De helft van de waarheid over Xinjiang, is dat journalistiek verantwoord ?

Opinie Ng Sauw Tjhoi

Het eerder verschenen analyse-artikel van de Australisch-Amerikaanse journalist John P. Ruehl over Xinjiang, overgenomen door De Wereld Morgen van het doorgaans degelijke Globetrotter, wekte mijn aandacht.

Zo begint het artikel van Ng Sauw Tjhoi, dat wij hier – als OPINIESTUK – overnemen, onder andere vanwege de grote informatieve meerwaarde en band met de ijskoude actualiteit.


Moskee in de hoofdstad Ürümqi. Foto: jun jin luo/CC BY-SA 3:0

Als voormalig VRT-journalist volg ik China al vele jaren. Xinjiang kon ik tweemaal bezoeken en in 2020 waren al mijn (on- en) officiële contacten in de regio klaar om mij te ontvangen. Maar toen was er dus ineens een virus dat een voorlopige streep trok door mijn plannen. De contacten blijf ik intussen onderhouden en heeft mijn terreinkennis en interesse voor dat deel van mijn voorouderlijk land vergroot.

Ik las dus met grote nieuwsgierig ‘Xinjiang al eeuwen pijnpunt voor China’, een understatement, dacht ik zo bij mezelf.

Het artikel biedt een goed historisch overzicht van de complexe realiteit van de regio Xinjiang. John P. Ruehl toont goed aan hoe moeilijk het is voor een multi-etnische staat als China (55 etnische groepen maken 8% uit van de 1,43 miljard inwoners) om de eenheid van het land te bewaren. Het belang van die eenheid maakt de auteur ook goed duidelijk. Xinjiang is als regio inderdaad politiek, militair en economisch belangrijk. Een succesvolle separatistische beweging in Xinjiang zou het uiteenvallen van grote delen van China met een minderheidsbevolking, veroorzaken. Een korte verwijzing naar de politiek van de communistische partij tegenover minderheden, die lijnrecht tegenover het vroegere keizerlijke Han-chauvinisme staat, zou hier zeker goed hebben gepast.

Markt in de stad Khotan. Oeigoerse mannen dragen een vilten hoedje, wit of gekleurd. De traditionele Oeigoerse hoofdbedekking voor vrouwen laat de hals vrij, zoals de dame in het midden van drie vooraan. Foto: CC BY-SA 3:0

In het deel van het artikel over de hedendaagse geschiedenis waardeer ik dat de auteur de intussen ‘ingehamerde’ mediafabeltjes over ‘massale dwangarbeid’ en ‘de opgelegde  sterilisatie van Oeigoerse vrouwen’ niet reproduceert. En al even journalistiek verantwoord is zijn vaststelling dat slechts een beperkt aantal (Westerse) landen, met de VS op kop, over ‘genocide’ spreekt. Jammer genoeg verwijst de auteur niet naar de goed gefundeerde teksten, boeken, rapporten en dossiers waarin brandhout wordt gemaakt van al deze beschuldigingen. Zo laat hij vrij spel aan een resem nog steeds rondcirkelende fake news berichten.

Het belangrijkste aspect om de situatie in Xinjiang evenwichtig te kunnen begrijpen, komen we ondanks -of misschien wel precies door- de genuanceerde insteek van de auteur, nauwelijks te weten. Hij onderbelicht het gewelddadige karakter van de radicaal-jihadistische en separatistische groepen in Xinjiang. De rol van radicale Oeigoeren bij Al Qaeda in Afghanistan en IS in Syrië/Irak ontbreekt in zijn analyse. Zelfs vandaag nog staat  ETIM hoog op de agenda bij de besprekingen van China en de Taliban: garanties dat zij ETIM in het zuiden van Xinjiang niet zullen steunen. Ook vind ik niets terug in het artikel over de erkenning van de Oeigoerse ETIM (Eastern Turkistan Islamic Movement) als terroristische organisatie, notabene door de VS in 2004 op de lijst van de VN-veiligheidsraad (Comité Sancties Al Qaeda) geplaatst en in 2020 door Trump in allerijl van de landelijke lijst afgehaald. Ook de EU plaatste in 2012 de Oeigoerse terroristen op de lijst.

Journalistiek wordt het bedroevend wanneer de auteur de gruwelijke (bij schatting) 300 terroristische aanslagen in China vergoelijkt door ze systematisch ‘verzet’ te noemen. De repressie door de Chinese overheid krijgt van hem het label ‘moorden’, zonder verdere uitleg of feitelijke bewijsvoering.

