Noord-China werd zaterdag en maandag door twee opeenvolgende zware zandstormen geteisterd. Het zijn de eerste dit jaar; april heeft gemiddeld 5-6 dagen met zandstorm. De afgelopen vijftig jaar is het aantal zandstormen in China verzesvoudigd tot twee dozijn per jaar. Over de oorzaak – ontbossing of opwarming van de aarde- is er polemiek maar internationale instellingen zoals FAo en IPCC wijzen naar het laatste.
De gigantische zandstormen hebben uiteindelijk 21 provincies getroffen, en verder ook Korea en Japan.Media in Japan en Zuid-Korea wijzen beschuldigend naar de ‘snelle ontbossing’ van Noord China. Chinese experten spreken dat tegen. Volgens hen komt 40% van het zand van over de grens, uit Buiten-Mongolië en Centraal-Azië. De rest komt hoofdzakelijk uit de Gobi-woestijn in China. Maar die neemt niet meer toe. In totaal is ‘slechts’ 100.00 km² woestijn het gevolg van menselijke activiteit en dat deel neemt juist af.
De Chinese experten halen ook het internationaal gerespecteerde IPCC rapport van 2007 aan: dat stelt dat de zandstormen hoofdzakelijk voortkomen uit extreme weersomstandigheden tegevolge van het veranderende klimaat. Ook voor het Chinese standpunt pleit het kersverse FAO rapport over ontbossing : het rapport stelt een wereldwijde vertraging van de ontbossing vast voornamelijk dankzij de aanplant van bomen in China, india en Vietnam.
De lucht in Peking kleurde zaterdag oranje en er werd luchtalarm vijf afgekondigd, het ernstigste niveau. Inwoners kregen de raad ramen en deuren dicht te houden en hun mond te bedekken als ze naar buiten gaan. Maandag was het zand nog niet weg toen een nieuwe storm opstak; die kleurde de lucht minder sensationeel en het alarm was ‘slechts’ niveau vier , maar inwoners hadden wel de indruk meer zand in te ademen: er hing anderhalve gram per m³ in de lucht.
De zandstorm van zaterdag ontstond gedeeltelijk in China zelf, maar die van maandag kwam helemaal van over de Mongoolse grens. Het zand van zaterdag zweefde verder naar Korea en Japan, dat van maandag trok naar Oost- en Zuid-China: het toeristische Hangzhou in het oosten lag onder een laag smog en in de provincie Fujian in het zuiden sprak men van 300 meter zichtbaarheid. Zelfs Hongkong kreeg zijn deel. Van zaterdag op zondag ontwikkelde zich bovendien nog een andere zandstorm boven Noordwest- en West-China; op sommige plaatsen in Xinjiang daalde de zichtbaarheid onder 100 meter. Over een oppervlakte van 2 miljoen km² werden 270 miljoen mensen in 16 provincies getroffen.
Woestijnen beslaan inmiddels meer dan 1,7 miljoen km², 18-19% van het hele grondgebied. De meeste liggen er al heel lang. De eeuwenlange ontbossing om nieuwe landbouwgrond te winnen, bevorderde echter het oprukken en duurde nog verder tot in de jaren ’70 van vorige eeuw. Recentelijk werden overbegrazing in Mongolië en Tibet, stadsuitbreiding en droogte door de opwarming van de aarde de nieuwe boosdoeners. In recente decennia kwam er 80.000 km² woestijn bij (2,5 maal België).
Intussen zit China door herbebossing opnieuw aan 20% bedekking van het grondgebied. De centrale overheid heeft reeds 700 miljoen euro besteed aan de bescherming van de graslanden in Binnen-Mongolië. In de jaren ’50-’60 werd reeds aan bestrijding van woestijnvorming door herbebossing gedaan. Vanaf 1978 is begonnen met de aanleg van de drie grote noordelijke shelterbossen; 530.000 km² bossen is al aangeplant. Er zijn successen geboekt aan de rand van de Ordoswoestijn tussen Shaanxi en Binnen-Mongolië en het loessplateau ziet er ook al veel groener uit, maar men zal nog tientallen jaren verder moeten werken. Alhoewel het aantal zandstormen in heel China toegenomen is tot ongeveer twee dozijn, blijkt de situatie in de regio Beijing sinds de jaren ’60 drastisch verbeterd; zo waren er in de jaren ’60 ongeveer 25 stoffige dagen per jaar, in 2009 nog slechts 2.