De Chinese overheid schijnt stilaan meer vertrouwen te krijgen in de maatregelen om de inflatie in toom te houden. Getuige wat het officiële Volksdagblad vertelt. Toch bleek recentelijk dat de regering de stijgende woningprijzen nog niet onder controle krijgt.
Het Volksdagblad voorspelt dat China er dit jaar zal in slagen de inflatie onder de 4% te brengen. Het aanbod aan industriële producten overtreft momenteel de vraag, de overheid beschikt over grote voorraden voedselgranen en veel buitenlandse deviezen; dat moet allemaal helpen om het doel te bereiken. Toch bedroeg de inflatie in februari nog altijd bijna vijf procent en experten verwachten de eerste maanden nog een mogelijke verslechtering. Een negatief aspect is de ingevoerde inflatie door de internationale prijsstijgingen. Olie- en grondstoffenprijzen stijgen en zullen de prijs van afgewerkte producten mee opstuwen, en Japan zal veel moeten investeren in de wederopbouw.
Maatregelen zoals de reeds ingevoerde beperkingen van het bankkrediet, en de verhogingen van de interestvoet moeten ook de inflatie afremmen, maar dat moet zeer voorzichtig gebeuren: minder kredietverlening kan zowel de verbruikers als de investeerders afschrikken en de economische groei lamleggen. Dit is bijzonder delikaat in de vastgoedsector waar spekulanten dure woningen kopen terwijl er voor de doorsnee Chinees te weinig sociale woningen zijn.
Shanghai zal de maximumstijging van de prijzen voor nieuwe woningen dit jaar beperken tot de economische groei en de gemiddelde stijging van het inkomen. Daar plakt geen cijfer op maar het wordt minstens 10%. Nog 42 andere grote steden kwamen met soortgelijke maatregelen af nadat ze opdracht kregen tegen einde maart de woningprijzen te stabiliseren. Xi’an gaat maximum 15% prijsstijging toelaten, Lanzhou 9%, Shenyang 12% enz. 90% van de steden kwamen nog niet over de brug met een objectief. Beijing is de enige grote stad die beloofde de woningprijzen minder te laten stijgen dan de economische groei. Dit alles gaat in tegen de algmene verwachting dat steden op instructie van de centrale regering een prijzenstop zouden doorvoeren of zelfs een gedwongen prijsverlaging. Wat nu gebeurt is een verholen rebellie van de steden- die voor hun budgetten afhangen van dure grondverkopen- tegen de politiek van de centrale regering. Steden kunnen altijd argumenteren dat er zoveel geld in omloop is dat ze de prijsstijgingen toch niet kunnen tegenhouden. Het Ministerie van huisvesting heeft de steden al gevraagd hun huiswerk over te doen. En verder valt de centrale overheid terug op de andere luiken van haar plan: minder krediet en vooral de markt ondergraven door de locale besturen te dwingen meer sociale woningen te bouwen.
Nog in het kader van inflatiebestrijding heeft de regering de maximumprijzen voor 1265 antibiotica en medicijnen tegen hart- en vaatziekten gemiddeld met 21% verminderd. Dit moet de gewone Chinees 10 miljard yuan per jaar opbrengen. De Federatie van Farmaceutische Nijverheid is niet gelukkig met de maatregel die vooral de kleinere Chinese fabrikanten van geneesmiddelen zou treffen terwijl multinationals kunnen wachten tot de bui overwaait.
Inflatie blijft een zeer gevoelig punt bij het publiek. Zo was er vlak voor het vorige weekend in Shanghai een plotse opstoot van hamsterkoorts toen er geruchten gingen dat de prijzen van zeep en schoonmaakproducten zouden stijgen. Binnen 24 uur warden de voorraden van alle grote supermarkten echter aangevuld en ging de koorst liggen.