Bij de ‘incidenten’ van 2010 in Urumqi vermeldt hij niets over het racistische pogrom karakter: 80% van de dodelijke slachtoffers (197 doden) was Han-Chinees vermoord door Oeigoerse daders. Ook de gewelddadige aanslagen in Kunming (40 doden) en op het Tiananmenplein in Beijing lijken hem te ontgaan. Net deze feitenkennis over de gewelddadige aanslagen gepleegd door geradicaliseerde Oeigoeren, vanzelfsprekend een zeer kleine minderheid van de 11 miljoen Oeigoeren die in Xinjiang leven, kan leiden tot een evenwichtiger kaderen van het optreden van de Chinese overheid met zijn repressieapparaat.

Journalistiek zakt de auteur, wat mij betreft, door het ijs wanneer hij het getal van ‘1 miljoen Oeigoeren in concentratiekampen’ zonder enige bedenking of kritiek reproduceert. Hij maakt er zelfs ‘meer dan een miljoen’ van ! Als bron vermeldt hij The New York Times maar plaatst er geen vraagteken bij of dat cijfer wel klopt, en welke bronnen de NYT hanteert.

Het ‘1 miljoen verhaal’ is -met alle respect, onbegrijpelijk- overgenomen door nogal wat media (van rioolpers tot kwaliteitskranten) maar lijkt het meest georakeld door ene Adrian Zenz, een Duitse antropoloog, verbonden aan de ‘Victims of Communism Memorial Foundation’, een denktank mee opgericht door Zbigniew Brzezinski, oud-veiligheidsadviseur onder verschillende VS-regeringen. Brzezinski stond zelf ook bekend om zijn fors anticommunisme. Adrian Zenz’ anticommunistisch wereldbeeld is nog bedenkelijker, als christelijke fundamentalist die in een eigen gepubliceerd boek (samen met zijn schoonvader: ‘Worthy to Escape’) verklaart dat hij een missie uitvoert ‘geleid door God’ tegen het ‘communistisch’ China. De pseudo-onderzoeker werkt o.m. voor de ‘Jamestown Foundation’ (een neoconservatieve Amerikaanse denktank). Zenz werkt ook voor het Australian Strategic Policy Institute (ASPI), een Australische denktank gefinancierd door de (Amerikaanse) wapenlobby, de Amerikaanse en Australische regeringen, en gespecialiseerd in anti-Chinese rapporten die met ‘haken en ogen’ aan elkaar hangen.

Elementair journalistiek onderzoekswerk wijst uit dat het ‘1 miljoen verhaal’ uit de duim is gezogen. Zenz haalde zijn mosterd bij het ‘Network of Chinese Human Rights Defenders’, een Chinese oppositiegroep in de VS die met miljoenen dollars van de VS-overheid werkt, en in 2018 een rapport opstelt op basis van … 8 interviews met Oeigoeren. In de interviews wordt gevraagd hoeveel mensen uit hun respectievelijke 8 dorpen naar de ‘opleidingscentra’ (volgens NCHRD ‘concentratiekampen’) zouden zijn gegaan. Bij schatting en na optellen van deze acht cijfers, besluit dit rapport dat zowat 10% van alle Oeigoeren zouden verdwenen zijn: 1 à 1,1 miljoen, dus. Adrian Zenz integreert dit cijfer in zijn rapport over de zogenaamde ‘concentratiekampen’.  Het cruciaal ‘bewijs’ echter van verscheidene luchtfoto’s van zogezegde ‘kampen’, is door ‘vloggers’ in China zelf al onderuit gehaald: het blijken gewone appartementscompounds, scholen of andere civiele gebouwen.

De meest iconische foto van het ‘concentratiekampen narratief’ is een foto van een gewone gevangenis, verspreid door de Chinese overheid zelf ! Deze foto is niet een foto van een ‘opleidingscentrum’, het is … tja, een gevangenis, waar onder meer Oeigoerse veroordeelde gedetineerden hun straf uit zitten.

De Chinese overheid geeft aan dat er wel centra zijn waar weinig geschoolde, werkloze geradicaliseerde Oeigoeren een ‘deradicaliseringscursus’ kregen in combinatie met een cursus Chinees als tweede taal en een basisberoepsopleiding, … maar dat zijn geen concentratiekampen ! Voor journalist John P. Ruehl is de toelichting van de ‘tegenpartij’ blijkbaar geen letter waard. Dit is nochtans wat tientallen buitenlandse diplomaten en journalisten bij hun bezoek aan Xinjiang gezien hebben.

Evenmin weet de auteur iets te melden over de ‘verplichte en vrijwillige programma’s’. Dit megaproject heeft China opgezet met een lening van de Wereldbank (in 2015, 50 miljoen USD). Zoals de afspraak was gemaakt, worden deze centra en dus het project november 2019 afgerond. Een inspectiecommissie van de Wereldbank deed aan ‘factfinding’ in augustus 2019 in Xinjiang onder druk van de Amerikaanse anti-China-lobby. Het rapport meldt: ‘… the review did not substantiate the allegations’. (geen onderbouwing van de beschuldigingen)

Verder wordt in het artikel ook nog eens zonder enig bewijs geponeerd dat ‘het radicale salafisme’ steeds populairder wordt in Xinjiang. Waar haalt hij dat ? Heeft hij een onderzoek verricht ? Heeft hij misschien even gebeld met 11 miljoen Oeigoeren in Xinjiang ? Er zijn geen aanwijzingen voor, zoveel is duidelijk. Ook al zijn YouTube-filmpjes geen grondig bewijsmateriaal, ze vertellen toch wel heel veel. Fang fang bijv., ‘vlogt’ over de actuele situatie in Xinjiang en over het dagelijks leven, waar niet meteen ‘radicaal salafisme’ in terug te vinden is. Voor wat het waard is, uiteraard.

Maar wat wel bewezen is, dat zijn de resultaten van de Chinese strategie om tegen het terrorisme op te treden: de aanslagen zijn sinds 2017 gestopt.

Een belangrijk aspect dat in het artikel niet aan bod komt is de rol van Xinjiang als propagandaluik in de ‘nieuwe Koude Oorlog’ die onder president Trump verscherpt is. Het Project 2049 Institute van de neoconservatieve Randall Schriver (goed bevriend met de extreemrechtse Steve Bannon) is samen met Michael Pillsbury, Chinawatcher van het al even neoconservatieve Hudson Institute, de huisideoloog van Trump. Beide adviseurs zijn het erover eens dat met China naast de economische oorlog ook een ‘sinofobische’ strijd moet worden gevoerd. In zijn boek ‘The Hundred Year Marathon’ (2016) beschrijft Pillsbury concreet hoe dat best moet. Naast de ontvangst met open armen van dissidenten, moeten ‘Ngo’s, instituten, organisaties die de Amerikaanse belangen dienen nog zwaarder gefinancierd worden’. ‘Miljoenen dollars hebben we in de Hongkongprotesten gestoken’, verklaarde Pillsbury op Foxnews.

Xinjiang is een vlak hoogplateau omringd door bergmassieven, een zeer dun bevolkte woestijn en droog grasland, met oases waar de bevolking geconcentreerd leeft op 9,7 procent van de oppervlakte. Foto: CC BY-SA 2:5

Ook in het World Uyghur Congress (WUC) moet worden ‘geïnvesteerd’, zo blijkt uit de grants op de website van het National Endowment for Democracy (NED), zeg maar, de beschaafde kant van de CIA, dat allerhande ondermijnende activiteiten van ngo’s, instituten, organisaties en individuen financiert en coacht als ze de VS-belangen dienen (‘Wat vroeger de CIA undercover deed’). Het WUC wil de indruk wekken alle Oeigoeren te vertegenwoordigen, maar is in feite een kleine club van gevluchte politieke activisten uit de anticommunistische separatistische beweging. Eén van de laatste daden van president Trump was ETIM van de Amerikaanse terroristenlijst te verwijderen. Zo opende hij de deur om de Oeigoerse beweging legaal te steunen.  Zijn buitenlandminister, Mike Pompeo, kon vervolgens zonder enig argument de waanzinnige beschuldiging van ‘genocide’ lanceren als speerpunt van de ‘sinophobia-propaganda’ voor de Nieuwe Koude Oorlog tegen China.

Vooral Westerse VS-bondgenoten nemen het ‘genocidediscours’ over en krijgen door de welwillende hulp van het WUC hun parlementen zover dat er resoluties, ja zelfs wetten, worden goedgekeurd waarin China veroordeeld wordt en sancties opgelegd. De VS, Groot-Brittanië, Canada, Australië, Japan, Zweden, … gingen voorop dankzij het partij- en landen overschrijdend werk van de IPAC (inter-parlementary alliance on China) waarvan de doelstellingen samen te vatten zijn tot ‘containment’ van China, meer in het bijzonder de CPC. De IPAC is opgericht in 2020, bestaat uit individuele parlementairen en heeft ook twee opmerkelijke Belgische volksvertegenwoordigers: Els Van Hoof (CDV) en Samuel Cogolati (Ecolo). 

In mei 2021 vond een hoorzitting plaats ter voorbereiding van de parlementaire bespreking en de goedkeuring van wetsvoorstellen, allemaal met de inzet van China te veroordelen voor zware mensenrechtenschendingen tot en met ‘genocide’. Het was zeer opvallend hoe het WUC met de rode loper werd onthaald en dat nuchtere stemmen die tot verder onderzoek en bedachtzaamheid opriepen, weggezet werden als spreekbuis van de Chinese ambassade en pro-CPC. Ikzelf had de eer om gehoord te worden als Chinadeskundige en heb het standpunt ontwikkeld dat er best gewacht werd tot het rapport van Michelle Bachelet, de VN-commissaris voor mensenrechten, die op bezoek zou gaan naar Xinjiang. Ik baseerde mij o.m. op het gelijkaardige standpunt van Jeffrey Sachs, gerenommeerd econoom en adviseur van o.m. António Guterres, Secretaris-Generaalvan de Verenigde Naties

De buitenlandminister van president Joe Biden, Antony Blinken, copypaste de anti-Chinese Trump-strategie en smeert er een blinkend laagje van ‘democratie en de mensenrechten’ overheen. Vandaag haalt hij de ‘bescherming van de islamitische minderheid’ in Xinjiang aan als argument voor de diplomatieke boycot van de Olympische Winterspelen in Beijing. ‘De Verenigde Staten als behoeder van de rechten van moslims en minderheden ?’ Het had mogen vermeld worden, beste John P. Rhuel !

Ng Sauw Tjhoi (oud-VRT) Journalist

1 comment for “De helft van de waarheid over Xinjiang, is dat journalistiek verantwoord ?

  1. Het is spijtig dat deze journalist zijn reis naar Xinjiang niet kon maken. Mijn jongste reis door die regio vond in september 2018 plaats. Dat was precies het moment dat Europese kranten vol stonden met artikelen over ‘onderdrukking van Oeigoeren’ inclusief satellietfoto’s van vermeende concentratiekampen. Toen ik die foto’s voor het eerst via Internet bekeek was ik net in mijn hotel in Kashgar aangekomen. Ik voeg nog maar eens toe dat onze reis privé georganiseerd was en wij dus geen deel uitmaakten van een officiële reisgroep. Terwijl ik op het vliegveld op mijn koffer wachtte, vroeg een beambte in welke hoedanigheid ik naar Kashgar kwam. Dat was de eerste keer dat mij dat in China overkwam, dus dat kun je als een buitengewone vorm van controle neerzetten. Een interessant detail was echter dat die beambte een Oeigoer was. Die controle was dus geen systeem dat door één etnische groep (Han) uitgevoerd werd.
    Bij het inchecken in mijn hotel zag ik dat de front office manager ook een Oeigoer was, die leiding gaf over een aantal medewerkers van de Han nationaliteit. Dat is toch lastig te combineren met het idee dat China zich in Xinjiang schuldig maakt aan genocide op de Oeigoerse minderheid.
    Twee dagen later boekten wij een dagtoer naar Lake Karakul, nabij de grens met Kirgizië. Wij zaten vrij voorin en ik kon daardoor de gesprekken tussen de reisleidster (Han) en de chauffeur (Oeigoer) volgen. Daarbij was geen enkele hint naar etnisch conflict te ontwaren. Het gesprek ging over alledaagse zaken.
    Later tijdens die reis door Xinjiang kwamen wij in Tacheng, een stad aan de grens met Kazakhstan. Daar kwam een veiligheidsbeambte ons zelfs in het hotel opzoeken, om te vragen wat we daar kwamen doen. Ook dat komt elders in China niet voor en kan dus als bewijs voor hogere druk aangevoerd worden. Echter, deze beambte was een Kazakh. Die hogere druk was duidelijk geen zaak van de ene nationaliteit tegen de andere(n).
    De bevolking van Tacheng is een mengelmoes van meerdere etnische groepen: Han, Kazakh, Xibo, Mongolen, Oeigoeren. Op straat, in restaurants, e.d. hebben wij niet een keer iets dat naar een etnisch conflict verwees waargenomen. Dat geldt ook voor de andere steden die we tijdens die reis aandeden: Urumqi (de hoofdstad van Xinjiang) en Changji.
    Er is in Xinjiang sprake van een zeer hoog niveau van beveiliging, dat zeker hinder veroorzaakt. Dat doet het echter voor alle nationaliteiten. Van onderdrukking van enige minderheid hebben wij geen bewijs waargenomen.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *