In China steekt de politieke lijn van Xi Jinping een tandje bij

Dit is een interview met Bruno Guigue, een Franse gewezen hoge ambtenaar en China-expert. Het verscheen oorspronkelijk op de website Initiative Communiste. In het interview gaat Guigue op een bevattelijke manier in op ideeën en vragen over het hedendaagse China die vooral bij de politieke linkerzijde in het Westen leven. Zoals steeds bij opiniërende artikelen komen de standpunten van Guigue niet noodzakelijk overeen met de standpunten van de redactie van chinasquare.be.

Drie maal ‘fu’, het chinees voor ‘welstand’

China staat tegenwoordig centraal in alle commentaren, maar ook in alle fantasieën. Hoe verklaart u deze hernieuwde belangstelling, waarvan we op zijn minst kunnen zeggen dat ze niet erg objectief is?

Zelfs als de westerse pers schittert met haar gebrek aan cultuur en haar partijdigheid, is deze interesse in China volkomen gerechtvaardigd. Want de belangrijkste gebeurtenis van onze tijd is de toename van de macht van een sociale organisatie van een eigen soort, met buitengewone dimensies, waarvan de kenmerken de gebruikelijke categorieën van analyse uitdagen. Het succes van China heeft niet alleen alle voorspellingen weerlegd, maar als we de curves extrapoleren wordt het nog sterker: China is al de tweede economische wereldmacht in termen van koopkrachtpariteit, maar binnen tien jaar zal het ongetwijfeld de grootste economie ter wereld zijn in nominaal bbp.

Maar dit economische succes heeft zijn keerzijde, toch?

Ja, natuurlijk. De paradigmaverschuiving in de jaren negentig stelde het Chinese volk op de proef. De keuze voor openheid en hervorming was een moeilijke keuze, vol tegenstrijdigheden, die een samenleving destabiliseerde die sinds 1949 werd gevormd door de maoïstische ideologie. Maar de veranderende economie heeft de industriële basis gelegd voor ongekende groei. Van een volk van boeren dat op het platteland leeft, is het een volk van stedelijke loontrekkenden geworden. Door die groei heeft de positieve kringloop van ontwikkeling de hele samenleving beïnvloed.

Hebben Chinese werknemers daar voordeel uit gehaald?

Met de voortdurende loonsverhogingen van de afgelopen twintig jaar is de koopkracht letterlijk de hemel ingegaan. Sociale indicatoren spreken voor zich. In 2020 heeft de levensverwachting van de Chinezen die van de Amerikanen overtroffen. Vandaag heeft 95% van de Chinese bevolking een ziekteverzekering, terwijl 50% van de wereldbevolking dat niet heeft. Het onderwijssysteem van China is het beste ter wereld, vergelijkbaar met Singapore, volgens de laatste OESO-enquête. China is ’s werelds grootste investeerder in groene energie en leidt de grootste herbebossingsoperatie in de geschiedenis. Dit zijn feiten, daar kan men niet omheen.

Ja, maar sommigen zeggen dat deze macht China ertoe brengt te hebzuchtig te zijn en het imperialistische gedrag van westerse landen te reproduceren?

Het is duidelijk dat het gewicht van de Chinese economie op handelsgebied heeft geleid tot een asymmetrische relatie met een bepaald aantal landen. Maar asymmetrische handel is geen synoniem van uitbuiting. De USSR had asymmetrische uitwisselingen met Cuba, maar het hielp dit land om zijn onafhankelijkheid te vestigen, het maakte er geen misbruik van. Is China vandaag de dag Cambodja, Ethiopië of Bolivia aan het uitbuiten? We zouden de betrokken bevolking moeten vragen wat zij ervan vinden. In de 130 landen die zijn aangesloten bij het Belt and Road Initiative, lopen duizenden projecten. China werkte zich uit de onderontwikkeling langs het socialistische pad. Het heeft een ontwikkelingsniveau bereikt dat het tot een dominante factor maakt binnen de internationale arbeidsverdeling. Wat men moet analyseren is hoe het deze nieuwe verantwoordelijkheid opneemt, de valkuilen die het tegenkwam, de keuzes die het nam.

Is dit Chinese succes niet precies een tweesnijdend zwaard? Zal het niet proberen zwakkere partners te domineren?

Het is natuurlijk een risico. Maar de Chinezen zijn zich hiervan bewust en hebben hun strategie van economische expansie ontworpen als tegenpool van het westerse neokolonialisme. China exporteert fabricaten en importeert grondstoffen. Maar het betaalt zijn invoer door de infrastructuur te bouwen. Dit programma is gunstig voor China, maar ook voor de partnerlanden. Het staat ver af van het neoliberale beleid dat wordt opgelegd door de internationale financiële instellingen, die in ruil voor hun financiële steun bezuinigingsmaatregelen eisen, geïnspireerd door de ‘Washington consensus’. Sinds twintig jaar slaan de Chinezen bressen in het westerse beleid door er de ‘Beijing consensus’ tegenover te stellen: landen die met de Chinezen willen samenwerken, zijn niet gedwongen staatsbedrijven te privatiseren, geschenken aan de rijken te geven of sociale diensten te ontmantelen. Het is een echte revolutie in de internationale betrekkingen en het is de uitdrukking van de klassenstrijd op wereldschaal.

Maar wanneer China kobalt koopt van bijvoorbeeld de Democratische Republiek Congo, hoe verschilt zijn beleid dan van dat van westerse kapitalistische machten?

Naast de ‘Beijing Consensus’ zijn er drie grote verschillen. De eerste is dat de voorwaarden van bilaterale samenwerking respect voor de soevereine beslissingen van elke partner omvatten. De Congolese regering wil opnieuw onderhandelen over de mijnbouwovereenkomst van 2008, zoals onlangs aangekondigd? Goed, de Chinezen gaan aan de onderhandelingstafel zitten. China controleert de munt van geen enkel Afrikaans land, het heeft geen militaire basis behalve die van Djibouti, en het mengt zich niet in de interne aangelegenheden van zijn partners. Als er een meningsverschil is, accepteert het de discussie. Het tweede verschil is dat China in ruil voor de invoer van grondstoffen wegen, luchthavens en ziekenhuizen aanlegt. Met andere woorden, het bevordert civiele investeringen die de basis zullen vormen voor ontwikkeling. Waar is de infrastructuur gebouwd door Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk of Canada, nochtans grootverbruikers van Afrikaanse ertsen? Het derde verschil is dat China niet aarzelt om gastlanden te steunen bij het bestraffen van Chinese bedrijven die verdacht worden van illegale handelingen.

Hoezo? Zijn er concrete voorbeelden?

Het recentste betreft mijnbouw in de Democratische Republiek Congo. In september 2021 schorste de gouverneur van Zuid-Kivu de mijnbouwrechten van zes Chinese mijnbouwbedrijven op. Hoe reageerden de Chinese autoriteiten? Het is heel eenvoudig: de directeur van de afdeling Afrika van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken en de Chinese ambassadeur in de DRC keurden deze maatregel goed en vroegen onmiddellijk aan deze bedrijven om het gebied te verlaten. Ze voegden eraan toe dat deze bedrijven zouden worden gestraft door de Chinese overheid, en dat deze Chinese bedrijven nooit zal toestaan de lokale regels te schenden. Omgekeerd zou het interessant zijn om te weten wat westerse staten doen als hun bedrijven Afrikaanse natuurlijke hulpbronnen onder twijfelachtige omstandigheden exploiteren.

Ja, maar je zou deze gebeurtenis anders kunnen interpreteren: Chinese bedrijven denken dat ze in veroverde landen werken en de Chinese regering wordt van tijd tot tijd gedwongen een voorbeeld te stellen.

Ja, behalve dat dit voorbeeld niet op zichzelf staat. Xi Jinping had Chinese bedrijven die in het buitenland actief zijn eerder op de drie basisregels gewezen die ze moeten volgen. Dit zijn de bekende ‘drie verplichtingen’: de schuld die wordt gegenereerd door Chinese leningen moet betaalbaar zijn, projecten moeten groene groei bevorderen en en de bilaterale betrekkingen mogen niet besmeurd worden door corruptie. Natuurlijk zijn niet alle activiteiten van Chinese bedrijven in het buitenland volledig koosjer. Maar de tendens van de Chinese regering is naar nultolerantie ten aanzien van de uitwassen van het bedrijfsleven. Chinese functionarissen zijn niet naïef: ze weten dat privébedrijven vooral denken aan hun financiële rentabiliteit en dat hun activiteiten zorgvuldig moeten worden gecontroleerd. Kortom, zijn nieuwe macht geeft China speciale verantwoordelijkheden, en de regering is compromisloos tegenover degenen die de regels overtreden.

In dezelfde geest heeft de Chinese regering besloten de activiteiten van grote digitale bedrijven te reguleren.

Absoluut. Terwijl in het buitenland opererende bedrijven in het vizier van de autoriteiten liggen, worden de internetreuzen die de binnenlandse markt domineren meedogenloos op hun plaats gezet. Ze zullen strengere regels moeten respecteren en een einde moeten maken aan hun monopoliepraktijken. Ze zullen ook de lonen moeten verhogen en de arbeidsduur moeten verkorten. De westerse pers heeft hete tranen gestort over de beursverliezen, maar de Chinese regering trekt zich er niets van aan. Door de financiële ballon leeg te laten lopen, laat hij zien in welke richting de weegschaal doorslaat. Het kapitalisme werd dertig jaar geleden opnieuw in China geïntroduceerd om kapitaal en technologie aan te trekken. Maar een beroep op de privésector is slechts één middel en het is onderhevig aan een steeds strengere regelgeving. Het belangrijkste is dat de sector meer welvaart creëert om te herverdelen onder de hele bevolking.


Toch zijn er sterke ongelijkheden in China, zoals blijkt uit de Gini-coëfficiënt, die vaak door experts wordt genoemd.

Het is waar dat de duizelingwekkende groei van de jaren 2000 de rijksten in het begin nog rijker maakte. Maar het beleid van Xi Jinping heeft de stroom van rijkdom omgeleid in de richting van werknemers, die 65% van de beroepsbevolking vertegenwoordigen, en zelfstandigen, die 18% vertegenwoordigen. Dit is de reden waarom China tegenwoordig zo een grote middenklasse heeft. Sinds 20 jaar staat het in voor het grootste deel van de vermindering van ongelijkheid in de wereld, en uiteindelijk heeft het de absolute armoede uitgeroeid, in 2021 zoals gepland.

Ongetwijfeld, maar China breekt ook het record voor het aantal miljardairs. Hoe is dit verenigbaar met het bevestigen van socialistische waarden?

Het is inderdaad een paradox. Maar om het te begrijpen moeten we afzien van het gebruik van onze gebruikelijke categorieën. Deze situatie wordt verklaard door de basiskenmerken van de oprichting van de Volksrepubliek China. Op de vlag vertegenwoordigt de grote ster de Chinese Communistische Partij, de leidende organisatie van de samenleving. De vier kleine sterren vertegenwoordigen de sociale klassen die deelnemen aan de ontwikkeling van het land: de arbeidersklasse, de boeren, de kleinburgerij en de nationale bourgeoisie. In 1949 was het nodig om alle krachten te mobiliseren om het land uit de economische malaise te halen. De fractie van de bourgeoisie die bereid was om met de partij samen te werken, werd toen opgenomen in de klassenalliantie. Door een gemengde economie uit te bouwen, keren de door Deng Xiaoping geïnitieerde hervormingen terug naar deze definitie van het sociaal pact. Deze samenstelling van het blok van klassen aan de macht overleeft vandaag in het idee dat we de ontwikkeling van de privésector moeten bevorderen zolang deze bijdraagt aan het collectieve welzijn.

Onder deze omstandigheden begrijpen we het antitrustbeleid dat sinds enkele maanden door Peking gevoerd wordt beter.

Dit is een beleid dat er niet op gericht is de kapitalistische sector uit te schakelen, maar om hem te doen plooien naar de eisen van een meer harmonieuze ontwikkeling. Dit beleid weerspiegelt ook het veranderende machtsevenwicht binnen de Chinese staat. Zoals in alle staten in de wereld is het beleid een strategisch veld waar krachten botsen die niet dezelfde visie op ontwikkeling hebben en die de productie van collectieve normen proberen te beïnvloeden. Zoals overal zijn het de krachten die het hegemonische machtsblok vormen, die het beleid bepalen. Recente gebeurtenissen zijn veel belangrijker dan je zou denken, omdat ze laten zien dat de politieke lijn van Xi Jinping de overhand heeft gekregen en voor de toepassing ervan een tand bijsteekt.

Wat is dit beleid concreet?

Het is een beleid van strikt toezicht op de kapitalistische sector door een strategisch werkende staat. Alle genomen maatregelen gaan in die richting: de regulering van de beursactiviteiten van de grote Chinese groepen in het buitenland, het opleggen van beperkende normen voor het verzamelen van persoonsgegevens door de internetreuzen, de transformatie van de gigantische sector van privécursussen in een non profit sector, de dringende uitnodiging aan grote bedrijfsgroepen om bij te dragen aan de ontwikkeling van het land, het verbod op monopoliepraktijken en de boetes die worden opgelegd voor het beperken van de concurrentie, de normen die worden opgelegd aan videogamebedrijven en de drastische beperking van het gebruik ervan door minderjarigen, de invoering van nieuwe, veel meer beschermende, regels betreffende de arbeidsduur, en ten slotte de oproep aan de regering om de lonen te blijven verhogen, wat in contrast staat met de bezuinigingen op de lonen in kapitalistische landen.

Dit is eigenlijk een antitrustbeleid dat vergelijkbaar is met de New Deal van Roosevelt.

Ja, maar er is een aanzienlijk verschil: China is een land waar de staat de banksector beheert en 30% van de nationale rijkdom bezit. De sleutelsectoren van de industrie zijn in handen van de staat, die er machtige staatsbedrijven heeft gevormd,zoals CRRC, ’s werelds grootste fabrikant van hogesnelheidstreinen. Terwijl westerlingen het liberalisme toejuichen, ondergraven Chinese staatsbedrijven de positie van westerse bedrijven op de wereldmarkt. Onder leiding van een Communistische Partij van 95 miljoen leden is de Chinese staat een strateeg die een gemengde economie bestuurt. Anders dan wat in de Verenigde Staten gebeurd is zal het in China veel moeilijker zijn om dit terug te draaien, aangezien het politieke systeem gericht is op ontwikkeling op de lange termijn en het opbouwen van een inclusieve samenleving.

Sluit u de mogelijkheid uit dat er op een dag een machtsovername door neoliberale elites gebeurt? We weten immers dat deze strekking bestaat.

Dat is waar, maar er wordt alles aan gedaan om deze koerswijziging te voorkomen. In tegenstelling tot wat het eenheidsdenken van rechts en links hier beweert, is de macht in China niet in handen van een klasse van als communist vermomde affairisten. Mocht het zo zijn, hoe kan het dan dat deze staat voorrang geeft aan loonsverhogingen boven de beurskoersen? De klassenalliantie aan de macht wordt ondersteund door brede lagen van de werknemers, en als deze sociale lagen haar ondersteunen, is dat omdat ze de vruchten van de groei aan hen herverdeelt. Het is de samenstelling van die klassenalliantie die elke neoliberale koerswijziging in China tegen houdt.

De burgerlijke pers is ontketend tegen dit beleid en spreekt van een neo-maoïstische koerswijziging!

En dan? Des te beter! In feite is er geen koerswijziging, maar een correcte terugkeer van de slinger. Xi Jinping zette een zin van Mao op de dagorde die de huidige richting samenvat. Het is het nastreven van “gemeenschappelijke welvaart”, gongtong fuyu(共同富裕) in het Chinees. Het betekent dat de hele bevolking moet profiteren van de collectieve vooruitgang, maar ook dat elke fractie van de maatschappij zijn bijdrage moet leveren in de mate van zijn middelen.

Volgens u is ‘socialisme met Chinese kenmerken’ dus geen loze slogan

De Chinezen zeggen zelf dat ze “in de eerste fase van het socialisme” zitten. Dat betekent dat het socialisme in opbouw is en dat er nog een lange weg te gaan is om het te bereiken. Maar socialisme blijft de historische horizon van China’s ontwikkeling. Deng Xiaoping had de hervormingen gerechtvaardigd door uit te leggen dat het nodig was om de productiekrachten te ontwikkelen, want zonder deze ontwikkeling zou het socialisme neerkomen op het beheersen van schaarste. Hij was niet verkeerd. China miste de trein van de industrialisatie in de 19e eeuw en moest de economische voorsprong van de kapitalistische wereld gebruiken om de achterstand in te halen. China zal dus de productiekrachten blijven ontwikkelen met publiek- en privékapitaal. Tegelijkertijd zet het een koerswijziging in gang die naar mijn mening even belangrijk is als die waaraan Deng Xiaoping zijn naam heeft verbonden.

Hoe?

China zal blijven profiteren van zijn commerciële sterktes, maar geleidelijk zijn afhankelijkheid van de buitenwereld verminderen. Dit is de betekenis van het ‘Made in China 2025’-plan: door de wereldleider te worden op het gebied van innovatieve technologieën, zet China zijn ontwikkelingsstrategie tot het einde voort. Het gaat niet langer om een inhaalbeweging, maar om de leidende technologische macht te zijn. Om dit te bereiken, vertrouwt China op zijn eigen sterke punten: zijn ingenieurs, zijn bedrijven, zijn interne markt. We blijven praten over hoe China de globalisering heeft gebruikt, maar we moeten ook naar de cijfers kijken: het handelsoverschot van China bedraagt amper 2% van het bbp en de Chinese economie is veel minder afhankelijk van export dan de Duitse.

Zal deze heroriëntatie van het Chinese economische beleid niet leiden tot een groeivertraging?

Dit is wat het Chinese leiderschap duidelijk heeft gemaakt. Ze willen een meer redelijke groei, gebaseerd op de ontwikkeling van de interne markt en verenigbaar met de vereisten van de ecologische transitie. Door inkomen te herverdelen en te focussen op de kwaliteit van leven, is het duidelijk dat China het paradigma in zijn ontwikkelingsstrategie verandert. De uitroeiing van extreme armoede en de meedogenloze strijd tegen corruptie hadden al de toon gezet. Vandaag verstevigt de partij haar greep op grote particuliere bedrijven en vraagt ze hen om deel te nemen aan de economische ontwikkeling door de regels van de staat te respecteren. Dat er kapitalisten in China zijn, wil nog niet zeggen dat het een kapitalistisch land is. China is een socialistische staat met een gemengde economie die tot doel heeft welvaart te scheppen voor de hele bevolking. Met Deng Xiaoping was het de tijd van vooral productie. Met Xi Jinping is het tijd voor productie en verdeling.

Van u te horen, krijgt men de indruk dat u het Chinese succes eigenlijk ziet als een model om te imiteren.

Ik denk dat we veel kunnen leren van China, maar dat zijn strategie niet kan worden overgezet worden naar een land als Frankrijk. De Chinezen hebben een geheel nieuwe vorm van socialisme uitgevonden. In de 19e eeuw weigerde Marx het communisme te beschrijven, of het socialisme dat zijn eerste fase is, omdat hij geloofde dat de klassenstrijd de fysionomie van de toekomstige samenleving zou bepalen. De Chinezen luisterden naar hem. Met Mao, Deng en Xi hebben ze het marxisme toegepast op China en een originele weg gevonden, aangepast aan de objectieve omstandigheden van de Chinese situatie. Het was geen gemakkelijke taak, maar het resultaat is tastbaar: in 70 jaar hebben de Chinese communisten 20% van de mensheid uit de onderontwikkeling gehaald. Deze prestatie zonder voorgaande levert een tastbaar bewijs van de superioriteit van het socialisme boven het kapitalisme. Om nog maar te zwijgen over het vergelijkend bilan van de gezondheidscrisis in China en de Verenigde Staten, dat bijzonder slecht uitvalt voor de eerste kapitalistische macht ter wereld.

Zeer recentelijk heeft een onderzoekscentrum dat dicht bij het Franse Ministerie van Defensie aanleunt een rapport gepubliceerd dat beweert de “invloedsstrategie van China” aan de kaak te stellen. Wat denk je daarvan?

Het is hopeloos. In Frankrijk hebben we geen maskers, geen vaccins, geen industrie, geen eigen munt, geen groei, geen fiscaal beleid, geen onafhankelijke defensie, geen overheidsbedrijven, geen soevereine staat. Gelukkig hebben we “experts” die bevallen van een kanjer van 650 pagina’s om degenen te bekritiseren die alles hebben wat wij niet hebben.

Bron: http://www.initiative-communiste.fr/articles/international/en-chine-la-ligne-xi-jinping-passe-la-vitesse-superieure-entretien-avec-bruno-guigue/

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *