Evenwichtsoefeningen op de censuurbalk

xin_222010614093596831991
Wat wil Google met zijn provocerende ultimatum aan de Chinese regering? Er zijn verschillende antwoorden mogelijk op deze vraag. Laten we hier het ideologische verhaal eens bekijken.
Censuur in China en in het Westen
Er bestaat inderdaad censuur in China, maar ze is er anders dan in het Westen. Bij ons worden stemmen het zwijgen opgelegd via een indirectere en economische weg. De media negeren bepaalde meningen of maken ze belachelijk en sommigen die kritische opvattingen willen uiten, krijgen niet de (financiële) middelen om ze te verspreiden. Westerse ‘dissidenten’ zoals Chomsky of, in België Jaap Kruithof, hebben niet opgehouden dat te beweren en door hun eigen voorbeeld te bewijzen.
Maar zeker op het internet moeten ook andere landen dan China hun toevlucht nemen tot directe censuur of regulering, een wat minder beladen term. Chinese opiniemakers wijzen er terecht op dat cyberaanvallen overal ter wereld een probleem zijn,  dat de Amerikaanse regering niet wil dat foto’s van militaire basissen op Google Earth vertoond worden en ook niet dat kinderen porno te zien krijgen. “De regering van de VS houdt eveneens informatie geheim en filtert ze met technische middelen”, aldus Yao Huanqing, een professor aan de Volksuniversiteit in Beijing.
In China bestaan er wetten en regels om wat de autoriteiten zien als desinformatie uit het buitenland ongegeneerd te censureren (zoals de propaganda van talloze flink gesubsidieerde Free Tibet-websites). Ook internetcontent die ordeverstoringen bevordert of het politieke systeem rechtstreeks aanvalt en websites die pornografie en geweld verspreiden, zijn een doelwit voor de controleurs van het web.
Het is niet verkeerd die censuur enigszins te relativeren door rekening te houden met het feit dat er in heel Azië, ook in Japan en in India, een minder uitbundige vrijheid van meningsuiting is dan in Noord- of West-Europa (zie bijvoorbeeld de hoofdstukken over the East Asian Model in het boek ‘China modernizes’ van R. Peerenboom, Oxford U.P. 2007). En het kan zeker geen kwaad de beweringen in sommige media met een korreltje zout te nemen dat je in China niet moet proberen het woord democratie als zoekterm in te voeren. Als dat waar was, hadden de Chinezen niet kunnen kennisnemen van de toespraken van Hu Jintao op het laatste congres van de CPC, waarin hij het doorlopend heeft over democratie.
Censuur in ontwikkeling
Zodra in 1978 de deur openging, kwam er allerlei informatie, ook ongewenste, vanuit de buitenwereld. Deng Xiaoping had het over “vliegen en muggen”, die de Chinezen er maar moesten bijnemen als ongewild neveneffect van het radicaal nieuwe beleid van openheid, maar die ze niet moesten vrezen. In wezen gaat het nog steeds zo. De woordvoerster van het ministerie van Buitenlandse Zaken verzekerde de buitenlandse journalisten op haar wekelijkse persconferentie: “Het internet van China staat open en China probeert een gunstige omgeving voor internet te creëren”.
Het China Internet Illegal Information Reporting Center wijst intussen onverstoorbaar op 80.000 rapporten over (meestal buitenlandse) websites die Chinese computers en gsm’s met obscene inhoud bestoken.
Het hoeft geen waanzinnige fantasie te zijn dat de Chinese leiders wat anders willen dan zich aan de macht vast te klampen of zich te verrijken. Stel eens dat de CPC inderdaad meent wat er in haar programma staat: “De bestaansredenen van de partij zijn de bevolking ontvoogden, haar meester laten zijn over het eigen lot, het volk dienen”. Wie openstaat voor dat uitgangspunt kan in de moderne geschiedenis genoeg bewijzen vinden dat vrije meningsuiting en input vanuit de bevolking essentieel zijn voor de Chinese communisten en door de CPC wel degelijk gewenst. Al decennia lang streeft China ernaar de burgers mondiger te maken. Tijdens de Culturele Revolutie waren er muurkranten en volksvergaderingen, experimenten met directe democratie, waar weliswaar met gemengde gevoelens aan teruggedacht wordt. Sinds het begin van de economische hervormingen in 1978 is het aanbod, de variatie, de mondigheid en de professionaliteit van de media alleen maar elk jaar gegroeid. Media treden tegenwoordig vaak op als waakhond en krijgen van sommige ministers zelfs aanmoedigingen hierbij. Vele waarnemers en buitenlandse bezoekers getuigen dat er in China sprake is van een meer en meer ontspannen openbaar debat, dat Chinezen zich vrijer dan ooit uiten op straat.
Het boek ‘What does China think?’ van Mark Leonard, London 2008, geeft een boeiend beeld van een aantal invloedrijke stromingen onder intellectuelen. In witboeken over democratie en mensenrechten, die de regering het afgelopen decennium heeft opgesteld, staat welke maatregelen de meningsvorming en -uiting stap voor stap moeten bevorderen. De rol van internet daarbij kan nauwelijks worden overschat. Internetfora, chatrooms, bulletin boards en blogs tieren welig: volgens het China Internet Network Information Center (CNNIC) heeft een op de vier internetgebruikers een eigen blog.
Ook Beijing zweert bij e-government. In de stad Zuzhou in Hunan wordt internet ingezet voor de strijd tegen corruptie. Internet is intussen in het hele land een standaardinstrument om de bevolking te raadplegen over nieuwe wetsontwerpen en over proefnemingen met openbare verkiezingen, zij het voorlopig alleen op lagere en provinciale niveaus. “China wil zijn eigen nieuwe generaties van hardware en software ontwikkelen, gebruikmakend van alle moderne technische voorzieningen op het web, ook censuurfuncties”, zo schreef J. Fenby op 13 januari in the Guardian. Het is de wetenschappelijke weg, voorgestaan door Hu Jintao, maar wel met het lot in eigen handen: China bepaalt graag zelf wat kan en wat niet en in welk tempo het verandert. Daarom is Beijing extra gevoelig voor het misbruik dat er zou kunnen gemaakt worden van het web met zijn ‘brede en anonieme publiek’ (zie Peerenboom, op p.159 in het bovenvermelde boek ) en bestaat er bijvoorbeeld een regeling dat een netelig onderwerp pas op het web komt nadat er door de traditionele media over is gepubliceerd. Wie als ‘dissident’ over de schreef gaat, loopt eerder kans op een veroordeling  als hij ook via internet actie heeft gevoerd (alweer volgens Peerenboom).
Vrije meningsuiting met Chinese kenmerken
De CPC is tegelijk de voornaamste deelnemer en de strenge moderator van elk politiek debat. De partij houdt immers vast aan het principe dat de CPC de leidende politieke kracht is en moet blijven in het belang van de overdonderende meerderheid van de Chinezen. Ze probeert duidelijk fouten uit het verleden te herstellen en nieuwe fouten te vermijden. De Chinese leiders beschouwen zowel de Culturele Revolutie als de jaren ’80, die zijn uitgemond in Tiananmen, als periodes met veel chaos en schijndemocratie. Tijden waarin allerlei stromingen en personen misbruik konden maken van de meningsuiting en grote bevolkingsgroepen hebben misleid.
Tegenwoordig wil Beijing dat er een eind komt aan de chaos van demonstraties (de zogenaamde massale incidenten) en de wildgroei van petities en geruchten. Men wil het recht op petities handhaven, maar op een meer regelmatige manier. Er is een begrijpelijke huiver voor het verspreiden van geruchten, juist vaak via internet, met soms dodelijke gevolgen: met als voorbeeld de tweedracht tussen de bevolkingsgroepen die geleid heeft tot rellen met dodelijke slachtoffers in Xinjiang.
Zoals in het hele domein van de mensenrechten geldt dat de sociale en economische rechten voor Beijing op de eerste plaats komen en dat de vorderingen op de andere gebieden behoedzaam verlopen. Net zoals in andere landen ligt de vrije meningsuiting aan banden in tijden van crisis en rond bepaalde thema’s. China beoordeelt zijn huidige situatie op een manier als een langdurige crisissituatie. Het land heeft nog steeds een derdewereldstatus en worstelt met een aantal reuzenproblemen, zoals de sociale ongelijkheid, de milieuvervuiling en de wereldcrisis. In die context ziet Beijing thema’s zoals separatisme of aanvallen op het eenpartijstelsel zelf als levensbedreigend. Dat is de reden waarom Tibet, Taiwan, Xinjiang, éénpartijsysteem en Falun Gong termen zijn die soms moeilijkheden opleveren bij het surfen, moeilijkheden die overigens door veel Chinese internetgebruikers moeiteloos worden omzeild.
Problemen van censuur
China heeft een grote bevolking en een uitgestrekt grondgebied, onmogelijk door de regering steeds en overal te controleren. Dat de Chinezen zuchten onder een regime van censuur is zwaar overdreven. Wel zijn er stromingen en personen die (vaak, maar lang niet altijd onder westerse invloed) ongeduldig worden over de traagheid waarmee de dingen op dit vlak veranderen. Een andere problematische groep vormen de internetgebruikers die het debat voeren op een heftige wijze, die niet op feiten is gebaseerd, wat kan leiden tot ernstige verstoringen van het internetverkeer (de Chinese concurrent van Google, Baidu, was zelf het slachtoffer van cyberaanvallen en het ministerie van Defensie is een geliefkoosd slachtoffer) en tot het doorkruisen van de diplomatie. Beijing moet fanatieke nationalisten bijvoorbeeld regelmatig intomen en voert zelf strijd tegen hackers, die de wet overtreden. Het is beslist niet onwaarschijnlijk dat de aanvallers van Google en andere Amerikaanse firma’s uit die hoek komen. Hacken gebeurt ook om bedrijfsgeheimen, technologie en software te stelen.
Dat het zover is kunnen komen, houdt verband met de nieuwe, vreedzame culturele revolutie die China vandaag beleeft en met de regeerperiodes van Deng Xiaoping en Jiang Zemin, waarin werkelijk alles op de economische ontwikkeling werd gezet. De opvoeding in een collectivistische geest is ondermijnd, het onderwijs in de politieke wetenschappen dat een ernstige debatcultuur, gebaseerd op feitenonderzoek, had kunnen bevorderen, werd verwaarloosd. De CPC heeft veel krediet verloren door de corruptiezaken, en dat maakt het niet eenvoudig om te accepteren dat ze het debat stevig onder controle wil houden. Daar komen dan nog fouten bij op het vlak van de censuur zelf: de autoriteiten traden onhandig op in de kwestie van Green Dam, ze smoorden het debat over de aardbeving van 2008 en gingen in de fout met het melkschandaal van 2009.
Censuur als munitie voor het Westen
Altijd weer komt het Westen in de verleiding om met thema’s als vrije meningsuiting te scoren in de ideologische koude oorlog waar China, dat in de eerste plaats zijn eigen boontjes wil doppen, niet om gevraagd heeft. Obama wordt van alle kanten belaagd en voelt de hete adem van zijn eigen minister van Buitenlandse Zaken, Hillary Clinton, in zijn nek. Deze laatste nodigt Googlemanager Eric Schmidt en nog drie sterren uit de hightechwereld uit voor een etentje. Clinton kondigt een belangrijke toespraak aan over vrijheid op het internet en Obama, die niet kan of wil achterblijven, roept internet uit tot een belangrijke schakel in het Amerikaanse nationale veiligheidssysteem (J. Fenby in The Guardian van 13 januari). Enkele dagen later steekt Google zijn vuurwerk af. De wijsneuzen van de Brits-Amerikaans-Chinese mediasite Danwei voorspellen dat “de technologie van Google zal klaarstaan om terug te keren als de controleurs weer wat dimmen en dat het bedrijf met zijn morele standpunt de goodwill van zijn Chinese elitepubliek zal verdienen”. Gordon Brown moet hoognodig een succesje behalen om Labour in de Britse politiek niet helemaal ten onder te laten gaan. De EU-landen zien hun toekomst voor de economische concurrentie met China somber in.
Voor belangrijke westerse spelers reden genoeg om met een nieuwe ronde Beijing-bashing te beginnen.
Spannende evenwichtsoefening
De behoefte van de CPC en de Chinese regering aan een gecontroleerd debat, een behoefte waarvoor ze soms hun toevlucht nemen tot censuur, is alleszins begrijpelijk. Ze zullen echter een voortdurende afweging moeten maken tussen de voor- en nadelen van dit wapen, opdat het niet contraproductief wordt. Het is helemaal niet uitgesloten dat ze daartoe, zonder lessen uit Washington, Londen of Brussel, zelf perfect toe in staat zijn.

1 comment for “Evenwichtsoefeningen op de censuurbalk

  1. Een suggestie voor de website: als er een issue de media haalt met aanzienlijk discussie-potentieel, zou het misschien niet slecht zijn om daarvoor aparte ruimte te voorzien op de site, en dit voor enige tijd. Nu is het eigenlijk enkel mogelijk om te reageren op specifieke artikels. Aan het tempo waaraan jullie artikels produceren, verdwijnt zo’n artikel normaliter snel naar de achtergrond. Terwijl die Google-zaak toch wel dynamiet is, zeker in functie van de Westerse publieke opinievorming mbt China. Misschien zinvol om daar een ’thread’ over op te starten?

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *