was dit de belangrijkste energiebron in de regio. De centrale regering besloot vervolgens tot de bouw van twee hydrocentrales in Mamhlha en Aoka, beiden gelegen op 4000 meter hoogte. De bouwkost van de centrales viel erg duur uit, maar was volledig op rekening van de Chinese regering. Voor de Jinhecentrale in Qamdo werd de bouw voor de eerste keer volledig verwezenlijkt door de ‘Tibet Power Company’. De centrale met een capaciteit van 60.000 kW werd opgestart in 2001 en opgeleverd in 2004. Volgde in 2003 de bouw van de 100.000 kW-hydrocentrale in Zhikong, waarbij de centrale regering 1 miljard, of 80 %, van de kosten op zich nam. De rest werd bekostigd door de ‘Tibet Power Company’, die een lening afsloot bij de banken. Het was de eerste keer dat de regering niet de volle pot betoelaagde. In de afgelegen Ngariprefectuur, waar weing volk woont, werd een centrale op basis van zonne-energie gebouwd. De kost van de centrale met een capaciteit van 6000 kW vereiste een investering van 426 miljoen yuan, ongeveer acht maal de kost van een dergelijke centrale in normale omstandigheden. Sedertdien heeft Ngari ook licht ’s nachts.
Bij het ontwerpen van de treinlijn naar Lhasa werd door de ingenieurs vastgesteld dat 1000 km van de toekomstige lijn zonder elektriciteit zat. Dit gat werd opgevuld door de elektriciteitsmaatschappijen van respectievelijk Qinghai en Tibet. In de jaren ’90 werd de elektriciteitsbedeling in Tibet verzekerd door onderling niet-geconnecteerde netwerken. Drie ervan, deze van Lhasa, Tsedang en Xigaze, gingen in 2005 samenwerken in de ‘Central Tibet Power Grid’, goed voor een capaciteit hadden van 237.300 Kw. Nu schieten er vier regionale verdeelmaatschappijen over. Uiteindelijk zullen er nog drie overblijven, want Qamdo en Ngari liggen te ver af van de rest. Eind 2001 zaten nog 460 gemeenten en 5524 dorpen zonder stroom. Toen werd het project gelanceerd om licht te brengen tot in iedere gemeente, waarbij vooral ingezet werd op zonne-energie. De totale investering hiervoor in 2005 beliep 1368 miljard yuan en hiermee werden 322 centrales gebouwd met zonne-energie en voorts nog enkele tientallen waterkrachtcentrales. Daarnaast werden ook een 300-tal kleinschalige initiatieven op zonne-energie opgestart met een kracht van 10 tot 130 kW.
Eind 2008 had Tibet een totale capaciteit van 710.000 kW met 1683 km transmissielijnen van 110 kW en 2055 km van 35 kW. Zo’n 60 % van de dorpen heeft nu stroom, wat overeenkomt met 73 % van de bevolking. Van 1959 tot 2008 steeg de toename van elektriciteit jaarlijks met 16,8 %. Daarvoor heeft de regering in totaal meer dan 10 miljard yuan uitgetrokken. Het Energiebestuur heeft in juli 2009 naar alle minderheidsgebieden een studiegroep, bestaande uit 19 ministeries, uitgestuurd om energiebronnen- en behoeften te bestuderen. Plannen die opgesteld werden door deze groep voorzien dat Tibet tegen 2020 zijn achterstand tegenover de andere gebieden van China zal hebben ingelopen. Dan zullen de laatste restanten van het voormalig obscurantistisch regime op dit vlak althans weggewerkt zijn.
best een informatief artikel!
laten we hopen dat de cijfers kloppen
dat is helaas met officiele stukken van officiele Chinese auteurs maar zelden het geval.
jammer van die laatste rancuneuse zin
de arrogante Chinees leert het nooit (lijkt het)
hans wamsteeker
Het laatste regeltje is is niet van de Chinese auteur, maar van de Belgische bewerker. Mij lijkt het de logische samenvatting uit het artikel, maar dan samengevat in één regel.