100 jaar CPC

officieel logo (afbeelding gevonden op Global Times)

Rond de honderdste verjaardag van 100 jaar Communistische Partij van China publiceren wij een dossier geschreven door Carlos Martinez, (NoColdWar, Friends of Socialist China). De stukken zijn opiniërend, ze geven niet noodzakelijk de mening van de redactie.

anti-Japanse demonstratie in Beijing, november 2019 foto Sidney Gamble / Creative Commons

Geen ‘Chinese muur’: de continuïteit van de Chinese Revolutie (opinie)

Carlos Martinez

De Communistische Partij van China (CPC) is opgericht in juli 1921. Vanaf die tijd tot de dag van vandaag heeft ze leiding gegeven aan de Chinese Revolutie – een revolutie om een einde te maken aan het feodalisme, om China zijn nationale soevereiniteit terug te geven, om ervoor te zorgen dat China niet langer door andere landen overheerst wordt, om het socialisme op te bouwen, om een beter leven mogelijk te maken voor het Chinese volk, en om bij te dragen aan een toekomst van vrede en welvaart voor de mensheid.

Enkele doelstellingen zijn al gerealiseerd, aan andere wordt gewerkt. Dat is de continuïteit van de Chinese Revolutie, en daarmee blijft de politieke oriëntatie dezelfde.

Het feodalisme werd afgeschaft bij het begin van de jaren 30 van vorige eeuw in de gebieden waar de CPC de macht had, en direct na de oprichting van de Volksrepubliek in 1949 in het hele land. Ook de macht van de krijgsheren werd gebroken en in 1949 werd de eenheid van China grotendeels tot stand gebracht. Hongkong kwam terug bij China in 1997 en Macao in 1999. Alleen Taiwan wordt nog apart geregeerd en blijft buitenlandse belangen dienen. Toch blijft de imperialistische dreiging overeind in een mondiaal systeem waar de heerschappij van de VS nog altijd bijna allesbepalend is, en die dreiging wordt groter nu er zich onder impuls van de VS een oorlog tegen China op vele fronten ontwikkelt. Om die reden werkt China verder aan de opdracht om zijn soevereiniteit te beschermen en het imperialisme te weerstaan. Tegelijk is ook de weg naar het socialisme voortdurend in ontwikkeling.

Bij het streven om het socialisme op te bouwen in een uitgestrekt halfkoloniaal en halffeodaal land zijn er zeker fouten gemaakt. De verzamelde werken van Marx en Lenin borrelen over van diepe gedachten, maar ze bevatten geen sjablonen of kant-en-klare formules. De Chinese marxisten hebben zich onophoudelijk moeten toeleggen op de ‘concrete analyse van de concrete situatie’,1 en hebben daarbij de socialistische theorieën toegepast en ontwikkeld door ze geschikt te maken voor een voortdurend veranderende realiteit. In hun voorwoord bij Agnes Smedley’s biografie van Zhu De, The Great Road, schreven Leo Huberman en Paul Sweezy dat de Chinese communisten, ‘verwikkeld in hun strijd om te overleven … ertoe gekomen zijn een meer flexibele en verfijnde theorie te ontwikkelen.”2

Liu Shaoqi, een prominent leider van de CPC voordat hij werd afgezet tijdens de Culturele Revolutie, verklaarde: ‘’Vanwege de specifieke kenmerken van de sociale en historische ontwikkeling in China en de achterstand van het land op wetenschappelijk gebied, is het een unieke en moeilijke taak om het marxisme systematisch op China toe te passen en het van zijn Europese vorm om te zetten in een Chinese vorm… Voor veel van deze problemen hebben de marxisten in de wereld nog geen aandacht gehad of oplossingen bedacht, want hier in China bestaat het grootste deel van de massa niet uit arbeiders maar boeren, en de strijd is gericht tegen buitenlandse imperialistische onderdrukking en overblijfselen uit de middeleeuwen, en niet tegen het binnenlandse kapitalisme.’3

In dit artikel wordt betoogd dat, hoewel de Chinese Revolutie vele wendingen heeft ondergaan en de CPC-leiders op verschillende tijdstippen verschillende strategieën hebben toegepast, er een rode draad door de moderne Chinese geschiedenis loopt: de CPC streeft ernaar om een weg naar socialisme te vinden, voor ontwikkeling en onafhankelijkheid te zorgen, het lot van het Chinese volk verbeteren en bij te dragen aan een toekomst van vrede en welvaart voor de mensheid.

Historische achtergrond

De oprichting van de CPC beantwoordde aan de duidelijke behoefte aan een revolutionaire leiding. De burgerlijke revolutie van 1911, waarin de Qing-dynastie uiteindelijk was omvergeworpen en de Republiek China was uitgeroepen, zat op een dood spoor, door de manoeuvres van de imperialistische machten en hun compradors, Chinese handlangers. Het grootste deel van het land werd bestuurd door krijgsheren. De feodale economie bleef overeind en het grootste deel van de bevolking stond permanent op de rand van de hongerdood, schatplichtig aan landheren. De verschillende imperialistische machten behielden hun agentschappen. Groot-Brittannië, de VS, Japan en Duitsland streden onderling om de controle over het land en de grondstoffen van China.

Vooral jongeren waren op zoek naar manieren om vooruit te gaan. ‘Er ontstonden massa’s jongerenorganisaties en studiekringen’, schrijft Israel Epstein4. Een van die clubs was de Nieuwe Studiegroep voor het Volk in Hunan, geleid door een zekere Mao Zedong. Een keerpunt kwam er op 4 mei 1919, toen de studenten van Beijing de regeringsgebouwen binnentrokken uit protest tegen het Verdrag van Versailles, dat de Japanse inbeslagname van de provincie Shandong legaliseerde en de Chinese eisen voor de afschaffing van buitenlandse invloedssferen en de terugtrekking van buitenlandse troepen had verworpen. De demonstraties spraken tot de verbeelding van studenten, arbeiders en radicale intellectuelen in het hele land. ‘De 4 Mei-beweging was een climax van de Chinese revolutie. Ze vond plaats na de Oktoberrevolutie in Rusland en was er een van de resultaten van.’ 5 Han Suyin beschreef de 4 Mei-beweging als ‘een bewustzijnssprong, een radicalisering, die de loop van de geschiedenis zou bepalen’.6

De CPC, die twee jaar later werd opgericht, was de eerste organisatie die met de slogan ‘Weg met het imperialisme’ kwam, in het besef dat de zwakte en achterlijkheid van China inherent verbonden waren met buitenlandse overheersing.

Sommige relatief vooruitstrevende elementen van de opkomende kapitalistische klasse hadden gehoopt dat de VS of Japan China zouden helpen om zich om te vormen tot een moderne kapitalistische macht, maar de communisten beseften dat dit een teken was dat zij de aard van het imperialisme fundamenteel verkeerd begrepen. De grote kapitalistische machten waren door de aard van hun economisch systeem wel gedwongen om te strijden om de controle over China – een land dat een overvloed aan land, mensen, natuurlijke hulpbronnen en geostrategisch voordeel biedt. Japan, de VS, Groot-Brittannië, Duitsland en anderen zouden niet aarzelen om feodale krijgsheren te steunen telkens wanneer het hun belangen diende; en ze zouden niet aarzelen om het verlangen van het Chinese volk naar onafhankelijkheid en vooruitgang te de kop in te drukken. De anti-imperialistische standpunten van de CPC leverden de partij al snel de steun van een aanzienlijk deel van de bevolking op.

Kort na haar oprichting, tijdens het derde congres in 1923, drong de CPC aan op een verenigd front met de Guomindang (GMD) 7, een revolutionaire nationalistische partij die in 1912 door Sun Yat-sen was opgericht (de ervaren politicus en arts Sun werd verkozen tot voorlopige president van de Republiek China na de omverwerping van de Qing-dynastie). Waarom een eenheidsfront? Het idee was om een ​​anti-imperialistische alliantie te vormen met arbeiders, boeren, intellectuelen en vaderlandslievende kapitalisten, met als doel een definitief einde te maken aan het feodalisme, het land te verenigen onder één centrale regering en de imperialistische machten te verjagen. De GMD werd door het Westen niet erkend of gesteund en was bezig zich te oriënteren op de recent gevormde Sovjet-Unie, die al had laten zien een voorstander van de Chinese soevereiniteit te zijn (de bolsjewieken hadden al in 19128 hun steun voor Sun Yat-sen uitgesproken. Zodra ze aan de macht waren gekomen hadden ze afstand gedaan van alle privileges in China die aan het tsaristische regime waren verleend). In het besef dat de CPC effectiever zou zijn in het mobiliseren van de massa van de arbeidersklasse en de boeren, stemde de GMD in met het voorstel van de CPC, en de CPC-leiding werd lid van beide organisaties.

Dit eerste eenheidsfront begon scheuren te vertonen na de dood van Sun Yat-sen in 1925. De rechtervleugel van de GMD kreeg het overwicht onder leiding van Chiang Kai-shek (die later de zeer autoritaire leider van Taiwan zou worden van 1949 tot aan zijn dood in 1975). Chiang ‘was van mening dat het communisme onmenselijk was en dat het, tenzij het verslagen werd, de onderdrukking van het Chinese volk zou betekenen en de vernietiging van hun traditionele cultuur.’ 9 Uit angst dat de communisten te veel steun onder de bevolking wonnen, orkestreerde Chiang een machtsgreep tegen hen, in samenwerking met de verschillende buitenlandse mogendheden die in Chiang een potentiële partner hadden gezien bij het nastreven van een ‘aanvaardbaar’ politiek stelsel in China.

Toen Shanghai in april 1927 werd bevrijd van de controle van de krijgsheer bij een opstand van de lokale arbeidersklasse (voornamelijk geleid door CPC-activisten), kregen de troepen van Chiang de stad in handen door onder de bevrijders een bloedbad aan te richten, waarbij ze naar schatting 5.000 mensen doodden. Het was het begin van een campagne van massamoorden door de troepen van Chiang tegen communisten en progressieve arbeiders, die jarenlang zou aanhouden. CPC-leden werden formeel uit de GMD gezet en het eenheidsfront ontmanteld. Chiang Kai-shek stelde een nieuw bewind aan in Nanjing, dat ‘het communisme tot een misdaad verklaarde die met de dood bestraft kon worden’. 10 De regering richtte haar inspanningen niet op het verzet tegen het imperialisme of de vereniging van het land, maar op vervolging van de communisten. Door deze confrontatie met een bijna fysieke vernietiging, slonk het ledental van de CPC van 58.000 aan het begin van 1927 tot 10.000 tegen het einde van het jaar.

Deze rampzalige gebeurtenissen leidden bij de communisten tot een strategische heroriëntatie. Het was duidelijk dat een eenheidsfrontbeleid gericht op de grote stedelijke centra geen haalbare kaart meer was. Ondertussen, ‘zoals elke schooljongen weet, bestaat 80 procent van de Chinese bevolking uit boeren’, 11 en, zoals William Hinton schrijft in het voorwoord van zijn klassieke verhaal Fanshen, ‘wie de kwestie van de grond niet begrijpt, kan de revolutie in China niet begrijpen.’ 12 De CPC neigde ernaar een revolutionaire beweging te worden die zijn basis op het platteland had.

Na een mislukte opstand in zijn geboortestreek Hunan vluchtte Mao Zedong met zijn troepen naar het Jinggang-gebergte, in het grensgebied van de provincies Jiangxi en Hunan. Hier werd het Chinese Rode Leger opgericht en het eerste gebied bevrijd. De Sovjet van Jiangxi groeide in de loop van een aantal jaar. Er kwamen delen van zeven provincies bij en de bevolking nam toe tot meer dan een half miljoen.

Het Rode Leger in de Jianjinshan-pas juni 1935, een beeld van de Lange Mars (foto Xinhua)

Han Suyin merkt op dat Mao Zedong ‘de eerste in de partij was die zich niet langer op de stad richtte en die een belangrijke strategie uitwerkte die voortkwam uit de Chinese realiteit.’ De arbeidersklasse was een groeiende kracht, maar vormde minder dan één procent van de bevolking. ‘Mao zag in dat basissen opzetten op het platteland, om de boeren te bevrijden van de onderdrukking van het grootgrondbezit, de enige manier was om revolutie te laten slagen.’ 13

Niet alleen was de massa van de boeren tegen feodale uitbuiting, maar ze kon ook het verband tussen buitenlandse overheersing en binnenlandse armoede begrijpen. De periode van buitenlandse agressie vanaf 1840 had geleid tot oorlogen en instabiliteit, waarvan vooral de boeren te lijden hadden, die soldaten en proviand dienden te leveren. Elk landbouwoverschot van goede oogstjaren werd doorgestuurd naar de staat (of de lokale krijgsheer), waardoor de graanschuren leeg bleven en er enorme hongersnoden uitbraken.

De CPC en het Rode Leger werd in deze periode sterker en won aan ervaring. De obsessieve focus van Chiang Kai-shek op het elimineren van het communisme bracht Mao en zijn kameraden ertoe een theorie van guerrillaoorlogvoering te ontwikkelen die beslissend zou blijken te zijn voor het veroveren van de macht. China werd echter kwetsbaar voor aanvallen omdat Chiang vasthield aan een pacificatieprogramma. Zelfs toen de Japanners Mantsjoerije in september 1931 bezetten om Mantsjoekwo een jaar later als een ‘onafhankelijke’ marionettenstaat aan zijn invloedssfeer toe te voegen, bleef het openlijk beleden beleid van Chiang: ‘eerst binnenlandse pacificatie, vóórdat er sprake kan zijn van verzet tegen het buitenland’.

Tussen 1929 en 1934 leidden de troepen van Chiang een reeks brute omsingelingscampagnes in een poging om de Jiangxi-sovjet neer te slaan. Na een reeks nederlagen toegebracht door het zeer gemotiveerde en bekwame Rode Leger, mobiliseerde de Guomindang de legers van krijgsheren uit het hele land en organiseerde ze een strijdmacht van meer dan een miljoen troepen. De communisten hadden geen andere keuze dan het bevrijde gebied te verlaten en door het beleg heen te breken. Deze operatie werd de Lange Mars: de reusachtige terugtocht van een jaar naar het noordwesten van meer dan 9.000 kilometer die eindigde met de oprichting van een revolutionaire basis in Shaanxi. Dit gebied zou tot kort voor de vorming van de Volksrepubliek China in 1949 dienen als het hoofdkwartier van de CPC.

In de bevrijde gebieden gaven de communisten leiding aan een nieuwe politieke economie in oprichting op het platteland die hun – samen met hun vastberaden strijd tegen het Japanse militarisme – de steun van de brede massa van de boeren zou opleveren. In zijn klassieke verslag Red Star Over China schetst Edgar Snow een levendig beeld van het leven in de rode basisgebieden: ‘Land werd herverdeeld en de belastingdruk verlicht. Overal werden collectieve ondernemingen opgericht … Er werd gemeld dat werkloosheid, opium, prostitutie, kinderslavernij en gedwongen huwelijken uitgebannen waren en dat de levensomstandigheden voor de arbeiders en arme boeren in de gebieden die vrede kenden sterk verbeterd waren. In de sovjets die konden standhouden bloeide het onderwijs voor de massa. In sommige provincies realiseerden de Roden een hogere graad van geletterdheid onder de bevolking na drie of vier jaar tijd dan wat er waar ook op het Chinese platteland na eeuwen was bereikt.’ 14

Communistisch kaderlid spreekt overlevenden van de Lange Mars toe
foto Creative Commons

Er kwam een einde aan de opiumproductie, die werd vervangen door voedselteelt. Verouderde feodale praktijken zoals het afbinden van de voeten, kindermoord en het houden van slavinnen werden verboden. Peng Dehuai, een van de belangrijkste leiders van het Rode Leger en later een minister van Defensie van de Volksrepubliek China, gaf aan van welk doorslaggevend belang het progressieve en populaire beleid van de CPC in de bevrijde gebieden was:

 ‘Alleen door zich diep in de harten van de mensen te nestelen, alleen door te voldoen aan de eisen van de massa, alleen door een basis in de boerensovjets te consolideren, en alleen door te schuilen in de schaduw van de massa, kan een partizanenstrijd een revolutionaire overwinning brengen… Tactiek is belangrijk, maar we zouden niet kunnen bestaan ​​als de meerderheid van de mensen ons niet zou steunen.’ 15

Tegen het midden van de jaren dertig hadden de Japanse strijdkrachten hun bezetting van Noordoost-China geconsolideerd en uitgebreid, geholpen en aangemoedigd ​​door de westerse mogendheden, vanuit de gedachte dat samenwerking met Japan een kans bood om de Sovjet-Unie aan te vallen. De positie van Chiang Kai-shek werd onhoudbaar. Hij verleende concessie na concessie aan de Japanners, maar hij kon zijn weigering om de nationale soevereiniteit van China te verdedigen niet langer rechtvaardigen. In juli 1937 rukten Japanse troepen op vanuit hun marionettenstaat Mantsjoekwo om Beijing en Shanghai te bezetten.

CPC-leiders Bo Gu, Zhu De, Zhou Enlai en Mao Zedong in de basis in Shaanxi jaren 30
foto Creative Commons

In deze context namen meer vooruitstrevende elementen binnen de GMD het initiatief door Chiang in de noordwestelijke stad Xi’an vast te houden en hem te dwingen met de CPC samen te werken tegen de Japanse bezetting. Zo werd het Tweede Eenheidsfront gevormd. De rode basis in Yan’an (Shaanxi) werd erkend als een provinciale overheid en de CPC werd gelegaliseerd; het Rode Leger kreeg een nieuwe naam: het Achtste Routeleger.


Tweede Eenheidsfront

In de periode van het Tweede Eenheidsfront verwierf de CPC een enorm prestige vanwege haar leiderschap bij de landsverdediging en haar inzet om het leven te verbeteren van de bevolking in de gebieden onder haar controle. Yan’an werd een aantrekkingspool voor revolutionaire en progressieve jongeren in het hele land. De Britse academicus Graham Hutchings schrijft: ‘Yan’an leek te staan ​​voor een nieuw type samenleving. Wie Yan’an bezocht, als buitenlander of als Chinees, vond een plek waar het borrelde van plannen, het streven naar gelijkheid en hoop. Veel studenten en intellectuelen kozen ervoor om gebieden te verlaten die onder de controle van de centrale regering stonden en waar ze het gevoel hadden dat rechtvaardigheid niet hoog aangeschreven stond, waar de wil ontbrak om de vijand van de natie te bestrijden, en ze kozen voor het leven in de grensregio’s en het kamp van de communisten of “progressieven”.’ 16

Forum Kunst & Literatuur in Yan’an 1940

Twee fasen

Het werd steeds duidelijker dat de communisten de meest samenhangende, toegewijde en competente politieke macht in China waren; de enige politieke partij met het potentieel om de soevereiniteit, eenheid en waardigheid van China te herstellen. Mao en de leiding van de CPC namen de tijd om te theoretiseren over het soort samenleving dat ze probeerden op te bouwen en over wat de inhoud van hun revolutie was. De resultaten van deze debatten en discussies zijn samengevat in Mao’s pamflet Over nieuwe democratie uit 1940, waarin wordt beschreven dat de Chinese revolutie noodzakelijkerwijs twee fasen heeft: ‘eerst die van de Nieuwe Democratie en vervolgens die van het socialisme.’ 17

Sun Yat-sen als inspiratiebron

De Nieuwe Democratie zou geen socialistische samenleving zijn, maar een ‘democratische republiek onder de gezamenlijke dictatuur van allen die tegen het imperialisme of het feodalisme waren, geleid door het proletariaat.’ Mao reikte een vriendschappelijke hand naar vaderlandslievende niet-communisten en ging terug op datgene waar Sun Yat-sen voor stond, dat wil zeggen ‘oproepen tot een republiek van de echte revolutionaire en nieuwe Drie Volksprincipes en de Drie Grote Strategieën.’ (De Drie Volksprincipes kwamen neer op nationalisme, volksregering en sociaal welzijn; de Drie Grote Strategieën waren het bondgenootschap met de Sovjet-Unie, dat met de CPC en de steun voor de arbeiders en boeren).

‘Wij zijn geen utopisten’

De belangrijkste elementen van deze fase van de revolutie waren het verslaan van het imperialisme en het grondvesten van de onafhankelijkheid, als essentiële stappen op weg naar het doel op lange termijn: de opbouw van het socialisme. Hoelang zou deze fase duren? Het zou ‘heel veel tijd vergen en kan niet van de ene op de andere dag worden gerealiseerd. We zijn geen utopisten en kunnen ons niet ontdoen van de feitelijke omstandigheden waarmee we te maken hebben.’ 18 Zo’n samenleving zou geen dictatuur van het proletariaat zijn; dat wil zeggen, de arbeidersklasse zou niet de politieke alleenheerschappij uitoefenen. In plaats daarvan zou de politieke macht worden gedeeld door alle anti-imperialistische klassen: de arbeidersklasse, de boeren, de kleinburgerij en de nationale bourgeoisie (d.w.z. die kapitalisten die zich verzetten tegen buitenlandse overheersing).

Mao Zedong in gesprek met boeren in Yan’an 1939 (foto Roman Karmen) https://www.globaltimes.cn/page/202104/1222522.shtml

Zowel socialisme als kapitalisme

Op economisch gebied zou de Nieuwe Democratie elementen van zowel socialisme als kapitalisme bevatten. ‘De staatsbedrijven zullen socialistisch zijn en zullen de leidende kracht vormen in de hele nationale economie, maar de republiek zal het kapitalistische particuliere eigendom in het algemeen niet confisqueren, en ook de ontwikkeling niet verbieden van het soort kapitalistische productie dat ‘het levensonderhoud van de mensen niet zou beheersen’, want de Chinese economie is nog steeds erg achtergebleven.’ Er zouden landhervormingen worden doorgevoerd en de activiteiten van het privékapitaal zouden aan strenge regelgeving worden onderworpen.

China en de wereld

In een gesprek met Edgar Snow had Mao een toekomstvisie: China zou zijn plaats innemen in een steeds meer geglobaliseerde wereld – misschien liep hij op die manier vooruit op de ‘openstelling’ van vier decennia later:

Als China echt onafhankelijk is geworden, zullen legitieme buitenlandse handelsbelangen meer kansen krijgen dan ooit tevoren. De productie- en consumptiemacht van 450 miljoen mensen is niet een zaak die het exclusieve belang van de Chinezen kan blijven, maar een zaak die vele naties moet aangaan. Als onze miljoenen mensen ooit echt ontvoogd zijn, en als hun grote latente productieve mogelijkheden zijn vrijgemaakt voor creatieve activiteiten op elk gebied, kunnen ze helpen de economie en het culturele niveau van de hele wereld op een hoger niveau te brengen.’ 19

De onvermijdelijke burgeroorlog

Na de nederlaag van Japan in 1945 probeerden de CPC en de GMD te onderhandelen om samen een naoorlogse regering te vormen. De overeenkomst die ze in oktober 1945 in Chongqing hadden gesloten, hield echter geen stand toen de troepen van Chiang hun militaire aanvallen op de door de CPC gecontroleerde gebieden voortzetten. Er volgde een bittere burgeroorlog van vier jaar, die uitliep op de overwinning van de communisten, de vlucht van Chiang Kai-shek naar Taiwan en de oprichting van de Volksrepubliek China op 1 oktober 1949. De nieuw geïnstalleerde regering, onder leiding van de CPC, probeerde het type samenleving op te bouwen dat wordt beschreven in Over de Nieuwe Democratie. Het bestuur ervan was gebaseerd op het gemeenschappelijk programma – een tussentijdse grondwet opgesteld door de Politieke Raadgevende Conferentie van het Chinese Volk, (een instelling van het verenigd front opgericht door de CPC), met 662 afgevaardigden die 45 verschillende organisaties vertegenwoordigden. Het gemeenschappelijk programma riep niet op tot de onmiddellijke vestiging van een socialistische maatschappij en bevatte de belofte om de oprichting van particuliere ondernemingen aan te moedigen. Zoals Mao eerder in het jaar had geschreven: ‘met ons huidige beleid willen we het kapitalisme reguleren, niet vernietigen’. 20 Vaderlandslievende kapitalisten werden uitgenodigd om deel te nemen aan de regering.

1949 Mao Zedong roept de Volksrepubliek China uit: ‘het Chinese volk is opgestaan’

Eerste hervormingen

De belangrijkste economische hervorming die direct werd doorgevoerd was de totale ontmanteling van het feodalisme: de afschaffing van het klassensysteem op het platteland en de verdeling van grond onder de boeren (een proces dat al in volle gang was geweest in de gebieden onder CPC-controle). De landhervorming resulteerde in een groot landbouwoverschot dat, samen met Sovjetsteun, de voorwaarden schiep voor een snelle door de staat geleide industrialisatie. Hutchings merkt op dat ‘drastische verbeteringen in de levensverwachting en alfabetiseringsgraad en een stijging van de levensstandaard gepaard gingen met de bouw van fabrieken, wegen, spoorwegen en bruggen door het hele land’. 21 Meteen kwam er een ongekende verandering in de status van de vrouwen, die onder het feodalisme alle denkbare vormen van onderdrukking en vernedering hadden ondergaan. Via een systeem van ‘blotevoetendokters’ kregen de boeren toegang tot medische basiszorg. ‘Het resultaat was dat de vruchtbaarheid toenam, de kindersterfte daalde, de levensverwachting begon te stijgen en de bevolking zich stabiliseerde en voor het eerst sinds de Japanse invasie van 1937 groeide.’22

De vrouwelijke afgevaardigden bij de Politieke Raadgevende Conferentie van het Chinese Volk 1949

Het einde van de Nieuwe Democratie

De periode van de Nieuwe Democratie heeft maar enkele jaren geduurd. In 1954 promootte de regering de collectivisatie op het platteland en liet ze de particuliere productie in staatshanden overgaan. Tegen de tijd van de Grote Sprong Voorwaarts in 1958 was er geen sprake meer van een langzame en voorzichtige weg naar het socialisme; het plan werd nu om binnen 15 jaar ‘Groot-Brittannië te overtreffen en Amerika in te halen’.

De meningen lopen uiteen over de complexe redenen om af te stappen van de Nieuwe Democratie. De wending heeft te maken met een veranderende geopolitieke omgeving. De CPC had overwogen wederzijds voordelige betrekkingen met het Westen aan te gaan, of had hierop op zijn minst gehoopt, zoals moge blijken uit het al aangehaalde citaat dat ‘legitieme buitenlandse handelsbelangen meer kansen zouden krijgen dan ooit tevoren’. Toen de Volksrepubliek werd opgericht, was de Koude Oorlog echter al in volle gang. Na de nederlaag van Japan in 1945, en met het uitbreken van de burgeroorlog tussen de communisten en de nationalisten, kozen de VS partij voor de laatsten, omdat Chiang de burgeroorlog zag als ‘een integraal onderdeel van het wereldwijde conflict tussen communisme en kapitalisme’23 en resoluut aan de kant van het kapitalisme stond.

Begin van de Koude Oorlog

De VS maakten vanaf het begin duidelijk dat ze vijandig stonden tegenover de Volksrepubliek.

De betrokkenheid van de VS bij de Koreaanse oorlog, die in juni 1950 begon, was in niet geringe mate verbonden met ‘de vastberadenheid van het Westen … om het revolutionaire China ‘in te perken’” 24.

Het genocidaire geweld dat tegen het Koreaanse volk in stelling werd gebracht – inclusief de herhaalde dreiging met een nucleaire oorlog – was ook een waarschuwing aan de Chinese communisten (hoewel de waarschuwing meer dan krachtig werd beantwoord, toen honderdduizenden Chinese vrijwilligers snel de handen ineen sloegen met hun Koreaanse broeders en zusters, de door de VS geleide troepen terugdreven naar de 38e breedtegraad en een effectieve patstelling forceerden). Kort na de aankomst van Amerikaanse troepen in Korea kondigde de Amerikaanse president Truman aan dat zijn regering zou optreden om de opname van Taiwan in de Volksrepubliek China te voorkomen, aangezien dit ‘een bedreiging zou vormen voor de veiligheid in het gebied van de Stille Oceaan en voor de Amerikaanse strijdkrachten die hun wettige en noodzakelijke opdracht in dat gebied uitvoerden.’ 25 Truman beval de Zevende Vloot van de Amerikaanse marine op te rukken naar de Straat van Taiwan om te voorkomen dat China het zou innemen (zo is overigens de imperialistische gedachte ontstaan dat Taiwan onafhankelijk zou kunnen zijn). Samen met deze daden van fysieke agressie legden de VS China een totaal embargo op, waarmee ze China verschillende belangrijke benodigdheden voor de wederopbouw ontzegden.

Historische parallel

De gevaarlijk vijandige omstandigheden maakte de Nieuwe Democratie minder levensvatbaar. Er zijn hier parallellen met de Sovjet-Unie die in 1929 de Nieuwe Economische Politiek (NEP) opgaf. Net als de Nieuwe Democratie bestond de NEP uit een gemengde economie, waarbij particuliere bedrijven werden aangemoedigd om de productie en de productiviteit te verhogen. De NEP, geïntroduceerd in 1921, bleek zeer succesvol, in de zin dat de Sovjet-Unie economisch kon herstellen van de oorlog terwijl het interne klassenconflict tot een minimum werd beperkt. Tegen het einde van het decennium doken er echter nieuwe gevaren van buitenaf op en het werd de Sovjetleiders duidelijk dat de imperialistische machten begonnen te mobiliseren voor oorlog. Vanaf 1929 veranderde de Sovjeteconomie geleidelijk aan in een soort oorlogseconomie, met bijna totale centralisatie, volledig staatseigendom van de industrie, collectivisatie van de landbouw en een sterke focus op zware industrie en militaire productie.

Chinese ‘Volksvrijwilligers’ steken de Yalurivier over om de progressieve en socialistische Koreanen te helpen de Amerikaanse troepen en hun Koreaanse bondgenoten terug te dringen. Begin van de Koude Oorlog die van invloed was op de politieke wending in China

‘Niets minder dan een grote sprong’

Evenzo droeg de veranderende situatie in de regio in het midden van de jaren vijftig bij tot een economische en politieke verschuiving in China. Daarnaast was er ongetwijfeld een subjectieve factor van de CPC-leiding die sneller wilde ‘doorreizen’ naar het socialisme. Het doel werd ‘de socialistische industrialisatie en socialistische transformatie in vijftien jaar of iets langer te volbrengen’, zoals Mao in 1953 zei. 26 Met de dood van Stalin in maart 1953 en de geleidelijke verslechtering van de betrekkingen tussen de CPC en de nieuwe Sovjetleiding onder Nikita Chroesjtsjov kregen de Chinezen het gevoel dat de Sovjets het pad van de revolutionaire strijd verlieten en dat de verantwoordelijkheid voor het pionierswerk bij de opbouw van het socialisme op de schouders van China viel. Om van een situatie van economische en wetenschappelijke achterstand naar die van een vooruitstrevende socialistische macht over te gaan zou niets minder dan een grote sprong nodig zijn.

Van 1958 tot 1976

Mao als monster?

Tot op de dag van vandaag wordt de Volksrepubliek China en de staat van dienst van de CPC bij voorkeur en zonder probleem afgekraakt door te wijzen op de vermeende misdaden van Mao Zedong, die vanaf het begin van de jaren dertig tot aan zijn dood in 1976 algemeen werd erkend als de belangrijkste leider van de Chinese revolutie. Als het echt het hoogste streven van de CPC was om het lot van het Chinese volk te verbeteren, waarom heeft de partij dan zulke rampzalige campagnes gevoerd als de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie?

Grote Sprong Voorwaarts

De Grote Sprong Voorwaarts, die in 1958 van start ging, was een ambitieus programma om een snelle industrialisatie en collectivisatie te realiseren; om de opbouw van het socialisme te versnellen en China in staat te stellen een definitief eind te maken aan de eeuwenoude onderontwikkeling en armoede; om, in Mao’s woorden, ‘de kloof tussen China en de VS binnen vijf jaar te dichten, en uiteindelijk de VS binnen zeven jaar te overtreffen’. 27 Daarbij werd ‘de moeizame stedelijke industrialisatie in Sovjetstijl verworpen’. 28 Deze keus weerspiegelde het begin van de breuk tussen China en de Sovjet-Unie. De Chinezen vreesden dat onder de leiding van Chroesjtsjov Moskou er uitsluitend naar streefde een conflict met de imperialistische mogendheden te vermijden, en dat steun aan China en de andere socialistische landen zou worden geofferd op het altaar van de ‘vreedzame co-existentie’. China zou dus op eigen benen moeten staan.

IJzersmelterijen op het platteland (foto Wikipedia commons,) fotograaf onbekend
https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=85762454,

Industrialisering van het platteland

Ondanks alle tekortkomingen van de Grote Sprong Voorwaarts was de essentie ervan een ‘poging om kleinschalige industrie naar het platteland te brengen.’ 29zoals de Indiase marxist Vijay Prashad het treffend heeft omschreven. Mao was van mening dat de ‘revolutionaire sociale verandering’ ook dit keer zou beginnen op het platteland, ‘de belangrijkste arena waar de strijd om socialisme en communisme te bereiken zal worden uitgevochten.’ 30 De landbouwcollectivisatie werd versneld en er werd een breed beroep gedaan op de revolutionaire geest van de massa. Ji Chaozhu (destijds tolk voor het ministerie van Buitenlandse Zaken en later, van 1987 tot 1991, ambassadeur in het Verenigd Koninkrijk) schrijft in zijn memoires: ‘De boeren kregen kleine percelen grond voor het eigen levensonderhoud. Alle andere activiteiten waren ten behoeve van de gemeenschap en moesten gelijkelijk worden verdeeld. Kaderleden moesten zich bij de boeren voegen op het land, in de fabrieken en op de bouwplaatsen. Zelfs Mao verscheen bij een dam in aanbouw om zich te laten fotograferen met een schop in de hand.’ 31

Mislukking en ramp

Over het geheel genomen was de Grote Sprong Voorwaarts geen succes. Liu Mingfu schrijft dat ‘de Grote Sprong Voorwaarts er niet toe heeft geleid dat China het Verenigd Koninkrijk en de VS voorbijstreefde. In werkelijkheid kwam de Chinese economie tot stilstand en vervolgens ontstond een recessie. Een groot aantal mensen stief een niet-natuurlijke dood en het aandeel van China in het wereldwijde bbp daalde van 5,46% in 1957 naar 4,01% in 1962, wat nog lager was dan in 1950 (4,59%).’ 32

De ontwrichting van de economische basisstructuur van de maatschappij leidde, samen met de plotselinge terugtrekking van Sovjet-deskundigen in 1960 en een reeks verschrikkelijke periodes van droogte en overstromingen, tot slechte oogsten. Ondertussen waren miljoenen boeren naar de steden gestuurd om in de fabrieken te werken en ‘was er niemand om te oogsten en te dorsen.’ 33 De historicus Alexander Pantsov schrijft dat ‘de jacht op staal de aandacht van de Chinese leiders had afgeleid van het graanprobleem, en de rijst en andere granen moesten worden geoogst door vrouwen, oude mannen en kinderen… Er ontstond een tekort aan graan, en Mao gaf het bevel om het tempo van de Grote Sprong te verlagen.’ 34 Ji Chaozhu merkt op dat ‘ondervoeding die tot oedeem leidde in veel gebieden veel voorkwam, en dat het aantal sterfgevallen onder de plattelandsbevolking toenam.’ 35

Relativering

Bepaalde doelen van de Grote Sprong Voorwaarts werden bereikt – met name de irrigatie van akkerland. Het einddoel werd echter niet bereikt, en door de veroorzaakte verstoring nam de armoede en de ondervoeding toe. In 1962 werd een eind gemaakt aan het programma. Het blijft een zeer controversieel onderwerp in de Chinese geschiedenis. Voor anticommunisten is de Grote Sprong Voorwaarts het onweerlegbare bewijs dat de CPC – en Mao Zedong in het bijzonder – monsterlijk en moorddadig waren. Westerse burgerlijke historici lijken het erover eens te zijn dat er naar schatting 30 miljoen mensen van honger zijn gestorven als gevolg van de Grote Sprong Voorwaarts. Op basis van een grondige statistische analyse concludeert de Indiase econoom Utsa Patnaik dat het sterftecijfer in China was gestegen van 12 per duizend in 1958 (een historisch laag cijfer als gevolg van de landhervorming en de uitbreiding van de medische zorg in het hele land) tot een piek van 25,4 per duizend in 1960. ‘Als wij het opmerkelijk lage sterftecijfer van 12 per duizend dat China in 1958 had bereikt als maatstaf nemen en het aantal extra sterfgevallen in de periode 1959-1961, komen we uit op een totaal van 11,5 miljoen. Dit is de maximale schatting van de mogelijke “sterfgevallen door hongersnood”’. 36

Wetenschappelijk vs. ideologisch oordeel

Patnaik merkt op dat zelfs het hoogste sterftecijfer in 1960 ‘weinig verschilde van het Indiase sterftecijfer in datzelfde jaar (24,8), dat als vrij normaal werd beschouwd en geen kritiek uitlokte’. Dit is een belangrijk punt. Ondervoeding was in die tijd een plaag voor alle ontwikkelingslanden (helaas is dat in sommige gebieden op aarde nog steeds zo). In de loop der tijd zijn er talloze gruwelijke hongersnoden geweest in China, onder meer in 1907, 1928 en 1942. Het is pas in de moderne tijd, onder het leiderschap van precies die ‘monsterlijke’ CPC, dat ondervoeding in China tot het verleden is gaan behoren. Burgerlijke academici hebben met andere woorden het falen van de Grote Sprong Voorwaarts cynisch gemanipuleerd om de hele Chinese Revolutie af te kraken.

De Grote Sprong Voorwaarts was niet een of andere schandelijke misdaad tegen de menselijkheid; het was een legitieme poging om de opbouw van een welvarende en geavanceerde socialistische maatschappij te versnellen.

Het programma bleek geen succes te zijn en werd daarom stopgezet.

Revisionisme of modernisering?

In de nasleep van de Grote Sprong Voorwaarts raakte Mao’s meer radicale vleugel van de CPC-leiding enigszins gemarginaliseerd, en het initiatief kwam in handen van diegenen die voorrang wilden geven aan sociale stabiliteit en economische groei boven de klassenstrijd. De belangrijkste vertegenwoordigers daarvan waren Liu Shaoqi (staatshoofd van de Volksrepubliek, algemeen beschouwd als de opvolger van Mao) en vicepremier Deng Xiaoping. Liu, Deng, Chen Yun en Zhou Enlai ontwierpen het concept van de Vier Moderniseringen (in landbouw, industrie, defensie, en wetenschap en technologie), dat een hoeksteen zou vormen van het economisch beleid na Mao.

In de daaropvolgende jaren begonnen Mao en een groep van zijn naaste kameraden zich zorgen te maken dat er een antirevolutionaire ‘revisionistische’ tendens was ontstaan nu de klassenstrijd geen prioriteit meer had, en dat dit uiteindelijk zou kunnen leiden tot herstel van het kapitalisme. Volgens Mao konden de revisionistische elementen rekenen op de steun van de intelligentsia – met name leraren en academici – die, omdat ze zelf grotendeels niet afkomstig waren uit de arbeidersklasse, kapitalistische en feodale waarden propageerden onder de jeugd. Het was noodzakelijk om ‘de wortels van het revisionisme te vernietigen’ en ‘te strijden tegen de leiders in de partij die de weg naar het kapitalisme opgingen’. 37

Culturele Revolutie

De Culturele Revolutie begon in 1966 als een massabeweging van studenten en scholieren, aangevuurd en aangemoedigd door Mao en anderen aan de linkerzijde van de leiding. In Beijing vormden zich groepen studenten die zich de Rode Garde noemden en gehoor gaven aan Mao’s oproep om ‘de reactionaire bourgeois-ideeën op het gebied van academisch werk, onderwijs, journalistiek, literatuur en kunst grondig te bekritiseren en te verwerpen’. 38 De studenten maakten ‘posters met grote karakters’ (dazibao) waarin zij de ‘antirevolutionaire bourgeois-elementen’ onder de gezagsdragers analyseerden en hun eisen uiteenzetten. Mao was enthousiast en schreef aan de studenten dat hij hun initiatief toejuichte: ‘Ik zal met enthousiasme steun verlenen aan allen die dezelfde opstelling als jullie hebben in de beweging van de Culturele Revolutie.’ 39Hij maakte zijn eigen dazibao waarin hij de revolutionaire massa opriep om ‘het hoofdkwartier te bombarderen’ – dat wil zeggen, in opstand te komen tegen de hervormers en ‘bourgeois-elementen’ in de partij.

Verklaring Centraal Comité

In augustus 1966 nam het Centraal Comité van de CPC, naar aanleiding van deze ontwikkelingen, het Besluit betreffende de Grote Proletarische Culturele Revolutie aan. ‘Hoewel de bourgeoisie ten val is gebracht, probeert ze nog steeds de oude ideeën, cultuur, gewoonten en gebruiken van de uitbuitende klassen te gebruiken om de massa te corrumperen, de geesten te veroveren en te proberen een comeback te maken. Het proletariaat moet precies het tegenovergestelde doen: het moet zonder aarzelen ingaan tegen elke uitdaging van de bourgeoisie op ideologisch gebied en de nieuwe ideeën, cultuur, gewoonten en gebruiken van het proletariaat gebruiken om de denkpatronen van de hele maatschappij te veranderen. Op dit moment streven we ernaar die gezagsdragers die de weg van het kapitalisme volgen te bestrijden en ten val te brengen, de reactionaire burgerlijke academische ‘autoriteiten’ en de ideologie van de bourgeoisie en alle andere uitbuitende klassen te bekritiseren en af te wijzen en het onderwijs, de literatuur en kunst en alle andere delen van de bovenbouw die niet overeenstemmen met de socialistische economische basis te transformeren, om zo de consolidatie en ontwikkeling van het socialistische systeem te bevorderen.’ 40

Tegen de Sovjet-Unie

De Culturele Revolutie had dus tot doel een massale strijd aan te zwengelen tegen de verondersteld revisionistische en kapitalistische restauratie-elementen in de partij; een einde te maken aan de hegemonie van de burgerlijke ideeën op het gebied van onderwijs en cultuur; en een nieuwe cultuur te verankeren – socialistisch, collectivistisch, modern.

De Culturele Revolutie betekende ook een verdere escalatie van de breuk met de Sovjet-Unie, aangezien het revisionisme als een ziekte werd gezien, een ziekte die afkomstig was uit de Sovjet-Unie (Liu Shaoqi, voorheen beschouwd als de opvolger van Mao en nu het voornaamste doelwit van de radicalen, werd bestempeld als de Chinese Chroesjtsjov). Li Mingjiang merkt op dat

‘de Sovjet-Unie tijdens de gehele Culturele Revolutie systematisch werd gedemoniseerd.

De vijandelijkheden tussen China en de Sovjet-Unie bereikten een ongekende hoogte, wat ook bleek uit het feit dat Mao Moskou de grootste vijand van China noemde.’41

Van chaos naar wetteloos geweld

Han Suyin beschrijft de chaotische sfeer van de eerste dagen van de Culturele Revolutie: ‘Uitgebreide democratie. Grote kritiek. Overal muurposters. Absolute vrijheid om te reizen. Vrijheid om onderling revolutionaire contacten te organiseren. Dit waren de rechten en vrijheden die de Rode Gardisten kregen. Geen wonder dat het naar hun hoofd steeg en al snel tot algehele wetteloosheid leidde.’ In augustus 1966 ‘explodeerde de sudderende Culturele Revolutie in een maalstroom van geweld… Toen hij de Culturele Revolutie uitriep was Mao er niet op voorzien dat hij de controle zou verliezen.’ 42

Er was overal ontwrichting. Universiteiten werden gesloten. ‘Rode Gardisten bezetten en plunderden het ministerie van Buitenlandse Zaken, terwijl de meeste ambassadeurs naar Beijing werden teruggeroepen voor politieke vorming. De Britse ambassade werd aangevallen, en de Sovjetambassade werd maandenlang belegerd door jeugdige maoïsten.’ 43

Het vreselijke lot van andere partijleiders

Velen van hen die beschuldigd werden door de Culturele-Revolutiegroep (CRG, een orgaan van de CPC dat aanvankelijk verantwoording aflegde aan het Permanent Comité van het Politiek Bureau maar de facto het centrum van de macht werd) trof een gruwelijk lot. Er verschenen posters met de slogan ‘Weg met Liu Shaoqi! Weg met Deng Xiaoping! Houd de grote rode banier van het Denken van Mao Zedong hoog.’ Liu’s boeken werden verbrand op het Plein van de Hemelse Vrede – ‘ze werden bestempeld als giftig onkruid, maar toch waren ze een steunpilaar geweest van het theoretische denkproces dat in 1945-47 in Yen’an Mao aan de macht had gebracht.’ 44 Liu werd uit alle functies gezet en gearresteerd. ‘Liu werd herhaaldelijk gemarteld en ondervraagd, opgesloten in een onverwarmde cel, en kreeg geen medische zorg. Hij stierf in november 1969, zijn stoffelijk overschot werd stiekem gecremeerd onder een valse naam. Zijn dood werd drie jaar lang verzwegen voor zijn vrouw en een decennium lang voor het publiek.’ 45

Peng Dehuai, voormalig minister van Defensie en leider van de operaties van het Vrijwilligersleger van het Chinese Volk in de Koreaanse Oorlog, was in 1959 met pensioen gestuurd toen hij kritiek had geleverd op de Grote Sprong Voorwaarts. Jiang Qing – de vrouw van Mao en een leidende figuur in de CRG – stuurde Rode Gardisten naar Sichuan, waar Peng woonde. ‘Een boevenbende drong zijn huis binnen, greep hem en bracht hem naar de hoofdstad, waar hij in de gevangenis werd gegooid. Peng werd gemarteld en meer dan honderd keer geslagen, zijn ribben werden gebroken, zijn gezicht verminkt en zijn longen beschadigd. Hij werd herhaaldelijk meegesleurd naar kritiek-en-strijdsessies.’ 46 Hij stierf in 1974 in een gevangenisziekenhuis.

Zelfs premier Zhou Enlai, nog steeds loyaal ondanks zijn stilzwijgende afschuw van het extremisme van de CRG, kwam er niet ongeschonden vanaf: in november 1966 kreeg hij, volgens Han Suyin, een hartaanval nadat hij 22 uur lang omsingeld en uitgescholden was door Rode Gardisten.

Hoewel het de bedoeling van Mao was dat de Culturele Revolutie slechts enkele maanden zou duren, kwam zij pas kort voor Mao’s dood in 1976 tot een einde, al waren er af en toe minder heftige periodes. Toen Mao zich realiseerde dat de situatie uit de hand begon te lopen, riep hij in 1967 het leger te hulp om orde op zaken te stellen en de productie te reorganiseren. De Culturele Revolutie laaide echter weer op met de opkomst van de ‘Bende van Vier’ vanaf 1972.

De andere kant van het verhaal

Historici in de kapitalistische landen hebben de neiging de Culturele Revolutie in de meest oppervlakkige en inhoudsloze bewoordingen voor te stellen. Voor hen was het gewoon het typische voorbeeld van Mao’s obsessieve hang naar geweld en macht; nog maar eens een episode in het lange verhaal van het communistische autoritarisme. Maar psychopathologie is zelden de belangrijkste drijvende kracht in de geschiedenis. In werkelijkheid was de Culturele Revolutie een radicale massabeweging; miljoenen jonge mensen werden geïnspireerd door het idee om sneller naar het socialisme toe te werken, een einde te maken aan feodale tradities, een meer egalitaire samenleving te creëren, bureaucratie te bestrijden, te voorkomen dat er een kapitalistische klasse zou ontstaan, arbeiders en boeren mondiger te maken, hun bijdrage te leveren aan een wereldwijde socialistische revolutie, een prachtige socialistische cultuur op te bouwen die niet werd beperkt door duizenden jaren van confucianistische traditie. Zij wilden een snelle weg naar een socialistische toekomst. Zij werden geïnspireerd door Mao en zijn bondgenoten, die op hun beurt door hen werden geïnspireerd.

De rol van Mao

Zo’n beweging kan gemakkelijk uit de hand lopen, en dat gebeurde ook. Mao kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor elk exces, elke gewelddaad, elke absurde uitspraak (hij greep integendeel op verschillende momenten in om de beweging in te tomen). Het is echter wel een feit dat hij de beweging in grote lijnen steunde en uiteindelijk het meeste bijdroeg aan haar streven. Mao had een enorme persoonlijke invloed – niet alleen vanwege de bevoegdheden die hij had gekregen op basis van de partijstatuten en de grondwet.

Mao’s gezag kwam voort uit het feit dat hij de belangrijkste architect was van een revolutionair proces dat het leven van honderden miljoenen mensen ten goede had veranderd.

Hij was wat Lenin was voor het Sovjetvolk, wat Fidel Castro blijft voor het Cubaanse volk. Zelfs als hij fouten maakte, konden miljoenen mensen daarin meegaan. Han Suyin schrijft: ‘Mao deed vaak tegenstrijdige uitspraken, maar elke opmerking had de kracht van een decreet.’47

Beoordeling

In China wordt nu algemeen aangenomen dat de Culturele Revolutie verkeerd was. Het was ‘de ernstigste terugval … die de Partij, de staat en het volk sinds de oprichting van de Volksrepubliek hebben meegemaakt.’ 48 De politieke uitgangspunten van de beweging – dat contrarevolutionairen en aanhangers van de kapitalistische weg de overhand kregen in de partij; dat de massa de aanhangers van de kapitalistische weg in de partij zouden moeten verjagen; dat er een voortdurende revolutie nodig zou zijn om op de weg naar het socialisme te blijven – werden expliciet verworpen door de leiding van de CPC na Mao. Die stelde dat de ‘verjaagde aanhangers van de kapitalistische weg… leidende kaders waren van partij- en regeringsorganisaties op alle niveaus, die de centrale macht uitmaakten voor de zaak van het socialisme.’ 49 Historicus Rebecca Karl stelt dat de leiders die na Mao kwamen in feite profiteerden van de Culturele Revolutie, in die zin dat ze ‘China hebben gered van de chaos’. 50

Het Chinese volk over Mao

Het lijdt geen twijfel dat de beroering van de Culturele Revolutie de ontwikkeling van het land heeft belemmerd en verschrikkelijke rampspoed heeft gebracht voor een groot aantal mensen. Wat veel historici vanuit hun kapitalistisch denkkader niet begrijpen is waarom Mao, ondanks de chaos en het geweld van de Culturele Revolutie, nog steeds wordt vereerd in China. Voor het Chinese volk komt het erop neer dat zijn fouten ‘de fouten van een grote proletarische revolutionair’ waren. 51

Mao-herdenking In Shaoshan, Hunan (foto China Daily / Liu Xiangrui)

Verdiensten van de CPC onder Mao

Het was de CPC, onder de leiding van Mao en met een politieke strategie hoofdzakelijk door hem bedacht, die China heeft bevrijd van buitenlandse overheersing, het land heeft verenigd, het feodalisme afgeschaft. Geleid door Mao heeft de CPC de grond verdeeld onder de boeren, het land geïndustrialiseerd, de weg naar de bevrijding van de vrouw geopend. De Britse academicus John Ross wijst erop dat ‘de levensverwachting in China in de 27 jaar tussen de oprichting van de Volksrepubliek China in 1949 en de dood van Mao Zedong in 1976 met 31 jaar is gestegen – met andere woorden, meer dan een levensjaar per chronologisch jaar…

De levensverwachting in de drie decennia na 1949 was in China sneller gestegen dan in elk ander groot land in de geschiedenis van de mensheid.’ 52

De excessen en fouten in de laatste jaren van Mao’s leven moeten in dit totaalbeeld van ongekende, transformerende vooruitgang voor het Chinese volk worden geplaatst. Vóór de revolutie was minder dan 20% van de Chinezen gealfabetiseerd. Tegen de tijd dat Mao stierf, was dat ongeveer 93%. De Chinese bevolking was tot 1949 gedurende zo’n honderd jaar tussen de 400 en 500 miljoen gebleven. Tegen de tijd dat Mao stierf, waren er 900 miljoen inwoners. Er ontstond een bloeiende cultuur van literatuur, muziek, theater en kunst die toegankelijk was voor de massa’s van het volk. Het land werd geïrrigeerd. Hongersnood behoorde tot het verleden. Er kwam gezondheidszorg voor iedereen. China behield – na een eeuw van buitenlandse overheersing – zijn soevereiniteit en ontwikkelde de middelen om zich te verdedigen tegen imperialistische aanvallen.

Mogelijk eindoordeel

Daarom krijgt het verhaal over Mao als monster weinig weerklank in China. Zoals Deng Xiaoping zelf het formuleerde:

‘Zonder het uitmuntende leiderschap van Mao zou de Chinese revolutie ook nu nog niet hebben gezegevierd. In dat geval zouden de mensen van al onze nationaliteiten nog steeds lijden onder de reactionaire heerschappij van het imperialisme, het feodalisme en het bureaucratisch-kapitalisme.’ 53

Bovendien kwamen zelfs de fouten niet voort uit de gestoorde verbeelding van een tiran. Het waren veeleer inventieve pogingen om te reageren op een ongelooflijk complexe en zich ontwikkelende reeks van omstandigheden. Het waren fouten die werden gemaakt bij het verkennen van de weg naar het socialisme – een historisch nieuw proces dat onvermijdelijk risico’s en experimenten met zich meebracht.

Van 1978 tot vandaag. Hervorming en openstelling: het grote verraad?

Vanaf 1978 begonnen de Chinese leiders die na Mao kwamen aan een proces van ‘hervorming en openstelling’. Geleidelijk werden marktmechanismen in de economie ingevoerd: voortaan was particulier eigendom mogelijk en investeringen uit de kapitalistische wereld werden aangemoedigd. Dit programma van socialisme met Chinese kenmerken ging ervan uit dat China weliswaar een socialistische samenleving tot stand had gebracht, maar nog enige tijd in de eerste fase van het socialisme zou blijven, waarin het noodzakelijk was een socialistische markteconomie te ontwikkelen – een combinatie van planning, de ontwikkeling van een gemengde economie en het winstoogmerk – om de productiekrachten maximaal te ontwikkelen.

‘Socialisme is geen armoede’

Deng Xiaoping, die een van de meest prominente doelwitten van de Culturele Revolutie was geweest en die na 1978 de facto leider van de CPC was geworden, beschreef de hervorming en openstelling in de volgende bewoordingen: ‘Het marxisme hecht het grootste belang aan de ontwikkeling van de productiekrachten… [om over te gaan naar het communisme] zijn hoogontwikkelde productiekrachten en een overweldigende materiële rijkdom nodig. Daarom is het belangrijkste werk in de socialistische fase de ontwikkeling van de productiekrachten. De superioriteit van het socialistische systeem blijkt uiteindelijk uit een snellere en grotere ontwikkeling van die krachten dan in het kapitalistische systeem. Naarmate zij zich ontwikkelen, zal het materiële en culturele leven van de mensen er voortdurend op vooruitgaan… Socialisme betekent de armoede uitroeien. Armoede lijden is geen socialisme, en al helemaal geen communisme.’ 54

Kapitalisme?

Was dit het moment waarop de CPC afstapte van het marxisme? Veel mensen denken dat. Voor aanhangers van het kapitalisme is het idee dat China vanaf 1978 is ‘opgeklommen’ tot het kapitalisme een bevestiging van hun eigen ideologie: China was socialistisch en arm, en werd vervolgens kapitalistisch en rijk. Bijna alle mainstream economen zien het zo. Zelfs de bekende keynesiaan Jeffrey Sachs, die progressieve politieke standpunten inneemt en China ook welgezind is, is van mening dat het belangrijkste keerpunt in de Chinese geschiedenis niet 1949 was, maar 1978: ‘Na bijna 140 jaar economische en sociale strijd, gekenmerkt door buitenlandse invallen, binnenlandse opstanden, burgeroorlogen en binnenlandse beleidsblunders van historische omvang, kwam China na 1978 tot rust met een productie en de handel die stabiel, open en op de markt gebaseerd waren.’ 55

Verraad?

Aan de andere kant betekende 1978 voor velen ter linkerzijde (vooral in het Westen) een stap in de verkeerde richting – weg van het socialisme, weg van de zaak van de arbeidersklasse en de boeren. De invoering van winst voor privépersonen, de decollectivisering van de landbouw, de komst van multinationale ondernemingen en de toename van de westerse invloed: dit alles kwam neer op een historisch verraad en het einde van de Chinese Revolutie.

(foto China Daily / Ding Haitao)

Waarom socialisme met Chinese kenmerken?

De consensus binnen de CPC is de opvatting dat het socialisme met Chinese kenmerken een strategie is om het socialisme te versterken, de levensomstandigheden van het Chinese volk te verbeteren en de soevereiniteit van China te consolideren. Hoewel China sinds 1949 ongelooflijke stappen voorwaarts had gezet, was het in 1978 nog steeds in vele opzichten achtergebleven. Het grootste deel van de bevolking leefde een zeer onzeker bestaan, en veel Chinezen hadden geen toegang tot moderne energie en veilig water. Het inkomen per hoofd van de bevolking bedroeg 210 dollar. De voedselproductie, en bijgevolg de gemiddelde voedselconsumptie, was ontoereikend. ‘Naar schatting 30% van de plattelandsbewoners, ongeveer 250 miljoen, leefde onder de armoedegrens en was voor de productie afhankelijk van kleine leningen en voor voedsel van overheidssubsidies.’ 56 Het lage inkomen per hoofd van de bevolking is misleidend in die zin dat de armen in China zeker toegang hadden tot land en huisvesting – wat dat betreft deden ze het veel beter dan de meeste van hun tegenhangers in de ontwikkelingslanden; niettemin was de overgrote meerderheid echt arm.

Intussen boekte de kapitalistische wereld grote vooruitgang op het gebied van wetenschap en technologie, en de kloof in levensstandaard tussen China en de buurlanden werd zo groot dat de legitimiteit van de CPC-regering in gevaar kwam. De Chinese econoom Justin Yifu Lin merkt op dat er bij de oprichting van de Volksrepubliek slechts een relatief klein inkomensverschil per hoofd van de bevolking bestond tussen China en zijn Oost-Aziatische buren. ‘Maar in 1978 had Japan zijn achterstand op de Verenigde Staten ingehaald, en hadden Zuid-Korea en Taiwan, (noot v.d. vertaler: een Chinese provincie, maar de facto los van China), de inkomenskloof met de ontwikkelde landen verkleind. China, dat weliswaar over een compleet industrieel systeem, een atoombom en een eigen satelliet beschikte, had een levensstandaard die ver onder die van de industrielanden lag.’ 57

In Guangdong, de zuidelijke provincie die aan Hongkong grenst, sloegen velen op de vlucht omdat, in de woorden van Hua Guofeng (de gekozen opvolger van Mao als hoofd van de CPC), ‘Hongkong en Macao rijk waren en de VRC arm.’ De leiders besloten eenvoudigweg ‘de situatie te veranderen en de VRC rijk te maken’. 58

Door het land open te stellen voor buitenlands kapitaal, te leren van buitenlandse technologie en de wereldmarkt te betreden zou China de productiekrachten sneller kunnen ontwikkelen. Dankzij de productie voor de export zou China voldoende harde valuta ontvangen om technologie uit rijke landen aan te schaffen en de productiviteit te verbeteren. Het vrijwel onbeperkte aanbod van geletterde en ijverige arbeiders zou buitenlands kapitaal aantrekken.

Onorthodox

Dit alles was hoogst onorthodox in vergelijking met de ervaring van de socialistische wereld tot dan toe (met enkele min of meer gelijkaardige uitzonderingen, zoals Joegoslavië en Hongarije). Deng Xiaoping was er vast van overtuigd dat het hele socialistische project zijn legitimiteit zou verliezen en dus in gevaar zou komen, tenzij de regering de levensstandaard van de mensen aanzienlijk zou kunnen verbeteren. Ervan uitgaande dat China op het gebied van wetenschap en technologie ongeveer 20 jaar achterliep op de ontwikkelde landen verklaarde hij:

‘Wanneer een achtergebleven land probeert het socialisme op te bouwen, is het normaal dat de productiekrachten gedurende de lange beginperiode niet op het niveau zullen zijn van die in de ontwikkelde kapitalistische landen en dat het niet in staat zal zijn de armoede volledig uit te roeien. Daarom moeten wij bij de opbouw van het socialisme alles in het werk stellen om de productiekrachten te ontwikkelen en de armoede geleidelijk uit te roeien door de levensstandaard van de mensen voortdurend te verhogen… Als wij niet alles in het werk stellen om de productie te verhogen, hoe kunnen wij dan de economie uitbreiden? Hoe kunnen we dan aantonen dat het socialisme en het communisme superieur zijn? We zijn nu al tientallen jaren bezig met de revolutie en bouwen al meer dan dertig jaar aan het socialisme. Desondanks bedroeg in 1978 het gemiddelde maandsalaris van onze arbeiders nog steeds slechts 45 yuan en heerste er nog zeer veel armoede op het grootste deel van het platteland. Kunnen we dit de superioriteit van het socialisme noemen?’ 59

Interessant is dat we hierin echo’s kunnen horen van Mao in 1949: ‘Als we onwetend zijn op het gebied van de productie, niet snel genoeg inzicht krijgen in het productiewerk … om eerst het levensonderhoud van arbeiders te verbeteren en dan dat van andere gewone mensen, zullen we zeker niet in staat zijn onze politieke macht te handhaven: we zullen onze positie verliezen en falen.’ 60

(foto CGTN)

Historische voorbeelden

Marx schreef in deel 3 van Het Kapitaal dat ‘de ontwikkeling van de productiekrachten van de maatschappelijke arbeid de historische missie en rechtvaardiging van het kapitaal is. Juist daarom schept het onbewust de materiële voorwaarden voor een hogere vorm van productie.’ 61 De visie van de CPC-leiding was om ‘onbewust’ te vervangen door ‘doelbewust’: het kapitaal gebruiken, binnen strikte grenzen en onder strenge regulering, om China in de moderne wereld binnen te loodsen.

In plaats van als een uitverkoop aan het kapitalisme, kunnen hervormingen en openstelling beter worden begrepen als een terugkeer naar het beleid van de periode van de Nieuwe Democratie. De CPC is altijd heel stellig geweest dat wat China aan het bouwen is, het socialisme is, niet het kapitalisme – ‘het is voor de realisatie van het communisme waar we zoveel jaren hebben gestreden … Het was voor de realisatie van dit ideaal dat talloze mensen hun leven hebben gegeven.’ 62 De fundamentele leidende ideologie van de CPC is niet veranderd in haar eeuw van bestaan, zoals bondig werd samengevat door Xi Jinping:

‘Zowel de geschiedenis als de realiteit hebben ons laten zien dat alleen socialisme China kan redden en alleen socialisme met Chinese kenmerken kan China ontwikkeling brengen.’ 63

Door bepaalde technieken en mechanismen aan het kapitalisme te ontlenen, volgt China een logica die door de bolsjewieken is bedacht tijdens de Nieuwe Economische Politiek: markten en investeringen gebruiken om de economische activiteit te stimuleren. Intussen moet wel de heerschappij van de communistische partij worden gehandhaafd en mag de klasse van de kapitalisten niet de kans krijgen de politieke macht te domineren. Zoals Lenin in 1921 zei: ‘We moeten niet bang zijn voor de groei van de kleinburgerij en de kleine kapitalisten. Waar we bang voor moeten zijn, is langdurige hongersnood, gebrek en voedseltekorten, waardoor het gevaar ontstaat dat de arbeidersklasse volkomen uitgeput raakt en toegeeft aan de aarzelingen van de kleinburgerij en aan wanhoop. Dat is pas een verschrikkelijk scenario.’ 64

Eigen weg naar succes

Het moderne China is veel verder gegaan dan de NEP, in die zin dat privébezit niet beperkt is tot ‘de kleinburgerij en de kleine kapitalisten’; er zijn enkele extreem rijke individuen en bedrijven die enorme sommen kapitaal beheren. En toch is hun politieke status in wezen dezelfde als in de begindagen van de Volksrepubliek; zij vormen een klasse op voorwaarde van hun aanvaarding van het algemene socialistische programma en traject in China. Zolang ze het land helpen zich te ontwikkelen, worden ze getolereerd. Zelfs in 1957, toen de socialistische opbouw in volle gang was, was Mao van oordeel dat ‘de tegenstellingen tussen de arbeidersklasse en de nationale bourgeoisie onder de categorie van tegenstellingen onder het volk valt… In de concrete omstandigheden van China, kan van deze antagonistische tegenstelling tussen de twee klassen, als het op de juiste manier aangepakt wordt, een niet-antagonistische worden gemaakt die je met vreedzame middelen kunt oplossen.’ 65

De hervormingsstrategie is onmiskenbaar een groot succes geweest met betrekking tot de armoedebestrijding en modernisering van het land. De econoom Arthur Kroeber merkt op dat de lonen van arbeiders voortdurend zijn gestegen, en wijst erop dat een Chinese fabrieksarbeider in 1994 kon verwachten een kwart te verdienen van wat zijn tegenhanger in Thailand verdiende; terwijl slechts 14 jaar later de Chinese arbeider al 25 procent meer verdiende dan de Thaise arbeider. 66 Jude Woodward schrijft dat het inkomen per hoofd van de bevolking in China in het decennium vanaf 1980 verdubbelde, ‘terwijl Groot-Brittannië zes decennia nodig had om hetzelfde te bereiken na de industriële revolutie in de late achttiende eeuw en Amerika vijf decennia na de burgeroorlog.’ 67

De combinatie van planning en steeds stijgende productiviteit heeft geleid tot een enorm overschot, dat gedeeltelijk is gebruikt om ‘een enorm, duurzaam programma voor de aanleg van infrastructuur voor elkaar te brengen, inclusief wegen, spoorwegen, havens, luchthavens, dammen, elektriciteitsopwekkings- en distributievoorzieningen, telecommunicatie, water- en rioleringssystemen en huisvesting, op een proportionele schaal die veel groter is dan die van vergelijkbare ontwikkelingslanden, zoals India, Indonesië, Pakistan en Bangladesh.’68

Het fundamentele verschil

Het fundamentele verschil tussen het Chinese systeem en het kapitalisme is dat het, met het kapitaal aan de macht, niet mogelijk zou zijn om prioriteit te geven aan de behoeften van de arbeidersklasse en de boeren; China zou niet in staat zijn geweest om de grootste armoedebestrijding in de geschiedenis tot stand te brengen. Deng begreep dit: ‘Ons land is economisch achtergebleven en heeft een bevolking van een miljard. Als we de kapitalistische weg zouden inslaan, zou een klein aantal mensen in bepaalde regio’s snel rijk worden en zou er een nieuwe bourgeoisie ontstaan en een aantal miljonairs – dat soort mensen zou minder dan één procent van de bevolking vertegenwoordigen – terwijl de overweldigende meerderheid van de mensen arm zou blijven, nauwelijks in staat om zichzelf te voeden en te kleden. Alleen het socialistische systeem kan de armoede uitroeien.’ 69

Trouw aan de principes

Door haar strategie aan te passen aan de nieuwe realiteit en een nuchtere beoordeling van het verleden, bleef de communistische partij trouw aan dezelfde principes waar ze altijd voor had gestaan: de waarheid zoeken in de feiten en een wisselwerking tussen theorie en praktijk tot stand brengen. Om het met Mao te zeggen: ‘de enige maatstaf voor de waarheid is de revolutionaire praktijk van miljoenen mensen.’70 De CPC had in de praktijk ondervonden dat ‘werken met een volledig geplande economie de ontwikkeling van de productiekrachten tot op zekere hoogte belemmert’. 71 Daarom namen de leiders aan dat een combinatie van planning en markten misschien ‘de productiekrachten kon losmaken en de economische groei versnellen’. Deze hypothese is langs de weg van de materiële werkelijkheid correct gebleken. Of zoals John Ross het stelt:

‘Het buitengewone succes van China tijdens de hervormingen en openstelling was gebaseerd op een marxistische theoretische overtuiging en het is het bewijs op een zo groot mogelijke schaal dat het marxisme zoals dat het in het kader van hervormingen en openstelling werd ontwikkeld, correct is.’ 72

Geen Chinese muur

Foto People’s Daily (web master Shi Xi / Hongyu)

De hervorming en openstelling was niet louter een correctie van gemaakte fouten; het was ook een manier om in te spelen op de veranderende objectieve omstandigheden; met name een gunstiger internationaal klimaat als gevolg van de teruggave aan China van zijn zetel bij de Verenigde Naties (1971) en de toenadering tussen China en de VS. Thomas Orlik, hoofdeconoom bij Bloomberg Economics, merkt terecht op dat ‘toen Deng Xiaoping het hervormings- en openingsproces lanceerde, vriendschappelijke betrekkingen met de Verenigde Staten van doorslaggevend belang waren om die koers mogelijk te maken. De weg voor Chinese goederen om de wereldmarkten te betreden lag open.’ 73 Tegelijk ging de deur open voor het kapitaal, de technologie en expertise uit het buitenland om China binnen te komen – eerst vanuit Hongkong en Japan, daarna vanuit het Westen. Zhou Enlai zei naar verluidt in 1971, tijdens het historische bezoek aan Beijing van de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Kissinger, dat ‘alleen Amerika China kan helpen moderniseren’. 74 Ook als we ermee rekening houden dat dit een voorbeeld was van Zhou’s legendarische diplomatieke stijl, bevat de uitspraak een grote kern van waarheid.

Kissinger (min. BuZa VS), Zhou Enlai en Mao Zedong
Foto: Oliver Atkins  https://commons.wikimedia.org

Geopolitieke driehoeken

Mao en Zhou zagen in een samenwerking met de VS een manier om het isolement van China te doorbreken. Voor de Amerikaanse leiders was de samenwerking met China een manier om de verdeeldheid tussen China en de Sovjet-Unie te bestendigen en scherper te maken. (Iedereen voerde een driehoekspolitiek; de leiders van de Sovjet-Unie van hun kant hoopten met de VS samen te werken om China te ondermijnen en te destabiliseren. 75) Ongeacht deze constellatie van bedoelingen was een belangrijk resultaat van de toenadering tussen de VS en China in het begin van de jaren zeventig dat er een gunstig extern klimaat werd gecreëerd waarin een beleid van ‘ontsluiting’ haalbaar was.

De visie van Zhou

Deng was bovendien niet de eerste die inzag dat de productiekrachten in het Westen historische veranderingen ondergingen en dat China een inhaalslag zou moeten maken. Zhou Enlai merkte op dat ‘nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap de mensheid naar een nieuwe technologische en industriële revolutie voeren … we moeten ons deze nieuwe topwetenschap eigen maken om hoge niveaus te bereiken.’ 76 Zhou was inderdaad de eerste bedenker van de vier moderniseringen die Deng tot de hoeksteen van zijn strategie maakte. Zhou had het in januari 1975 – tijdens zijn laatste grote toespraak – over de dringende noodzaak om te profiteren van de meer vreedzame en stabiele internationale context en ‘voor het einde van de eeuw de alomvattende modernisering van landbouw, industrie, nationale defensie en wetenschap en technologie tot stand te brengen, zodat onze nationale economie tot de voorste gelederen van de wereld kan doordringen.’ 77

Foto People’s Daily /Zhong Wenxin

Vergelijkingen

De economische start van de periode na 1978 ‘zou niet mogelijk zijn geweest zonder de economische, politieke en sociale fundamenten die in de voorgaande periode waren gelegd’, volgens de in 2018 overleden Egyptische marxist Samir Amin.78 Zelfs met de ontwrichting veroorzaakt door de Culturele Revolutie, werd in de beginperiode van socialistische opbouw vooruitgang geboekt op een schaal zoals in het oude China gedurende honderden of zelfs duizenden jaren niet mogelijk was gebleken. 79 De meeste mensen in China zelf begrijpen dat. De vooraanstaande econoom Hu Angang schrijft dat tegen het jaar 1978 alle kinderen onderwijs kregen, het analfabetisme onder volwassenen was gedaald van 80 % naar 33 % en basisgezondheidszorg voor iedereen beschikbaar was. Industrie was praktisch uit het niets opgebouwd. Ondertussen is China erin geslaagd om een ​​vijfde van de wereldbevolking te voeden met slechts 7 % van de landbouwgrond in de wereld en 6,5 % van het water. We mogen de sociale en economische ontwikkeling in de Volksrepubliek van vóór 1978 niet onderschatten.’ 80 Het is nuttig hier de vergelijking te maken met dezelfde periode in India, dat zich na de onafhankelijkheid van het Britse rijk in 1947 in een vergelijkbare hachelijke toestand bevond, met een levensverwachting van 32. Aan het einde van de periode vóór de hervorming in China, dat wil zeggen 1978, was de levensverwachting in India gestegen tot 55, terwijl die in China was gestegen tot 67. Zoals John Ross uitlegt, ‘dit sterk toenemende verschil was er niet omdat India het zo slecht zou hebben gedaan: een grafische weergave laat een stijging van de levensverwachting met 22 jaar over een periode van 31 jaar zien. De prestatie van China echter was gewoon sensationeel: de levensverwachting daar steeg met 32 ​​jaar in een chronologische periode van 29 jaar.’ 81

Foto China.org /Wang Yiming

Geen Chinese muur

Xi Jinping heeft opgemerkt dat, hoewel de twee hoofdfasen van de Volksrepubliek China in veel opzichten verschillend zijn, ‘ze geenszins los van elkaar of tegenover elkaar staan. We mogen de pre-hervormingsfase niet miskennen in vergelijking met de post-hervormingsfase, noch het omgekeerde doen.’ 82

De twee belangrijkste fasen zijn beide in overeenstemming met de leidende filosofie en de bestaansreden van de CPC. Beide hebben een onschatbare rol gespeeld in de voortdurende transformatie van China van een verdeeld, door oorlog verscheurd, achterlijk en fenomenaal arm land waar ‘ongeveer een op de drie kinderen stierf binnen het eerste geboortejaar’83 naar een verenigd, vreedzaam, geavanceerd en in toenemende mate welvarend land dat zich een weg baant naar een meer ontwikkeld socialisme.

Rode lijn

In elke fase van haar bestaan ​​heeft de CPC ernaar gestreefd het marxisme creatief toe te passen en te ontwikkelen in overeenstemming met de heersende concrete omstandigheden. Altijd heeft de partij alles gedaan om de soevereiniteit van China te beschermen, de vrede te handhaven en welvaart op te bouwen voor de massa van het volk. Doorheen de vele wendingen is dit een constante van honderd jaar Chinese Revolutie geweest.

Dit is een vertaling van No Great Wall: on the continuities of the Chinese Revolution, geschreven door Carlos Martinez (NoColdWar, Friends of Socialist China)
Deze longread verschijnt op Engelstalige linkse websites in afleveringen. Hij komt ook uit in een Franse vertaling.

Vertaling: Dirk Nimmegeers

Eindnoten

  1. Mao, Z 1937, On Contradiction, Marxist Internet Archive, accessed 09 May 2021, <https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-1/mswv1_17.htm
  2. Smedley, Agnes. The Great Road: The Life and Times of Chu Teh. United Kingdom: Monthly Review Press, 1972, p.vii 
  3. Cited in Hinton, William. Fanshen: A Documentary of Revolution in a Chinese Village. New York: Monthly Review Press, 2008, p477 
  4. Epstein, Israel. From Opium War to Liberation. Beijing: New World Press, 1956, p65 
  5. ibid, p67 
  6. Han, Suyin. Eldest Son: Zhou Enlai and the Making of Modern China. London: Pimlico, 1994, p39 
  7. Alternatively romanised as Kuomintang (KMT) 
  8. Lenin, V 1912, Democracy and Narodism in China, Marxist Internet Archive, accessed 09 May 2021, <https://www.marxists.org/archive/lenin/works/1912/jul/15.htm>. 
  9. Hutchings, Graham. China 1949: Year of Revolution. London: Bloomsbury Academic, 2020, p17 
  10. Snow, Edgar. Red Star over China. London: Grove Press UK, 2018, p98 
  11. Mao, Z 1940, On New Democracy, Marxist Internet Archive, accessed 16 April 2021, . 
  12. Hinton, op cit, p.xxiv 
  13. Han, op cit, p178 
  14. Snow, op cit, p185 
  15. Cited in Snow, ibid, p276 
  16. Hutchings, op cit, p44 
  17. Mao, On New Democracyop cit 
  18. ibid 
  19. Snow, op cit, p103 
  20. Mao, Z 1940, On the People’s Democratic Dictatorship, Marxist Internet Archive, accessed 22 April 2021, <https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-4/mswv4_65.htm>. 
  21. Hutchings, op cit, p270 
  22. Karl, Rebecca E.. Mao Zedong and China in the Twentieth-Century World: A Concise History. Ukraine: Duke University Press, 2010, p87 
  23. Tsang, Steve Yui-Sang. Cold War’s Odd Couple: The Unintended Partnership between the Republic of China and the UK, 1950-1958, 2021, p6 
  24. Hutchings, op cit, p268 
  25. Statement Issued by the President, 27 June 1950, The Office of the Historian, accessed 23 April 2021, <https://history.state.gov/historicaldocuments/frus1950v07/d119>. 
  26. Mao, Z 1953, Combat Bourgeois Ideas in the Party, Marxist Internet Archive, accessed 23 April 2021, <https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-5/mswv5_32.htm>. 
  27. Cited in Li, Mingjiang. Mao’s China and the Sino-Soviet Split: Ideological Dilemma. Routledge Contemporary China Series 79. London ; New York: Routledge, 2012, p55. 
  28. Karl, Rebecca E. China’s Revolutions in the Modern World: A Brief Interpretive History. London ; New York: Verso, 2020, p129 
  29. Prashad, Vijay. The Poorer Nations: A Possible History of the Global South. London ; New York: Verso, 2012, p199. 
  30. Karl, op cit, p129 
  31. Ji, Chaozhu. The Man on Mao’s Right: From Harvard Yard to Tiananmen Square, My Life inside China’s Foreign Ministry. New York: Random House, 2008, p195. 
  32. Liu, Mingfu. The China Dream: Great Power Thinking & Strategic Posture in the Post-American Era. New York, NY: CN Times Books, 2015, p18. 
  33. Han, op cit, p271 
  34. Pantsov, Alexander, and Steven I. Levine. Deng Xiaoping: A Revolutionary Life. Oxford: Oxford University Press, 2015, p196 
  35. Ji, op cit, p212 
  36. Patnaik, U 2011, Revisiting Alleged 30 Million Famine Deaths during China’s Great Leap, MR Online, accessed 24 April 2021, <https://mronline.org/2011/06/26/revisiting-alleged-30-million-famine-deaths-during-chinas-great-leap/>. 
  37. Cited in Pantsov and Levine, op cit, p234 
  38. Circular of the Central Committee of the Communist Party of China on the Great Proletarian Cultural Revolution (16 May 1966), Marxist Internet Archive, accessed 28 April 2021, <https://www.marxists.org/subject/china/documents/cpc/cc_gpcr.htm>. 
  39. Mao, Z 1966, A Letter To The Red Guards Of Tsinghua University Middle School, Marxist Internet Archive, accessed 28 April 2021, <https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-9/mswv9_60.htm>. 
  40. Decision of the Central Committee of the Chinese Communist Party Concerning the Great Proletarian Cultural Revolution (8 August 1966), Marxist Internet Archive, accessed 27 April 2021, <https://www.marxists.org/subject/china/peking-review/1966/PR1966-33g.htm>. 
  41. Li, op cit, p134 
  42. Han, op cit, p327 
  43. Westad, Odd Arne. The Global Cold War: Third World Interventions and the Making of Our Times. 1st pbk. ed. Cambridge ; New York: Cambridge University Press, 2007, p163 
  44. Han, op cit, p253 
  45. Ji, op cit, p333 
  46. Pantsov, Alexander, and Steven I. Levine. Mao: The Real Story. First Simon&Schuster paperback edition. New York: Simon & Schuster Paperbacks, 2013, p518 
  47. Han, op cit, p387 
  48. Resolution on certain questions in the history of our party since the founding of the People’s Republic of China (27 June 1981), Marxist Internet Archive, accessed 02 May 2021, <https://www.marxists.org/subject/china/documents/cpc/history/01.htm>. 
  49. ibid 
  50. Karl, Mao Zedong and China in the Twentieth-Century Worldop cit, p119 
  51. Resolution on certain questions in the history of our party since the founding of the People’s Republic of China (27 June 1981)op cit 
  52. Ross, J 2019, 70 years of China’s social miracle, Socialist Economic Bulletin, accessed 02 May 2021, <https://www.socialisteconomicbulletin.net/2019/09/70-years-of-chinas-social-miracle/>. 
  53. Deng, X 1978, Emancipate the mind, seek truth from facts and unite as one in looking to the future, China Daily, accessed 08 May 2021, <http://www.chinadaily.com.cn/china/19thcpcnationalcongress/2010-10/15/content_29714549.htm>. 
  54. Deng, X 1984, Building a Socialism with a Specifically Chinese Character, China.org.cn, accessed 02 May 2021, <http://www.china.org.cn/english/features/dengxiaoping/103371.htm>. 
  55. Sachs, Jeffrey. The Ages of Globalization: Geography, Technology, and Institutions. New York: Columbia University Press, 2020, p179 
  56. Lin, Justin Yifu. Demystifying the Chinese Economy. Cambridge: Cambridge University Press, 2012, p6 
  57. ibid, p153 
  58. Cited in Pantsov and Levine, Deng Xiaopingop cit, p337 
  59. Deng, X 1982, We shall concentrate on economic development, People’s Daily Online, accessed 04 May 2021, <http://en.people.cn/dengxp/vol3/text/c1030.html>. 
  60. Saich, Tony., Yang, Benjamin. The Rise to Power of the Chinese Communist Party: Documents and Analysis. United States: Taylor & Francis, 2016. 
  61. Marx, Karl. Capital: A Critique of Political Economy. V. 3: Penguin Classics. London ; New York, N.Y: Penguin Books in association with New Left Review, 1981, p368 
  62. Deng, X 1985, Reform is the only way for China to develop its productive forces, China Daily, accessed 06 May 2021, <http://www.chinadaily.com.cn/china/19thcpcnationalcongress/2010-10/21/content_29714522.htm>. 
  63. Xi, J 2013, Uphold and Develop Socialism with Chinese Characteristics, National People’s Congress of the People’s Republic of China, accessed 08 May 2021, <http://www.npc.gov.cn/englishnpc/c23934/202005/b04ff09d057b4c2d92fca94ca3fc8708.shtml>. 
  64. Lenin, V 1921, Report On The Substitution Of A Tax In Kind For The Surplus Grain Appropriation System, Marxist Internet Archive, accessed 04 May 2021, <https://www.marxists.org/archive/lenin/works/1921/10thcong/ch03.htm>. 
  65. Mao, Z 1957, On the correct handling of contradictions among the people, Marxist Internet Archive, accessed 07 May 2021, <https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-5/mswv5_58.htm>. 
  66. Kroeber, Arthur R. China’s Economy: What Everyone Needs to Know. New York, NY: Oxford University Press, 2016, p173 
  67. Woodward, Jude. The US vs China: Asia’s New Cold War? Geopolitical Economy. Manchester: Manchester University Press, 2017, p42 
  68. Nolan, Peter. Understanding China: The Silk Road and the Communist Manifesto. Routledge Studies on the Chinese Economy 60. London ; New York: Routledge, Taylor & Francis Group, 2016, p2 
  69. Deng, X 1987, China can only take the socialist road, China Daily, accessed 05 May 2021, <https://www.chinadaily.com.cn/china/19thcpcnationalcongress/2010-10/25/content_29714437.htm>. 
  70. Mao, On New Democracyop cit 
  71. Deng, X 1985, There is no fundamental contradiction between socialism and a market economy, China Daily, accessed 10 May 2021, <http://www.chinadaily.com.cn/china/19thcpcnationalcongress/2010-10/21/content_29714520.htm>. 
  72. Ross, John. China’s Great Road. United States: People’s Forum, 2021, p77 
  73. Orlik, Thomas. China: The Bubble That Never Pops. Oxford: Oxford University Press, 2020, p149 
  74. Han, op cit, p376 
  75. Memorandum by the President’s Assistant for National Security Affairs (Kissinger) for the President’s File. June 23, 1973, Office of the Historian, accessed 07 May 2021, <https://history.state.gov/historicaldocuments/frus1969-76v15/d131>. 
  76. Han, op cit, p251 
  77. Zhou, E 1975, Report on the Work of the Government, Marxist Internet Archive, accessed 04 May 2021, <https://www.marxists.org/reference/archive/zhou-enlai/1975/01/13.htm>. 
  78. Amin, Samir. Beyond US Hegemony: Assessing the Prospects for a Multipolar World. United Kingdom: Zed Books, 2013, p23 
  79. Deng, X 1979, Uphold the four cardinal principles, China Daily, accessed 08 May 2021, <https://www.chinadaily.com.cn/china/19thcpcnationalcongress/2010-10/15/content_29714546.htm>. 
  80. Hu, Angang. China in 2020: A New Type of Superpower. United States: Brookings Institution Press, 2012, p27 
  81. Ross, China’s Great Roadop cit, p19 
  82. Xi, Jinping. The Governance of China. First edition. Beijing: Foreign Languages Press, 2014, p61 
  83. Hutchings, op cit, p7 


Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *