100 jaar communistische partij in China
Op 23 juli 1923 kwamen 13 man samen in een geheime vergadering om de Chinese communistische partij te stichten. Na heel wat omzwervingen en avonturen groeide de partij uit tot de grootste politieke groepering ter wereld. Ze zal ongetwijfeld en in belangrijke mate de loop van de 21ste eeuw bepalen
Tekst en uitleg door Chinakenner Marc Vandepitte *. De opinies in deze analyse zijn voor de verantwoordelijkheid van de auteur.
Historische context
Eeuwenlang was China een toonaangevend en machtig rijk. Die situatie veranderde drastisch na de opiumoorlogen vanaf 1840.[1] Het land werd een semi-kolonie. Grote gebieden werden bezet door buitenlandse mogendheden of kwamen onder hun invloedssfeer. De imperialistische landen vernietigden de prille industrialisatie. De bevolking was totaal verarmd, om de haverklap waren er hongersnoden.[2] Tientallen miljoenen Chinezen kwamen in die periode om door ontbering en politiek geweld. Het was ook in die periode dat de zwarte slavenhandel werd vervangen door de gele handel in Chinezen.
Herhaaldelijk kwam de Chinese bevolking in opstand tegen de slechte levensomstandigheden en vóór nationale onafhankelijkheid. In 1911 was er een revolutie waarbij de keizer verdreven werd. De nieuwe president Sun Yat-sen was de grondlegger van de republiek China. Hij slaagde er echter niet in om komaf te maken met de buitenlandse overheersing en de feodale structuren van het land.
Dat was de context waarin tien jaar later dertien mannen in het geheim samenkwamen om een nieuwe, communistische partij (CPC) op te richten. Eén van hen was Mao Zedong. Hun grote voorbeeld was de Russische revolutie van 1917. Op dat moment had de partij amper 53 leden.
Een partij gericht op ontwikkeling
Politieke partijen spelen een belangrijke rol in het politieke leven van moderne samenlevingen. Historisch ontstonden ze grosso modo op twee manieren. In de kern van het kapitalisme ontstonden er electorale of ‘verkiezingsgerichte’ partijen. Nadat de monopoliepositie van de adel gebroken was richtten de opkomende burgerij en later de arbeidersbeweging eigen partijen op om de eigen belangen te verdedigen en de deelname aan de verkiezingen en het staatsbestuur te vergemakkelijken. In die landen was er al een sterke en moderne staatsstructuur tot stand gekomen.
Het tweede type zou je kunnen omschrijven als ‘ontwikkelingsgerichte’ partijen. Zij ontstonden in een heel andere context, meer bepaald in de periferie van het kapitalisme. Meestal gebeurde dat in de schoot van nationale bevrijdingsbewegingen na de Tweede Wereldoorlog. Zij streefden naar nationale onafhankelijkheid en een snelle ontwikkeling van hun land. Zij wilden een einde maken aan de erbarmelijke leefomstandigheden en de imperialistische onderdrukking.
In de meeste van die landen was van een moderne staatsstructuur nog geen sprake. De oprichting van een sterke en goed georganiseerde politieke partij was juist nodig om die tot stand te brengen.[3] Dit type van politieke partijen is niet opgericht om politieke idealen te realiseren door middel van parlementaire concurrentie. Zij streven daarentegen naar een nieuwe politieke en/of economische orde. Vaak gebeurt dat door middel van een revolutie. Om de oude systemen omver te werpen en een nieuwe orde op te bouwen waren ontwikkelingsgerichte partijen van mening dat ze een sterke organisatie en strakke discipline nodig hadden.
Eénpartijstelsel
Na de revolutie in 1911 koos Sun Yat-sen voor een meerpartijenstelsel naar het model van Groot-Brittannië en de VS. Maar zoals in de meeste derdewereldlanden mislukte dat. Het werd hem snel duidelijk dat het model van de Russische revolutie meer geschikt was om China vooruit te helpen. Hij schoeide zijn revolutionaire partij, de Guomindang (KMT), op een Leninistische leest.[4]
In 1925 overleed Sun Yat-sen en werd Chiang Kai-shek de nieuwe leider van de KMT. Hij was veel conservatiever en ontketende een ware heksenjacht tegen de communisten, waarbij velen de dood vonden. Tijdens de Tweede Chinees-Japanse oorlog (1937-1945) sloot de KMT een verbond met de communistische partij om de strijd tegen de Japanse bezetting te voeren. In die periode was Japan een fascistisch keizerrijk, en een van de As-mogendheden, bondgenoten van Hitler-Duitsland. De oorlog werd een belangrijk hoofdstuk in de Tweede Wereldoorlog. Na de overwinning op Japan, begon de burgeroorlog tussen KMT en CPC opnieuw.
De CPC had veel minder manschappen en middelen dan de KMT, maar was beter georganiseerd en gedisciplineerd. De communisten hadden ook veel meer voeling met de boerenbevolking. Het waren de communisten en niet de KMT die door de bevolking gezien werden als de patriotten en de vaandeldragers van de strijd tegen de Japanners en voor de onafhankelijkheid van China.[5] Uiteindelijk werd deze burgeroorlog in 1949 door de CPC gewonnen en riep Mao Zedong de Volksrepubliek China uit. De leiders en vele aanhangers van de KMT vluchtten naar het eiland Taiwan.
De CPC stond voor een gigantische uitdaging. De partij moest het hoofd bieden aan de problemen die voortkwamen uit een gebroken staat, een vernietigde economie en een totaal verpauperde bevolking. China was op dat moment een van de allerarmste landen ter wereld. Met meer dan een vijfde van de wereldbevolking was het bnp amper 4,5 procent van het wereldtotaal. De levensstandaard, uitgedrukt in bnp per inwoner, was de helft van die van Afrika en een zesde van die van Latijns-Amerika. De gemiddelde levensverwachting was 35 jaar.[6]
Om die uitdagingen aan te kunnen was een sterke, gecentraliseerde en gedisciplineerde partij nodig. Maar dat is niet de enige reden. De proporties van het land zijn enorm. China heeft de afmetingen van een continent: het is 17 maal zo groot als Frankrijk en telt evenveel inwoners als West-Europa, Oost-Europa, de Arabische landen, Rusland en Centraal-Azië samen. Als je dat vertaalt naar de Europese situatie, dan zou dat betekenen dat Egypte of Kirgizië vanuit Brussel moeten bestuurd worden. Gezien deze proporties, de zeer grote verschillen tussen de regio’s en de gigantische uitdagingen waar het land voor staat, is een sterke cohesiekracht noodzakelijk om het land regeerbaar te houden en krachtig te leiden. The Economist zegt daarover: “De Chinese leiders geloven dat het land niet bij elkaar kan blijven zonder een eenpartijstelsel dat zo stevig is als dat van een keizer – en ze kunnen gelijk hebben”.
Kortom, het huidige bestel in China is geschikt voor de schaal van het land en heeft zijn wortels in de strijd tegen de Japanse bezetting van het land, tegen de reactionaire Guomindang en tegen de verschrikkelijke miserie en achterlijkheid waarin het land was ondergedompeld. Uit die strijd is de CPC als leider van het land naar voor gekomen, een leider die zich als taak heeft gesteld de waardigheid te herstellen, de soevereiniteit te vrijwaren van de Chinese natie, het land uit de onderontwikkeling te halen, en te streven naar een humane, socialistische samenleving.
De last van de geschiedenis
Om Marx te parafraseren: “partijen maken hun geschiedenis zelf, maar niet in door hen gekozen omstandigheden”. Voor de CPC waren die omstandigheden bijzonder zwaar. Het land was onderontwikkeld en de economie totaal vernield. De Koude Oorlog woedde volop waardoor het land onderworpen werd aan een technologisch embargo vanuit het Westen. Dat duurde tot 1971, toen de relaties met de VS verbeterden.
In het begin van de revolutie was er bijstand vanuit de Sovjet-Unie, maar in 1958 kwam het tot een conflict tussen beide landen. Alle hulp werd stopgezet en de Sovjet-technici werden teruggetrokken. Mao had er op gerekend dat er revoluties zouden uitbreken in verschillende derdewereldlanden. Die landen zouden dan samen een front kunnen vormen en elkaar versterken. Die revoluties bleven echter uit en China stond er alleen voor.
In de beginjaren was er ook een reële militaire dreiging vanuit de VS. Tot tweemaal toe, in 1954 en in 1958 dreigde de president van de VS om atoomwapens in te zetten tegen China. Mao zag ook hoe de Sovjet-Unie onder Chroesjtsjov een meer en meer kapitalistische koers begon te varen.
Vlucht vooruit
In die omstandigheden voelde Mao meer en meer de behoefte om het land op een versnelde manier te ontwikkelen en de achterlijkheid in een korte periode te overwinnen. Hij lanceerde o.a. het ordewoord om Engeland in vijftien jaar in te halen. De ongunstige omstandigheden dacht hij te kunnen compenseren door een massale en onophoudelijke mobilisatie van de bevolking.
De korte sprint naar Utopia leidde tot roekeloze en gekke experimenten. De Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) was een voluntaristische poging om een snelle industrialisering van het platteland tot stand te brengen, zonder dat daar serieuze studie of voorbereiding aan vooraf gegaan was. De partij was onervaren en had onvoldoende kennis van de economische wetten. De overoptimistische poging mislukte volledig en leidde tot een hongersnood met miljoenen doden als gevolg.[7]
Mao had schrik dat China dezelfde weg zou opgaan als de SU. Daarom wilde hij er alles aan doen om de pro-kapitalistische ideeën binnen de eigen partij de kop in te drukken. Daartoe lanceerde hij de Culturele Revolutie (1966-1976).[8] Deze massamobilisatie liep volledig uit de hand en leidde uiteindelijk tot anarchie, waarbij zelfs het leger moest ingezet worden. De Culturele Revolutie was een tragische periode en heeft de CPC veel schade toegebracht.
Nochtans was de vlucht vooruit van Mao geen totale mislukking. Ondanks de flaters van de Grote Sprong Voorwaarts en de Culturele Revolutie is China er vrij snel in geslaagd om zijn bevolking te voeden, dit in tegenstelling tot India bijvoorbeeld.[9] Tijdens de eerste dertig jaar van de revolutie kende het land een meer dan behoorlijke jaarlijkse economische groei van 4,4 procent. De basis werd gelegd voor de snelle industriële ontwikkeling die in 1978 startte. In die periode verdrievoudigde het inkomen per inwoner en verhoogde de Human Development Index[10] met een factor 4,5.[11]
Economische hervormingen
Toch was op het einde van die periode het inzicht gegroeid dat het economisch beleid aan een koerswijziging toe was. Het Westen beschikte nog steeds over een overweldigende wetenschappelijke en technologisch monopolie, waardoor China bijzonder kwetsbaar bleef. En op economisch vlak verloor het land terrein t.a.v. de vier Aziatische Tijgers: Singapore, Zuid-Korea, Taiwan en Hongkong.
Op weg naar het communisme is het socialisme een lange overgangsfase waarin je best geen etappes overslaat. Dat hadden de debacles in de voorbije jaren in elk geval geleerd. Marx had het in zijn geschriften over de ‘historische missie van het kapitalisme’ om de productiekrachten (voornamelijk technologie) te ontwikkelen.[12] Daar wilden de Chinezen nu volop werk van maken.
In de eerste dertig jaar lag de klemtoon vooral op de productieverhoudingen (eigendomsverhoudingen) en de klassenstrijd. Alles werd zoveel mogelijk gecollectiviseerd en er werd gestreefd naar zoveel mogelijk gelijkheid. Vanaf ‘78 werd de klemtoon gelegd op de ontwikkeling van de productiekrachten.[13]
Om dat te realiseren werden twee sporen gevolgd. Vooreerst integreerden ze de dynamiserende effecten van de marktwerking in de economische ontwikkeling van het land. Privékapitaal werd toegelaten. Er was nog wel een stevige planning op macrovlak, opgesteld onder de leiding van de centrale overheid en gericht op de globale ontwikkelingsdoelstellingen. Maar de rigide en hyper gecentraliseerde planning van in de beginfase werd versoepeld en gedecentraliseerd. De metafoor van de ‘vogel in een kooi’ werd hiervoor gebruikt. De vogel (marktwerking) heeft een zekere vrijheid om rond te vliegen, maar hij kan de kooi (centrale planning) niet verlaten. Of deze gecontroleerde marktgerichte dynamiek in toom kan gehouden worden zal de toekomst moeten uitwijzen.
Een tweede spoor was het aantrekken van buitenlands kapitaal. Buitenlandse investeerders waren welkom op voorwaarde dat ze een deel van hun technologie en know how ter beschikking stelden. In veel derdewereldlanden heeft het openstellen van de economie t.a.v. het buitenland – handel, investeringen en financiële kapitaalstromen – desastreuze gevolgen gehad. In China heeft deze opening succes gekend omdat ze bepaald werd door de binnenlandse behoeften en doelstellingen, en omdat ze volledig geïntegreerd was in een solide ontwikkelingsstrategie.[14]
Succesverhaal
Deze tweesporige strategie heeft geloond. Van 1978 tot 2020 bedroeg de jaarlijkse gemiddelde groei bijna 10 procent. Dat is de snelste economische groei ooit opgetekend door een groot land. In 75 jaar zal China van bijna het armste land ter wereld zijn opgeklommen tot een economie met een hoog inkomen. Het land is er ook in geslaagd om zijn economie staande te houden in de stormen van de laatste 25 jaar: de financiële crisis in Azië in 1997, de dot-com crisis in 2001, de SARS-crisis van eigen bodem, de grote financiële crisis van 2008 en nu recent de COVID-crisis. In verband met de crisis van 2008 schreef Richard McGregor, voormalig journalist van Financial Times dat ‘China beter dan waar ook ter wereld toegerust was om de plotselinge neergang het hoofd te bieden’.[15]
Op technologisch en wetenschappelijk vlak zijn er ook grote sprongen vooruit gemaakt. Vandaag worden Chinese bedrijven algemeen erkend als wereldleiders of als toonaangevend, op het gebied van 5G-telecommunicatieapparatuur, hogesnelheidstreinen, hoogspanningstransmissielijnen, hernieuwbare energiebronnen, nieuwe energievoertuigen, digitale betalingen, kunstmatige intelligentie en nog veel andere gebieden. In 2018 heeft China de VS ingehaald op het vlak van het aantal wetenschappelijke publicaties in 2019 was dat het geval voor het aantal patenten.
Sinds 1981 zijn er volgens de VN 853 miljoen Chinezen uit de armoede gehaald. Dat is 76 procent van alle mensen die wereldwijd uit de armoede zijn getild in die periode. Antonio Guterres, secretaris-generaal van de Verenigde Naties heeft het over ‘de grootste prestatie op het vlak van armoedebestrijding uit de geschiedenis’. De belangrijkst sociale ontwikkelingsindicator van een land is de kindersterfte. Met 9 per duizend is de score van China voortreffelijk. Mocht India bijvoorbeeld dezelfde medische verzorging en sociale omkadering bieden aan zijn inwoners als China, dan zouden er jaarlijks 680.000 Indiase kinderen minder sterven.[16]
Terwijl in veel landen de lonen stagneren of achteruitgaan zijn ze in China de laatste tien jaar verdrievoudigd. Tussen 1978 en 2015 steeg het inkomen van de 50 procent armste Chinezen met 400 procent terwijl het in de VS in die periode zakte met één procent.
De veerkracht van de Chinese samenleving is duidelijk naar voor gekomen tijdens de voorbije COVID-crisis. De WHO beschrijft de Chinese aanpak als ‘misschien wel de meest ambitieuze, flexibele en agressieve ziektebestrijding uit de geschiedenis’. De belangrijke rol van de communistische partij daarin is een blad als The Economist niet ontgaan: ‘De inspanningen van China omvatten niet alleen het mobiliseren van de voor de hand liggende mensen zoals medisch personeel, gezondheidswerkers, wetenschappers en politie. Er is ook uitgebreid gebruik gemaakt van het netwerk van afdelingen van de partij om mankracht en managementexpertise te leveren voor een door de partij geleide operatie op een schaal die in het post-Mao tijdperk zelden is vertoond.’
Schaduwzijden
Dit succesverhaal heeft ook belangrijke schaduwzijden. De invoering van marktelementen vanaf 1978 heeft de kapitalistische uitbuiting opnieuw ingevoerd, zij het op een gecontroleerde wijze. De bestaande kloof tussen stad en platteland is nog breder geworden. Een reusachtige groep van 280 miljoen ‘interne migranten’ bezit minder sociale rechten en wordt vaak gediscrimineerd. Vaak moeten grootouders inspringen om hun kleinkinderen op te voeden. De eenkindpolitiek (van 1979 tot 2015) heeft tot illegale selectieve abortussen en een mannenoverschot geleid van meer dan dertig miljoen, met alle sociale gevolgen van dien.
De snelle economische ontwikkeling veroorzaakte machtsmisbruik en wijdverspreide corruptie. Het toelaten van privékapitaal heeft geleid tot de creatie van een toplaag van kapitalisten. Beide fenomenen zijn moeilijk te rijmen met de socialistische idealen. Het individualisme en arrivisme, het consumentisme en de hang naar luxe en glamour hebben de ideologie van de CPC aangetast.
Grote legitimiteit
De schaduwkanten wegen echter niet op tegen de pluspunten. De partij kan rekenen op grote steun van de bevolking. Bijna driekwart van de Chinezen zegt dat ze achter het eenpartijsysteem staan. De steun voor de centrale regering ligt de afgelopen jaren zelfs tussen de tachtig en negentig procent. Die score steekt met kop en schouders uit boven die in de Westerse landen. Volgens The Economist, allesbehalve een vriend van China, hoeft dat niet te verwonderen: ‘De Chinese Communistische Partij heeft een krachtig verhaal te vertellen. Ondanks haar vele gebreken heeft zij welvaart en hoop gecreëerd die een oudere generatie ondenkbaar zou hebben gevonden.’ Dat verklaart ook de grote politieke stabiliteit van de afgelopen dertig jaar.
Vanuit een Westerse opvatting valt dit te moeilijk te begrijpen omdat de Chinese samenleving in onze ogen niet democratisch is. Maar voor de meeste Chinezen betekent democratie in de eerste plaats regeren in het algemeen belang en goed bestuur.[17] Wij leggen veel meer de nadruk op de vraag hoe en door wie de besluitvorming tot stand komt. De Chinezen hechten meer belang aan de kwaliteit van hun politici dan aan de procedures voor de keuze van hun leiders.
Volgens China-expert Daniel Bell is het politieke systeem in China een combinatie van meritocratie aan de top, democratie aan de basis en ruimte voor experimenten in de tussenniveaus. De politieke leiders worden uitgekozen op basis van hun merites en vooraleer ze de top bereiken doorlopen ze een heel zwaar parcours van vorming, praktijk en evaluatie. Op gemeentelijk vlak en voor de provinciale partijcongressen zijn er rechtstreekse verkiezingen. Politieke, sociale of economische innovaties worden eerst uitgeprobeerd op een kleinere schaal (enkele steden of provincies) en na grondige evaluatie en bijsturing op grote schaal geïntroduceerd.[18]
Daarnaast voert de centrale overheid op zeer geregelde basis opiniepeilingen uit die de prestaties van de overheid evalueren op het gebied van sociale zekerheid, volksgezondheid, werkgelegenheid en milieu, en ook de populariteit van lokale leiders is voorwerp van peiling. Op basis daarvan wordt het beleid zo nodig aangepast of gecorrigeerd.
Het politiek systeem is zeker voor verbetering vatbaar. Dat erkennen de Chinese leiders zelf expliciet. Zij zijn ook niet te beroerd om hun fouten openlijk toe te geven.[19] De zoektocht naar een beter besluitvormingssysteem is lang niet afgerond. Maar het huidige systeem heeft zijn diensten bewezen. Volgens Francis Fukuyama is ‘de belangrijkste sterkte van het Chinese politieke systeem de mogelijkheid om snel grote, complexe beslissingen te nemen, en om die ook relatief goed te nemen, althans in de economie. China past zich snel aan, neemt moeilijke beslissingen en voert ze efficiënt uit.’
Uitdagingen
De waslijst van uitdagingen waar de CPC en het land voor staan is lang. We beperken ons tot de voornaamste. Op sociaal vlak is er de herverdeling van de rijkdom en de kwestie van de ‘interne migranten’. Op economisch vlak stelt zich de kwestie van de vergrijzing, de overgang naar een interne markt en de afbouw van de schulden. Op politiek vlak is er de harmonische samenleving met de diverse etniciteiten, het bedwingen van nationalistische ressentimenten, de aanpak van de corruptie, de verdere uitbouw van de rechtsstaat, een verdere democratisering van de besluitvorming, het in toom houden van de kapitalistische toplaag, het in ere herstellen van de socialistische moraal en het vullen van het ideologisch vacuüm. Op ecologisch vlak is er natuurlijk de klimaatopwarming met vooral dan de afbouw van steenkool, maar ook het wegwerken van de milieuvervuiling.
De clash van de eeuw
De allergrootste uitdaging is echter de toenemende dreiging die uitgaat vanuit de VS. Na de val van de Berlijnse Muur en de ontmanteling van de Sovjet-Unie stelde de VS zich op als onbetwiste leider van de wereldpolitiek. Het Pentagon in 1992: ‘Ons eerste objectief is het verhinderen dat er een nieuwe rivaal op het wereldtoneel verschijnt. We moeten de potentiële concurrenten er van afhouden om zelfs maar te streven naar een grotere rol op regionaal of wereldvlak.’ (o.c.) Dertig jaar later is China de belangrijkste ‘rivaal’ geworden die moet ingetoomd worden. Zoals Domenico Losurdo het uitdrukt: ‘China blijft het laatste grote gebied dat aan de Amerikaanse politieke invloed ontsnapt, het is de laatste grens die veroverd moet worden’.[20]
Daarom heeft de VS de Volksrepubliek China geïdentificeerd als zijn belangrijkste vijand. In het kader van de begrotingsbesprekingen voor 2019 verklaarde het Congres dat ‘de strategische concurrentie met China op lange termijn een hoofdprioriteit is voor de Verenigde Staten’. Het gaat over een totaalstrategie die op verschillende fronten moet gevoerd worden. De VS probeert de economische en technologische opgang van China te dwarsbomen, of zoals ze zelf zeggen ‘af te stompen’.[21]
Zo nodig zal dat gebeuren met extra-economische middelen. De militaire strategie t.a.v. China volgt twee sporen: een wapenwedloop en een omknelling van het land.[22] Vijf strategische punten worden door de VS gebruikt om te stoken: Taiwan, de Oeigoeren, Hong Kong, Tibet en de Zuid-Chinese Zee.[23] Ze dienen enerzijds om China intern te verzwakken en anderzijds om de publieke opinie wereldwijd tegen China op te zetten[24] en zo toekomstige agressies te rechtvaardigen.
Oorlogszucht zit in het DNA van de VS. De yankees hebben in 227 jaar van hun 244-jarige geschiedenis gevochten. De laatste twintig jaar dropten ze gemiddeld 46 bommen per dag. Obama, de president die in 2009 de Nobelprijs voor de vrede kreeg, bombardeerde in 2016 zeven landen tegelijk. De laatste oorlog die China uitvocht was in 1979, tegen Vietnam. Op het grensincident met India van 2020 na, is de opkomst van China is Oost-Azië opvallend conflictvrij geweest.[25]
De onevenwichtige grootspraak van Trump t.a.v. China heeft Joe Biden ondertussen omgezet in een goed uitgedokterde doctrine. Dat is zeer verontrustend. ‘De steeds agressievere verklaringen en acties van de regering van de VS ten aanzien van China (…) vormen een bedreiging voor de wereldvrede en staan een succesvolle aanpak door de mensheid van zeer ernstige gemeenschappelijke vraagstukken waarmee zij geconfronteerd wordt, zoals klimaatverandering, beheersing van pandemieën, racistische discriminatie en economische ontwikkeling, in de weg’, aldus de Verklaring van No Cold War.
Voorbij het westerse perspectief
In zijn invloedrijk boek Botsende beschavingen schreef Huntington: ‘Als China zich inderdaad ontwikkelt tot een grote macht, dan zal deze alle vergelijkbare verschijnselen in de laatste helft van het tweede millennium in de schaduw stellen.’[26] Dat kan ook niet anders. De opkomst van de VS als grootmacht vanaf 1870 wijzigde de wereldverhoudingen al grondig. Maar bij China gaat het in 1978 om een bevolking die 24 maal groter is dan de VS toen, en een groeipad dat meer dan dubbel zo hoog is.[27] Na een eeuw van imperialistische oorlogen, bezettingen en vernederingen, neemt het land met een beschaving van duizenden jaren oud, terug zijn plaats in op het wereldtoneel.
Tot voor kort had het Westen een absoluut monopolie op technologie, massavernietigingswapens, monetaire en financiële systemen, toegang tot natuurlijk hulpbronnen en massacommunicatie. Met dat monopolie kon het de landen van het Zuiden controleren of onderwerpen.[28] Het Westen met de VS op kop dreigt dat monopolie nu te verliezen. Een unipolaire wereld maakt plaats voor een multipolaire wereld. China, en in zijn kielzog India en andere groeilanden, doen de wereldverhoudingen in een versneld tempo kantelen en transformeren de wereld op een nooit eerder geziene wijze.
Voor de eerste keer in de recente geschiedenis heeft een arm, onderontwikkeld land zich in geen tijd opgewerkt tot een economische supermacht. China heeft de wereld laten zien dat het Westerse model niet de enige manier is om te moderniseren.[29] De financiële crisis van 2008 en de rampzalige aanpak van de COVID-crisis in het Westen heeft ons kapitalistisch model nog meer in vraag gesteld.
Dat is voor ons een confronterende gedachte. Daarom hebben wij het ontzettend moeilijk om op een onbevangen manier naar China te kijken. Martin Jacques formuleert het zo: ‘Elke discussie wordt bijna altijd gekleurd door een waardeoordeel dat, omdat China een communistische regering heeft, wij de antwoorden op alle belangrijke vragen al kennen. Het is een Koude Oorlogsmentaliteit, die ons niet in staat stelt de aard van de Chinese politiek of het huidige regime te begrijpen.’[30]
Wat er ook van zij, het Chinese project is allesbehalve af. Het communistische ideaal is nog lang niet bereikt, daarvoor bevat het teveel ernstige wanverhoudingen. Het gaat hier om een langdurig proces dat in volle gang is. Er zijn buitengewone resultaten bereikt, maar er is nog een lange en moeilijke weg af te leggen, vol tegenstrijdigheden, risico’s en uitdagingen. De Franse revolutie heeft na heel wat fouten, experimenten en bloedige oorlogen meer dan tachtig jaar nodig gehad om een stabiele parlementaire republiek te vormen. De Chinese leiders zien hun project in elk geval in het kader van een ‘longue durée’. Bij ons oordeel kunnen we maar beter rekening houden met zo’n langetermijnperspectief.
* Marc Vandepitte schreef samen Ng Sauw Tjhoi het boek Made in China (EPO 2006).
De bovenstaande analyse verscheen op 23 juli op de website voor burgerjournalistiek DeWereldMorgen, precies 100 jaar na de stichting van de CPC.
- Tussen 1839 en 1860 werden twee opiumoorlogen uitgevochten tussen Groot-Brittannië en China. Groot-Brittannië smokkelde opium naar China, waardoor miljoenen mensen verslaafd geraakten. Toen China daar actie tegen ondernam, startten de Britten een oorlog tegen China. De oorlogen dienden in feite om China in het gareel te houden en ongunstige handelsvoorwaarden op te dringen.
- Sesam Atlas bij de wereldgeschiedenis, Deel 2, Apeldoorn 1989, p. 91; Shouy B., An Outline History of China, Beijing 2002, p. 388v.
- Yongnian Z., The Chinese Communist Party as Organizational Emperor, Londen 2010, p. 12-4.
- McGregor R., The Party. The Secret World of China’s Communist Rulers, New York 2010, p. 123; Yongnian Z., op. cit., p. 60; Chuntao X. (ed.), Why and How The CPC Works in China, Beijing 2011,, p. 107
- Jacques M., When China Rules the World. The Rise of the Middle Kingdom and the End of the Western World, Londen, 2009, p. 92.
- Maddison A., The World Economy. A Millennial Perspective, OESO 2001, p. 263, 304 en 330; Hobsbawm E., Een eeuw van uitersten. De twintigste eeuw 1914-1991, Utrecht 1994, p. 540; Chuntao X. (ed.), op. cit., p. 72.
- Losurdo D., Fuir l’histoire? La révolution russe et la révolution chinoise aujourd’hui, Parijs 2007, p. 69-72 en 175-6; Chuntao X. (ed.), op. cit., p. 29-30. Door de Grote Sprong Voorwaarts verdubbelde het sterftecijfer in China van 12 per duizend naar 25,4 per duizend in 1960, waarna het terugzakte tot resp. 14 en 10 per duizend in 1961 en 1962. In het dodelijkste jaar 1960 week dat sterftecijfer echter nauwelijks af van dat van India. Dat bedroeg 24,8 per duizend en dat was een ‘normaal’ gemiddelde.
- De Culturele Revolutie werd door Mao Zedong gelanceerd en was een opstand van Chinese studenten en arbeiders om de socialistische verworvenheden te behouden. Doelwit waren sommige partijbonzen en kaderleden in het staatsapparaat die zich in een comfortabele machtspositie hadden genesteld en zich steeds minder bekommerden om de communistische idealen van gelijkheid en solidariteit. Dat gebeurde tegen de achtergrond van een toenemende (politieke en ideologische) verwijdering van de communistische partij van de Sovjet-Unie, die men verweet een pro-kapitalistische koers (‘revisionisme’) te varen. Voor wat ‘sociale heropvoeding’ werd genoemd werden heel wat intellectuelen, kaderleden en studerende jongeren tijdelijk naar het platteland gestuurd om er lichamelijke arbeid te verrichten en te leren solidair te zijn met de boer of arbeider. De eerste jaren van de Culturele Revolutie waren bijzonder woelig en op een gegeven moment moest het leger zelfs ingezet worden om de orde opnieuw te herstellen. De Culturele Revolutie heeft diepe sporen nagelaten bij de Chinese bevolking.
- In 1976 was de voedselproductie met de helft toegenomen in vergelijking met 1965. De productie van petroleum verzevenvoudigde in die periode. Chuntao X. (ed.), op. cit., p. 34-5. In India bedraagt de Globale Hongerindex (GHI) 27,5 en behoort daarmee tot de groep landen met een ernstig probleem. Er zijn bijna 200 miljoen Indiërs die honger lijden. China zit in de categorie ‘laag probleem’ (GHI < 5).
- De Human Development Index (HDI) is een maatstaf voor de ontwikkeling van een land aan de hand van o.a. het bnp per hoofd van de bevolking, de levensstandaard, het onderwijs en de gezondheid. De HDI wordt ontwikkeld door UNDP, het orgaan van de VN dat zich bezig houdt met ontwikkeling en armoede in de wereld.
- Jacques M., op. cit., p. 99 “It is the historical mission of the capitalist system of production to raise these material foundations of the new mode of production to a certain degree of perfection.”
- Marx K., Capital III, p. 306. Marx heeft dit thema uitgewerkt in De Grundrisse.
- Thompson I., ‘China and the ‘socialist market economy’’, in China: Revolution and Counterrevolution, San Francisco 2008, 87-97.
- Herrera R. & Long Z., La Chine est-elle capitaliste ?, Parijs : Éditions Critiques, 2019, p. 29-30.
- McGregor R., op. cit., p. 28.
- Berekend op basis van UNICEF, The State Of The World’s Children 2019, New York, p. 193-197.
- Shambaugh D., China’s Communist Party. Atrophy and Adaptation, Washington D.C. 2009, p. 37.
- Bell D., The China Model. Political Meritocracy and the Limits of Democracy, Princeton 2015, p. 179-188.
- Zo bijvoorbeeld zijn voor en tijdens het achttiende Congres de belangrijkste problemen van het land één voor één opgesomd, besproken en omgezet in actiepunten.
- Losurdo D., op. cit., p. 18.
- Rush Doshi, de nieuwe China directeur in de Nationale Veiligheidsraad van president Biden omschrijft deze ondermijningsstrategie als ‘asymmetric blunting’ (asymmetrisch afstompen).
- Voor een meer uitgebreide behandeling daarvan zie Vandepitte M., Trump en China: koude of warme oorlog?
- Losurdo D., op. cit., p. 219.
- Deze doelstelling is al behoorlijk gelukt. Volgens een recent onderzoek van Pew Research Center in 14 landen zijn de ongunstige meningen over China het afgelopen jaar enorm gestegen. De vijf vermelde strategische punten en de berichtgeving hierover zitten hier voor heel veel tussen.
- Jacques M., op. cit., p. 315.
- Huntington, Botsende Beschavingen. Cultuur en conflict in de 21ste eeuw, Antwerpen 1997, p. 251.
- Maddison A., op. cit., p. 183, 262 en 292; Herrera R. & Long Z., op. cit., p. 53.
- Amin S., Obsolescent Capitalism, Londen 2003, p. 63-4.
- McGregor R., op. cit., p. 272
- Jacques M., op. cit., p. 206.
Dit is een duidelijke uiteenzetting van de geboorte, ontwikkeling en rol van de CPC in China. Ik zou hier echter nog één zaak aan toe willen voegen. Een aantal partijen uit de periode tussen het eind van de laatste dynastie en het uitroepen van de Volksrepubliek China is blijven bestaan. Zij onderkennen in hun statuten de leidende positie van de CPC, maar hebben hun eigen kijk op land en toekomst. Deze staan in China bekend als de ‘democratische partijen’. De leden komen vaak uit een bepaalde beroepsgroep. Zo is er een partij waarvan de meeste leden zelfstandige ondernemers zijn. Die konden lange tijd geen lid van de CPC worden en konden in die partij toch aan de politiek deelnemen. Uit mijn persoonlijke observatie komt het me voor dat veel ondernemers die wel ‘iets met politiek’ willen doen, maar geen lid van de CPC willen worden, juist voor lidmaatschap van een andere partij kiezen. Deze partijen spelen een rol bij de volkscongressen die tweemaal per jaar gehouden worden.