Dit tweede artikel in de aanloop van het 18de partijcongres maakt een balans op van de sociaal-economische ontwikkeling onder Hu Jintao en premier Wen Jiabao
De voorbije tien jaar heeft China zich ontwikkeld van de zesde tot de tweede economie van de wereld na de VS. Van het beleid onder aanvoering van de tandem Hu Jintao-Wen Jiabao onthouden we echter vooral de klemtoon op het ecologische en het sociale, waarbij de overheid weer meer actief ging worden in het economisch leven.
De balans van 10 jaar Hu-Wen is niet gering. De Chinese economie klom op wereldvlak van de zesde naar de tweede plaats en dit met een groeivoet van meer dan 10 % per jaar. Volgens de OESO is ’de economie van China in koopkrachtpariteit gelijk aan de Amerikaanse. China heeft momenteel met 3200 miljard dollar de grootste reserve aan vreemde deviezen, het is de grootste exporteur en autoproducent en heeft het meest uitgestrekte net van hogesnelheidstreinen. In 2000 werden in China een miljoen wagens verkocht, tien jaar later waren dat er 16 miljoen (hoger dan het verkoopcijfer in de VS). De landbouw groeide gestaag negen jaar na elkaar, met telkens een verhoogde graanproductie. Meer dan 150 miljoen mensen werden uit de armoede gehaald en het afgelopen decennium groeide het gemiddeld jaarlijks inkomen van 800 $ tot 4000 $ (8000 $ in koopkrachtpariteit). In de steden is de koopkracht vergelijkbaar met die in de grote steden van de OESO-landen. De afgelopen twee jaar heeft China met zijn 30% meer aan de mondiale economische groei bijgedragen dan de VS.
Hu en Wen kwamen in 2002 aan de macht ter aflossing van Jiang Zemin en Zhu Rongji. Die hadden het concept van de socialistische markteconomie waar Deng Xiaoping zich voor had sterk gemaakt, in de praktijk gebracht. Daartoe was vooreerst in 1994 een nieuwe verhouding afgesproken betreffende inkomsten tussen de nationale regering en de lokale besturen want door de decentralisatie voordien beschikte de regering niet meer over voldoende middelen. Ten tweede had de tandem Jiang-Zhu werk gemaakt van de rationalisatie bij de staatsondernemingen onder het motto “De kleintjes laten gaan, zich concentreren op de grote” wat in de praktijk een pijnlijke operatie betekende voor de arbeidersklasse, met tientallen miljoenen overtalligen die ontslagen werden in de staatsondernemingen. Ook de sociale zekerheid werd op een nieuwe basis heropgestart, met bijdragen van de werknemer en de werkgever. Tenslotte en niet in het minst was China toegetreden tot de WTO. Sindsdien is de buitenlandse handel verviervoudigd. In de jaren onder Jiang en Zhu zag China een jaarlijkse stijging van het bnp met 11,2 %.
Nauwelijks stond Hu aan de leiding van de staat of hij kreeg in 2003 te maken met de SARS-crisis. In 2003 zaten 96 % van de rurale gezinnen zonder ziekteverzekering en uit een onderzoek bleek dat 38 % zei de factuur niet te kunnen betalen als ze ziek werden. Elk jaar vielen 2 miljoen personen terug in armoede (tenminste tijdelijk) wegens rampen. De regering begon met een experiment voor gezondheidszorg in landelijke gebieden. Het programma loopt op kantonniveau en deelname is vrijwillig, maar de lagere besturen krijgen hun toelagen alleen als 80 % van de betrokken bevolking meedoet. Het doel was voornamelijk de helft van de kosten bij ziekten door rampen te dekken. Een meer sociale
benadering kwam ook in het onderwijs: meer welstellende provincies kregen geen bijkomende fondsen, de armere westerse en centrale provincies wel. Ook aan de migranten werd meer aandacht geschonken. Het elfde vijfjarenplan (2006-2010) was meer een tekst met een visie dan een traditioneel plandocument. De aandacht verschoof van een eerste fase van industrialisering naar een kennisintensief, milieuvriendelijk en allesomvattend ontwikkelingspad met betere rurale sociale diensten en een efficiëntere aanwending van de energie, investeringen in onderwijs en HR en meer aandacht voor het milieu. De eeuwenoude taks op de boeren werd afgeschaft en de staatsinvesteringen voor infrastructuur meer op het platteland gericht. De SASAC (State-owned Assets Supervision and Administration Commission) werd opgericht als orgaan dat de overblijvende grote staatsondernemingen zou besturen. Sinds het ontstaan steeg het aantal tewerkgestelden in de SASAC-ondernemingen van 8,6 tot 12 miljoen. De 120 SASAC-ondernemingen controleren met hun filialen 80 % van de kapitalisatie bij de beursgenoteerde ondernemingen. De grote banken bleven staatsbanken: ze werden wel gerationaliseerd en behoren nu tot de wereldtop. Het aantal dubieuze leningen in hun portefeuille daalde van eind 2003 toen hun aandeel 15,2% bedroeg tot 1,8% in 2011. In 2005 werd ook het ontwikkelingsplan op middellange en lange termijn opgesteld voor wetenschap en technologie. Het beklemtoonde vooral de nood aan eigen technologie.
Vanaf 2008 China reageerde na de financiële crisis door de al aanwezige klemtonen nog duidelijker te leggen. Neem de heropbouw van de verzorgingsstaat. Vrij snel werd een ziekteverzekering georganiseerd voor niet-actieve stedelingen, zoals studenten, gepensioneerden enz. Tegen eind 2010 was 90 % van de bevolking verzekerd. Op het platteland waren op dat moment 835 miljoen personen aangesloten bij het nieuwe coöperatieve gezondheidssysteem, waarvan ook de terugbetalingsvoeten werden verhoogd. De regering heeft het gezondheidssysteem op drie punten verbeterd. Vooreerst betoelaagt de regering nu rechtstreeks 2000 kantonziekenhuizen en de 26.000 hospitalen in gemeenten. Ze heeft ook de aankoop en verdeling van 307 categorieën geneesmiddelen in handen genomen, met een 40 % prijsvermindering als gevolg. Ten derde werden de investeringen in volksgezondheid en in het voorkomen van ziekten opgedreven. Daarbij behoren vaccinaties, prenatale zorg en geriatrische onderzoeken. Het aandeel van de gezondheidsfactuur dat een particulier uit eigen zak betaalt, is sinds 2001 gedaald van 60 % naar 35% in 2010. Het budget voor gezondheidszorg verdrievoudigde en voor de brede sociale sector (gezondheid, onderwijs en huisvesting) groeide het bnp-aandeel volgens Amerikaanse cijfers tussen 2006 en 2010 van 3,2 tot 4,5 %. De OESO becijferde echter dat de afgelopen 5 jaar de uitgaven voor de sociale sector verdrievoudigden tot 8 % van het BNP. In 2010 vatte de regering het plan op voor de bouw van 5,9 miljoen sociale woningen, in 2011 was het streefcijfer 10 miljoen en dit jaar 7 miljoen: dit komt neer op 10 % van de nieuwe huizenmarkt.
In oktober 2010 werd een plan afgekondigd ter stimulering van 7 strategische nijverheden zoals wind- en zonne-energie en elektrische voertuigen die 35 subsectoren omvatten. Volgens het twaalfde vijfjarenplan moet het aandeel in het bnp van deze nijverheden, dat in 2010 rond het 3 % schommelde, tot 8 % stijgen in 2015. Overigens trekt het twaalfde vijfjarenplan de lijn door van het vorige wat betreft meer klemtoon op energiebesparing, het milieu, duurzame ontwikkeling en de ontwikkeling van de sociale sector plus sociale zekerheid. Wat duurzame energie aangaat, behoort China al tot de groene kampioenen wereldwijd. Qua milieu werd de reglementering uitgebreid op het gebied van zware metalen en rollen Peking en Shanghai nu meetapparatuur uit die het fijn stof tot op het PM2,5 niveau zal controleren. De SASAC heeft de waarde van de staatsondernemingen duidelijk de hoogte ingedreven: in de Fortunes Top 500 staan 73 Chinese ondernemingen , waarvan 68 staatsondernemingen, een sprong voorwaarts vergeleken met de 11 uit 2003 en ook meer dan het aantal Japanse ondernemingen. China Petrochemical (Sinopec), China National Petroleum Oil Corporation (CNPC) en State Grid prijken zelfs in de top 10. Vele van de grootste ondernemingen gaan op jacht naar verwervingen in het buitenland. Ondertussen stuurde China ook diverse ruimtecapsules de lucht in en realiseerde ruimtekoppelingen.
Critici van de staatsondernemingen citeren het Unirule-rapport dat vorig jaar vaststelde dat de winst/activa in de staatsondernemingen op 8,16 % lag, terwijl dit in de niet staatsondernemingen 12,9 % bedraagt. Het rapport beweert nog dat de staatsondernemingen kunnen lenen tegen een 1,6 % interestvoet, terwijl de marktinterest 4,68 % bedraagt. Ook hun belastingvoet zou beduidend lager liggen, aldus nog het rapport.
Gedurende de laatste 10 jaren steeg het volume van de nijverheid echter jaarlijks met 22 % , het aantal patenten groeide achttien maal, de verstedelijking nam toe van 40 % tot meer dan 50 %. In de steden werden 100 miljoen banen extra gecreëerd. Het inkomen van de stedelingen steeg, inflatie verrekend, jaarlijks met 9,2 % en met 8,1 % voor de plattelandsbewoners. De critici beweren dat het stimuleringsprogramma uit 2008 te veel de staatsondernemingen bevoordeligd heeft tegenover de privésector die te weinig kredieten krijgt. Een andere kritiek betreft dat China te veel afhangt van overheidsinvesteringen in de economie en te weinig van het verbruik. Tenslotte wordt beklemtoond dat de kloof tussen rijk en arm groter wordt. Laten we dit even van naderbij onderzoeken. Als antwoord op de eerste kritiek heeft de Nationale Ontwikkelings-en Hervormingscommissie 42 maatregelen uitgevaardigd om privé-investeringen gemakkelijker te maken en in Wenzhou loopt een proefproject voor krediet aan privé-ondernemingen. Over het aandeel van investeringen en het verbruik in de economie circuleren verschillende cijfers. Hoofdeconomist Jianguang Shen van Mizuho Securities China berekende dat investeringen in vaste activa vorig jaar zouden oplopen tot 49,2 % van het bnp, volgens premier Wen steeg het aandeel van het verbruik in de economische groei tijdens de laatste jaren van 43.9% naar 50.8%. Feit is dat deze kritiek de regering er van weerhouden heeft terug zo’n grootschalig stimuleringsprogramma te lanceren, hoewel de export en andere economische cijfers op een verzwakking wijzen. Wat de inkomenskloven betreft zijn er 3 kloven te onderscheiden. Deze tussen het ontwikkelde oosten van het land en het minder ontwikkelde westen. Voorts is er de kloof tussen stad en platteland.
Tenslotte is er de kloof tussen de rijken en de armen. Om de eerste kloof te dichten heeft de Chinese regering het stimuleringsprogramma voor het westen verder vorm gegeven en een analoog programma voor het noord oosten en de centrale regio opgezet. Voor het verminderen van de kloof tussen stad en platteland waarvan de verschillen in inkomens factor 3 bereiken, lopen experimenten in Chengdu en Chongqing. Verschillende steden experimenteren met het geleidelijk afschaffen van de hukou. Wat de kloof tussen rijk en arm betreft, zit de GINI coëfficiënt al boven de alarmdrempel en dit is zeker een onderwerp waarop verder moet doorgewerkt door het team van de opvolgers. Andere prioriteiten voor de toekomstige leiders zijn het doortrekken van de bezorgdheid om het milieu tot het lokale vlak, de verdere uitbouw van de gezondheidszorg en de verfijning van het sociaal zekerheidsstelsel in het algemeen. Bovenal is het nodig het verbruik meer als motor van de economie te laten fungeren zodat China minder afhankelijk wordt van export naar het westen.
Bronnen: SCMP over 18-de Partijcongres; Wikipedia
OESO China in Focus: Lessons and Challenges 2012
Xinhua: ‘Full Text’ of Chinese Premier Wen Jiabao’s Speech at Summer Davos 2012, 11/09/2012
China’s Economic Policy Today: The New State Activism, Barry Naughton, Eurasian Geography and Economics, 2011, 52, No. 3,
Lees ook CNTV-special over de laatste 10 jaar ; de CPC en de 5 laatste jaren
Volgende week: Wie zijn de Chinese nieuwe leiders?
Het zou ook mooi zijn als de lokale overheden in hun planningen meer en beter rekening hielden met de historische waarde van percelen en de archeologische importantie