Analyse – Marc Vandepitte*
Wat is het geheim van de decennialange spectaculaire groei van de Chinese economie, waarom is die groei een goede zaak en hoe kan Europa daar het beste op reageren?
Dit artikel over de Chinese economie is oorspronkelijk verschenen in DeWereldMorgen. Wij nemen het over met toestemming van de auteur.
Merkwaardige framing
Als je de mainstream media mag geloven dan zit de Chinese economie in de problemen: de economische motor zou sputteren, of erger, de economie zit in een neerwaartse spiraal. Vreemd, want het IMF verwacht voor dit jaar een economische groei van 4,6 procent. Dat is bijna vijfmaal zoveel als in Europa en meer dan driemaal zoveel als in de VS.
De westerse media hebben het kennelijk moeilijk met het Chinese groeimirakel en daarom staren ze zich blind op de problemen en de uitdagingen. Om Pascal Coppens te parafraseren, door te focussen op wat minder goed gaat, verliezen ze uit het oog waar China zeer sterk in is.
Zeker, de Chinese economie staat voor een aantal belangrijke uitdagingen, maar ondanks de vergrijzing van de bevolking en de toenemende vijandigheid van het Westen, zowel op het vlak van investeringen als handel, haalt het land nog steeds groeicijfers waar wij alleen maar van kunnen dromen.
In dit artikel gaan we op zoek naar de redenen voor deze decennialange spectaculaire groei. We bekijken ook waarom dit een goede zaak is en hoe Europa daar het beste op zou kunnen reageren.
Ontwikkelingsmarathon
Eerst de feiten. 75 jaar geleden, bij het ontstaan van de Volksrepubliek was China een van de allerarmste landen ter wereld. Het was een agrarisch, onderontwikkeld land, onbetekenend in de wereldeconomie. Het bnp per inwoner, was de helft van dat van Afrika en een zesde van dat van Latijns-Amerika.
Sindsdien begon het land aan een ontwikkelingsmarathon in sprinttempo. De economische groei in de afgelopen veertig jaar is de grootste en langstdurende van de wereldgeschiedenis. Het bnp per inwoner steeg in die periode met een duizelingwekkende factor 50, dat is een stijging van 10 procent per jaar. Sinds kort overtreft het gemiddeld vermogen van een Chinees dat van een Europeaan (als je ook de zuidelijke en oostelijke regio’s van het Europees vasteland meerekent).
In 1949 was de Chinese economie goed voor 4,5 procent van het wereldproduct. Op dit moment is dat 19 procent (uitgedrukt in dollar PPP), of 4 procentpunten meer dan de VS. Als je kijkt naar de industriële productie dan is de prestatie nog indrukwekkender. In 1990 was het aandeel van China in de wereldwijde industriële productie 2,5 procent. Vandaag is dat 35 procent, evenveel als de tien volgende industriële economieën samen.
Wat de industriële productie van de toekomst betreft – de groene productie – is China de absolute koploper. In 2021 heeft het meer offshore-windenergiecapaciteit toegevoegd dan de rest van de wereld in de voorgaande vijf jaar samen. In de productie van zonnepanelen laat het alle landen ver achter zich (zie grafiek) en tegen 2030 zal het land ruim twee keer zoveel elektrische batterijen produceren als alle andere landen samen.
Het land is er ook in geslaagd om de Chinese economie staande te houden in de stormen van de laatste 25 jaar: de financiële crisis in Azië in 1997, de dotcom-crisis in 2001, de SARS-crisis op eigen bodem, de grote financiële crisis van 2008 en nu recent de COVID-crisis. In verband met de crisis van 2008 schreef Richard McGregor, voormalig journalist van Financial Times dat “China beter dan welk land ook ter wereld toegerust was om de plotselinge neergang het hoofd te bieden”.
De groei is niet alleen kwantitatief, maar ook kwalitatief. Op technologisch en wetenschappelijk vlak zijn er grote sprongen vooruit gemaakt. Vandaag worden Chinese bedrijven algemeen erkend als wereldleiders of als toonaangevend, op het gebied van 5G-telecommunicatieapparatuur, hogesnelheidstreinen, hoogspanningstransmissielijnen, hernieuwbare energiebronnen, nieuwe energievoertuigen, digitale betalingen, kunstmatige intelligentie en op nog vele andere gebieden.
Goede zaak
De economische expansie manifesteert zich ook naar buiten toe. De Chinese economie is de belangrijkste locomotief van de wereldeconomie, vorig jaar goed voor 35 procent van de totale groei. Heel wat landen, waaronder ook ons land, profiteren van deze locomotieffunctie. In 2023 was China de belangrijkste handelspartner van ongeveer 120 landen en voor velen de belangrijkste kredietverstrekker.
En uiteraard is er het Belt and Road Initiative, de nieuwe Zijderoute, die goed is voor honderden investeringen, kredietverleningen, handelsovereenkomsten en tientallen Speciale Economische Zones, ter waarde van 900 miljard dollar. Ze zijn gespreid over 72 landen, met een totale bevolking van ongeveer 5 miljard mensen of 65 procent van de wereldbevolking.
Recept
De belangrijkste ingrediënten van het groeimirakel van de Chinese economie zijn de volgende:
1. Landbouw. Bij het begin van de Chinese revolutie werd het grootgrondbezit afgeschaft en heeft men de landbouwgrond onder de boeren verdeeld (in bruikleen). Daarnaast werd een systeem van persoonsregistratie (Hukou) opgesteld. Daardoor heeft men de typische chaotische plattelandsvlucht van de meeste derdewereldlanden, met massale informele en onproductieve arbeid als gevolg, kunnen voorkomen.
2. Sociaal beleid. Van meet af aan is er relatief veel geïnvesteerd in onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid. Dat zorgt voor gezonde en geschoolde arbeiders, wat de productiviteit ten goede komt.
De lonen volgen in grote mate de productiviteitsstijging wat enerzijds leidt tot sociale rust op de werkvloer en waardoor anderzijds een grote en dynamische interne markt is ontstaan.
3. Infrastructuur, technologie en O&O. China zet volop in op de uitbouw van infrastructuur, ‘Onderzoek & Ontwikkeling’ en de ontwikkeling van (spits)technologie. Dat zijn basisvoorwaarden voor elke economische vooruitgang. In 2018 haalde China de VS in op het vlak van het aantal wetenschappelijke publicaties en in 2019 was dat het geval voor het aantal patenten. Vandaag studeren in China vier maal zoveel studenten in STEM-richtingen af als in de VS.
4. Openheid. In vergelijking met andere groeilanden kwam er sinds 1978 een grote openheid voor buitenlandse investeringen en buitenlandse handel. De grote en relatief goedkope arbeidsmarkt heeft veel buitenlandse investeerders aangetrokken die profiteren van de (voorlopig) lagere arbeidskosten en de omvangrijke interne markt.
Buitenlandse investeringen en buitenlandse handel vormen geen doel op zich, maar staan in functie van de strategische economische doelstellingen en de eigen ontwikkeling, denk maar aan de technologieoverdracht. Vandaag draagt de nieuwe Zijderoute ook bij aan de economische expansie.
5. Stabiel beleid. In vergelijking met veel andere landen uit het Globale Zuiden heeft China een relatief stabiel politiek en economisch beleid gehandhaafd. Dit heeft bijgedragen aan het vertrouwen van zowel binnenlandse als buitenlandse investeerders.
6. Geopolitiek. Los van enkele kleine incidenten aan de grens met India is het land al tientallen jaren niet bij gewelddadige internationale conflicten betrokken geweest.Dat bevordert het economisch klimaat zowel op vlak van investeringen als handel. Daarnaast heeft China, in tegenstelling tot de Sovjet-Unie, zich niet in een peperdure wapenwedloop met de VS gestort.
7. Planning en aansturing. Het economische ontwikkelingsmodel van China wordt in grote mate geleid door de staat, die echter een veelkoppig wezen is (zie volgend punt). De sleutelsectoren van de economie zijn in handen van de overheid, centraal of lokaal. Daarnaast controleert de overheid op indirecte wijze het grootste deel van de overige sectoren, o.a. via de sturende aanwezigheid van de communistische partij in de meeste (middel)grote bedrijven.
Een vijfjarenplan schept een gunstig kader voor een robuust industrieel beleid dat China helpt omhoog te klimmen naar meer toegevoegde waarde in de productie. Het model omvat ook staatsbanken die gunstige leningen verstrekken aan strategische industrieën.
Deze aansturing en planning laat toe om producenten van het land effectief te mobiliseren voor strategische doelstellingen. Zo kwam er een plan en strikte richtlijnen van de centrale overheid om prioriteit te geven aan de sector van de zonne-energie. Sinds enkele jaren domineert China deze sector. Deze mobilisatiekracht wordt momenteel ingezet voor de ontwikkeling van halfgeleiders om de boycot en VS-sancties in deze sector te compenseren.
8. Decentralisatie en marktwerking.
In tegenstelling tot het idee dat de Chinese economie een centraal geleide economie is, heeft het land juist een van de meest gedecentraliseerde systemen ter wereld. Lokale overheden hebben een opmerkelijke mate van autonomie en beheren 85 procent van de totale overheidsuitgaven. In de OESO-landen is dat gemiddeld maar 33 procent.
Deze decentralisatie stimuleert concurrentie tussen provincies en grote steden, dat is een eerste kring van concurrentie. Daarnaast concurreren bedrijven op de markt, zowel intern als met de rest van de wereld, wat de tweede kring is. Door deze dubbele concurrentie evolueren bedrijven niet alleen voortdurend, maar zit er ook een grote dynamiek in het economische landschap.
Zo heb je bijvoorbeeld voortdurend een of andere provincie die een nieuw beleid toepast dat zeer effectief blijkt te zijn, waardoor ze een voordeel behalen ten opzichte van andere regio’s. Dat initiatief wordt dan vervolgens door andere regio’s gekopieerd.
De rol van de centrale overheid ligt voornamelijk in het stellen van brede doelstellingen en het beheren van personeelszaken. Dat laatste is heel functioneel omdat lokale functionarissen weten dat als ze het beter doen dan hun collega’s, ze dan op koers liggen voor promotie door de centrale overheid.
In dit model is er m.a.w. ruimte voor (behoorlijk veel) privé-initiatief binnen een afgebakende marktwerking. Let wel, het marktmechanisme wordt getolereerd en gestimuleerd zolang het de economische en maatschappelijke doelstellingen (van de gezamenlijke termijnplanning) niet in de weg staat. Of zoals Rana Foroohar, eindredacteur van Financial Times het uitdrukt: “De vrije markt staat altijd in dienst van de staat, niet andersom”.
Op dat vlak wijkt het Chinese model duidelijk af van dat van de Sovjet-Unie. Daar werd alles praktisch tot in de laatste details gepland, was bijna alle productie in handen van de overheid en was van concurrentie weinig of geen sprake.
Zeker, wat de Sovjet-Unie de eerste zestig jaar op economisch vlak heeft gepresteerd is ongeëvenaard. Maar door de uitschakeling van het marktmechanisme was er bijna geen economische prikkel die de producenten aanzette om zuinig, rendabel of kwalitatief te produceren. In China heeft men dit euvel weten te overkomen.
9. Flexibiliteit.
De Chinese communisten hanteren een pragmatische en nuchtere houding t.a.v. economische politiek. Op veranderende omstandigheden spelen ze soepel in. Sinds het einde van de jaren zeventig was de uitbouw en de modernisering van de productiekrachten de centrale doelstelling. Het model was toen gebaseerd op export en op investeringen in de zware industrie, de constructie, de maakindustrie en de infrastructuur.
Sinds het aantreden van Xi Jinping zo’n goede tien jaar geleden, ligt de motor van het nieuwe model bij het verhogen van de welvaart (binnenlandse markt), het verhogen van de dienstensector en grotere toegevoegde waarde door hoger op de technologische ladder te klimmen.
Compleet verkeerd ingeschat
Het Chinese recept staat in schril contrast met dat van de kapitalistische landen. Daar zwaaien multinationals en het financieel kapitaal de scepter. Daar is korte termijnwinst het allesoverheersend doel. En daar zijn de overheden gefixeerd op het wegwerken van begrotingsdeficits door besparingen.
Een tekenend voorbeeld van de Chinese aanpak was de spectaculaire wijze waarop de Chinese bestuurders de financiële crisis van 2008-2009 te lijf gingen. De Chinese regering lanceerde een stimuleringsprogramma van 12,5 procent van het bnp, waarschijnlijk het grootste programma in vredestijd ooit. De Chinese economie gaf nauwelijks een krimp terwijl die van Europa voor tien jaar in de touwen hing.
Eurocentrisme en hardnekkige zelfgenoegzaamheid maakten dat het Westen zich de Chinese economie en maatschappij compleet verkeerd heeft beoordeeld. Toen de VS en westerse landen China in 2001 toelieten om lid te worden van de Wereldhandelsorganisatie ging men er van uit dat China op ons zou gaan lijken. Door het te integreren in de wereldmarkt China het socialisme laten varen en het kapitalisme omarmen.
Maar het omgekeerde lijkt te gebeuren. China heeft vastgehouden aan zijn socialistische koers en is er bovendien in geslaagd om onze economieën meer op die van hen te laten lijken. Zowel Europa (Green Deal) als de Verenigde Staten (Inflation Reduction Act) hebben hun laissez-faire aanpak laten vallen en zijn enkele jaren geleden overgeschakeld op een heuse industriepolitiek, gekenmerkt door honderden miljarden subsidie, iets wat onze regeringen de Chinese regering altijd verweten hebben. Het kan verkeren …
Quo vadis Europa?
Maar het blijft niet bij imitatie. De Verenigde Staten doen er vandaag alles aan om de Chinese economische vooruitgang te saboteren. Niet alleen ontzeggen ze China de toegang tot bepaalde technologieën, ze proberen ook hele industrieën te ondermijnen o.a. door de uitvoer van hoogtechnologische chips naar China te verhinderen.
Zo zei Jake Sullivan, de nationale veiligheidsadviseur van de VS, in een speech dat zijn regering de capaciteiten van China wilde belemmeren op het gebied van “fundamentele technologieën” zoals kunstmatige intelligentie, biotechnologie en schone energie, om de VS in staat te stellen een zo groot mogelijke voorsprong te behouden op het gebied van de klimaatverandering.
In die economische oorlog probeert Washington de westerse bondgenoten mee te sleuren. Maar dat is niet evident. De westerse economieën zijn fel verweven met die van China en op heel wat vlakken heeft het Westen China meer nodig dan omgekeerd. Zo bijvoorbeeld kan Europa zijn klimaatdoelstellingen zonder China onmogelijk verwezenlijken.
De kosten van een handelsoorlog kunnen heel erg oplopen. Zonder de goedkope export en productie vanuit China zal er aanzienlijke inflatiedruk ontstaan in de geïndustrialiseerde landen, zeker in het licht van de overschakeling op schonere technologieën.
Volgens het IMF kunnen de kosten van economische ‘ontkoppeling’ met China en de keuze voor protectionisme oplopen tot een alarmerende 7 procent van het wereld-bnp, wat vandaag zou neerkomen op meer dan 7.000 miljard dollar. Dat is 35 maal de totale officiële ontwikkelingshulp en 3,5 maal zoveel als wat jaarlijks nodig is om de energietransitie waar te maken.
Een handelsoorlog met China zal onvermijdelijk leiden tot vergeldingsmaatregelen. Los van mogelijk grote financiële verliezen door verlies aan export naar China, beschikt het land ook over essentiële goederen waar wij sterk van afhankelijk zijn.
Zo wordt 90 procent van de gespecialiseerde magneten die nodig zijn in motoren van elektrische voertuigen, in generatoren van windturbines en in raketgeleidingssystemen, in China geproduceerd. Daarnaast verwerkt China 72 procent van het kobalt in de wereld en 61 procent van het lithium, twee essentiële mineralen voor de productie van elektrische wagens.
Ten slotte is de kans groot dat de sancties van de VS precies het omgekeerde effect zullen teweegbrengen van wat Washington voor ogen had en China juist aansporen om zijn strategische industrieën versneld te ontwikkelen. Dat is nu aan het gebeuren op het vlak van halfgeleiders en chips.
De hele vraag is of Europa zich laat meeslepen in deze nieuwe Koude Oorlogslogica en zo in zijn eigen voet zal schieten. Economisch gezien is Europa meer afhankelijk van China dan de VS. Zo bijvoorbeeld is China de grootste handelspartner van Duitsland en een cruciale markt voor Duitse industriële bedrijven. Het zwaartepunt van de wereldeconomie verschuift steeds verder naar Azië, met China als locomotief. Voor Europa zou het zeer onverstandig zijn om die groeidynamiek te missen.
Europa staat op een belangrijk kruispunt in de geschiedenis. Laat het zich op sleeptouw nemen in een destructieve, door de VS op gang gebrachte handelsoorlog, of slaagt het erin een eigen autonome koers te varen en een constructieve economische relatie op te bouwen met China, op basis van wederzijds voordeel? Er staat veel op het spel.
Bronnen:
Yifu Lin J., Demystifying the Chinese Economy, Cambridge 2012
Hsueh R., China’s Regulatory State. A New Strategy for Globalization, Londen 2011
Herrera R. & Zhiming Long., La Chine est-elle capitaliste ?, Parijs 2019
Marsh C., Unparalleled Reforms. China’s Rise, Russia’s Fall, and the Interdependence of Transition, Lanham 2005
Dickson B., Ted Capitalists in China. The Party, Private Enterpreneurs and Prospects for Political Chance, Cambridge 2003
Minqi Li, The Rise of China and the Demise of the Capitalist World Economy, New York 2008
Minqi Li, China and the 21st Century Crisis, Londen 2016
Delaunay J., Les Trajectoires chinoises de modernization et de développement. De l’Empire agro-militaire à l’État-Nation et au socialism, Parijs 2018
Bickers R., Out of China. How the Chinese Ended the Era of Western Domination, Londen 2017
Ross J., China’s Great Road. Lessons for Marxist theory and socialist practices. Articles 2010-21, New York 2021
Larcy N., The State Strikes Back. The End of Economic Reform in China? Washington 2019
Mahbubani K., Has China Won? The Chinese Challenge to American Primacy, New York 2020
—————————————————————–
Chinakenner en specialist geopolitiek Marc Vandepitte schreef samen met Ng Sauw Tjhoi het boek Made in China (EPO 2006).
Disclaimer illustraties: alle grafieken, screenshots, foto’s e.d. zijn overgenomen van het originele artikel in de WereldMorgen.
Disclaimer “opinie”. Vanwege het opiniërende karakter van de tekst wijst de redactie van ChinaSquare erop dat de standpunten in de tekst voor de verantwoordelijkheid van de auteur zijn.