Dat enkele grote ontwikkelingslanden een economische groeispurt doormaakten in het voorbije decennium is geen nieuws meer. Maar veel mensen ontgaat de snelheid van die evolutie. Zo steeg het aandeel van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie tussen 2000 en 2009 van 40 naar 50 procent (in koopkrachttermen). Die evolutie roept de vraag op in welke mate de opgang van het Zuiden de mondiale politiek zal wijzigen of nu al wijzigt.
MO* brengt een informatief dossier over de opkomende landen, samengesteld en geschreven door John Vandaele*. Chinasquare plaatst als lokartikel, met toestemming van de MO-redactie, het hoofdstuk eruit dat gaat over de staatsbedrijven. Voor het hele dossier verwijzen we u naar het maandblad MO* of naar http://www.mo.be/artikel/de-opkomende-landen-wuiven-het-neoliberalisme-uit op de website van MO* (zie ook onderaan het stuk)
Staatsbedrijven als instrumenten van het beleid
De val van de Berlijnse Muur betekende voor velen dat de liberale kapitalistische economie alles voor elkaar ging krijgen. De opkomende economieën drukken vandaag het idee dat globalisering en private ondernemingen de wereldeconomie sturen voor een groot deel de kop in. Nu China, Brazilië, Rusland en co met hun staatsbedrijven de crisis het best lijken door te komen, zijn de kaarten opnieuw geschud. Dat tachtig procent van de Chinese bedrijven eigendom zijn van de staat of bescherming genieten van de Chinese overheid, hoeft niet te verrassen. Maar ook in andere groeilanden zijn de grootste bedrijven vaak staatseigendom. Via de staatsbedrijven kan de overheid beter de controle over de markt bewaren. Maar tegelijk gebruiken overheden hun staatsbedrijven om politieke doelstellingen te bereiken.
Gazprom
Het Russische energiebedrijf Gazprom is daar een goed voorbeeld van. De Russische overheid heeft meer dan de helft van de aandelen van de oliegigant in handen. Diezelfde overheid verhoogt ook de belastingen voor Gazprom om verhoogde sociale uitgaven te kunnen financieren. Het ministerie van Financiën verhoogde vorig jaar de belasting op het delven van natuurlijke rijkdommen voor gasproducenten met 61 procent. De belastingsdruk voor Gazprom zal dit jaar meer dan verdubbelen. Het bedrijf heeft laten weten dat de winst daardoor zo’n twee miljard dollar lager zal liggen in 2012. In 2011 maakte het nog dertig procent meer winst dan in 2009. Privé-investeerders in de BRICS-landen maken vandaag minder winst maken dan verwacht. Omdat staatsbedrijven in deze landen ook andere doelen nastreven dan winstmaximalisatie, komen investeerders in deze tijden van vertraagde economische groei er met deze bedrijven vaak bekaaid vanaf.
Energiemarkt
Veel bedrijfsleiders blijven zich gedragen alsof globalisering en privé-initiatief het economische landschap bepalen. Maar uit recente cijfers blijkt dat toch niet helemaal te kloppen. Vooral op de energiemarkt zijn het duidelijk de overheden die de lakens uitdelen. De dertien grootste oliebedrijven, gemeten volgens de voorraad waarover ze beschikken, zijn staatsbedrijven. Dat staat in een rapport van managementbureau Mc Kinsey. Bedrijven als Saudi Aramco, het Russische Gazprom en China National Petroleum Corporation (CNPC), hebben grotere olievoorraden dan eender welk privaat oliebedrijf. In de lijst met grootste energiebedrijven, gemeten naar hun voorraad ruwe olie, staat het eerste private bedrijf, Exxon Mobile, pas op de veertiende plaats. De omzet van bedrijven als Exxon Mobil en Shell blijft wel groter dan die van de staatsbedrijven, maar de kloof krimpt. In de Fortune Global 500 lijst met de 500 bedrijven met de grootste omzet moet de Chinese energieleverancier Sinopec enkel Wall Mart, Shell, Exxon Mobile en BP voor zich dulden.
Navolging
Het is niet enkel op de energiemarkt dat overheden via staatsbedrijven controle uitoefenen. Grote groeilanden als China en Rusland hebben in verschillende sectoren de weg getoond naar door de staat gecontroleerde bedrijven en veel andere ontwikkelende landen zijn geneigd hen daarin te volgen. De overheden van deze kleinere groeilanden zijn niet van plan hun macht over belangrijke staatsbedrijven op te geven, zelfs niet als ze inefficiënt en soms zelfs verlieslatend werken. Dat dit niet altijd even succesvol verloopt, toont Vietnam. In 2006 werden in het land hervormingen doorgevoerd die de staatsbedrijven nog steviger onder controle van de regering bracht. Critici stellen dat er inderdaad controle werd verworven, maar dat een adequaat management ontbreekt. Vietnamese overhiedsbedrijven als EVN (elektriciteit), Vinacomin (mijnbouw) en PetroVientam (olie en gas) worden geplaagd door een hoge schuldenlast en vormen een zwakke plek voor corruptie. In april van dit jaar werden nog negen bestuurders van Vinashin, het nationale scheepsbouwbedrijf, veroordeeld tot 20 jaar cel of meer.
Soorten staatsbedrijven
Bedrijven die onder staatscontrole staan kunnen niet over een kam gescheerd worden. In China zijn er bijvoorbeeld drie belangrijke soorten staatsbedrijven. De drie vormen samen tachtig procent van de aandelenbeurs.
De eerste is de bekendste. Het gaat hier om grote bedrijven, meestal uit de financiële sector, telecom-, transport – of energiesector. Hoewel die bedrijven gelijkaardig zijn aan volledig geprivatiseerde bedrijven, is meestal slechts zo’n dertig procent van de aandelen te koop. Daarnaast zijn er de bedrijven die eigenlijk een soort joint-venture vormen tussen een privébedrijf en de overheid. Het gaat dan meestal om westerse bedrijven die toegang zoeken tot de groeiende Chinese markt. De Chinezen zijn op hun beurt geïnteresseerd in de westerse knowhow en verplichten de buitenlandse bedrijven nauw samen te werken met Chinese. Hierbij lopen de westerse bedrijven het risico dat de Chinezen zullen proberen een meerderheidsaandeel te bemachtigen eens ze de knowhow hebben verworven. De derde grote groep zijn de private ondernemingen die profiteren van een grote staatscontrole op de markt. De Chinese internetbedrijven zijn typische voorbeelden. De Chinese sites profiteren van de vijandige houding van hun overheid tegenover sommige westerse concurrenten zoals Google en Facebook.
…
Het bovenstaande is uit de reeks
De opkomende landen wuiven het neoliberalisme uit.
China neemt in de artikelen uiteraard een belangrijke plaats in. Het informatieve dossier is stevig onderbouwd en belicht aspecten waar in de media nog veel te weinig aandacht aan is besteed. Voor het hele dossier verwijzen we onze lezers naar het julinummer van het maandblad MO* of naar de website waar het, voorzien van talrijke interessante links, te vinden is via http://www.mo.be/artikel/de-opkomende-landen-wuiven-het-neoliberalisme-uit
De auteur John Vandaele is MO*-redacteur met als specialisaties: China, Congo, internationale instellingen, sociaal-economische thema’s en ontwikkelingssamenwerking.