In een reportage van de Global Times staat uitgelegd hoe de VS de campagne tegen de katoensector in Xinjiang opgezet heeft en verder voert.
De onderzoeksjournalisten Liu Xin, Fan Lingzhi en Yang Ruoyu laten in een reportage van de Global Times zien dat de organisatie Better Cotton Initiative (BCI) daarin een centrale rol speelt.
De Amerikaanse motieven
De VS gebruikt BCI als werktuig, maar blijft de organisatie ook onder druk zetten. Drijfveren die Washington bewegen: een deel van de Chinese bedrijven kapotmaken ten voordele van hun Amerikaanse concurrenten, het geopolitieke aanzien van Beijing ondermijnen en gehoorzaamheid eisen van zijn bondgenoten. De titel van de reportage is: ‘Hoe de VS het verhaal van “dwangarbeid in Xinjiang” opdringt aan ondernemingen, en bedrijfsverenigingen’. We vatten het artikel voor u samen, met de bedenking dat het geen kwaad kan verder onderzoek te doen rond deze kwestie en de personen en instellingen die erbij betrokken zijn.
BCI als pion
De beschuldiging van dwangarbeid is een bekend argument dat de VS vaker inzet om buitenlandse bedrijven onder druk te zetten en met sancties te treffen. Deze specifieke actie tegen de katoenindustrie in Xinjiang maakt deel uit van het grote offensief tegen het Chinese beleid in die regio. Politici in de VS proberen westerse bedrijven zoals Nike en Adidas hierin mee te betrekken en ze zijn er al in geslaagd de bedrijvenorganisatie Better Cotton Initiative (BCI) maatregelen tegen Chinese bedrijven te laten nemen. BCI dat streeft naar een ‘schone katoenindustrie’ heeft het verlenen van vergunningen van bepaalde Chinese partners stopgezet.
Pers, ngo’s en overheid
In 2018 is het startschot gegeven voor de campagne tegen het Chinese textiel en katoen uit Xinjiang, met een reportage van Associated Press over vermoedelijke dwangarbeid in een fabriek in Hotan, het zuiden van Xinjiang, dat leverde aan een Amerikaanse producent van sportkledij. Er kwamen steeds meer van dat soort stukken in de media en die werden opgepikt door ngo’s en politici. De Fair Labor Association (FLA) in de VS was hierbij het bedrijvigst. Ook staatsinstellingen van de VS ondernamen algauw actie: de douane en grensbeveiliging van de VS, de US Customs and Border Protection, en het departement binnenlandse veiligheid, US Homeland Security Department. Chinese producten uit Xinjiang werden niet langer het land binnengelaten, vanwege ‘vermoedens van dwangarbeid’. ASPI (n.v.d.r. een denktank van het Australische leger, die onder meer fondsen krijgt uit Taiwan en van Amerikaanse wapenfabrikanten), sloot zich bij de campagne aan met het rapport ‘Oeigoeren te koop’.
Huafu, het mikpunt
Omdat het bonafide Huafu Fashion hierbij steeds vaker het mikpunt werd en dat bedrijf katoengaren levert aan meer dan 900 merken die aangesloten zijn bij het Better Cotton Initiative (BCI), vroeg het een onafhankelijk onderzoek. Dat kwam er en de conclusie was: geen onregelmatigheden. De Chinese regeringskrant Global Times ging zelf op onderzoek uit en constateerde op de in Xinjiang bezochte katoenplantages en fabrieken dat de industrie grotendeels gemechaniseerd was.
BCI op onderzoek in Xinjiang
BCI zelf heeft 10 leden in Xinjiang en zij pakten hun eigen onderzoek grondig aan en gingen ook ter plekke kijken. Bedrijfsbezoeken, ook door buitenstaanders, gesprekken met werknemers, online enquêtes en beoordelingen bevestigden opnieuw wat BCI China, met een vestiging in Shanghai, al bij vele eerdere doorlichtingen in Xinjiang en in de Autonome Prefectuur voor Mongolen Bayingolin had gevonden: geen spoor van dwang of slechte arbeidsomstandigheden. Dit werd verschillende keren gemeld aan het hoofdkantoor van BCI.
Niet de gewenste resultaten
Vreemd genoeg verwierp het bestuur van de BCI de rapporten van zijn eigen Chinese afdeling en ging in zee met organisaties zoals de Amerikaanse ngo Verité, met Human Rights Watch, het World Uyghur Congress, het International Labor Rights Forum en het Uyghur Human Rights Project (UHRP). Ook de Fair Labor Association (FLA) werd nu steeds actiever. De informatie die zowel door BCI als FLA betrouwbaar werd geacht bleef de beweringen over dwangarbeid herhalen. Ze was niet op onderzoeken op het terrein gebaseerd, enkel op verklaringen van Amerikaanse politici en westerse ngo’s. Niet alleen de inspecties van BCI Shanghai werden verworpen omdat ze niet tot de gewenste conclusies leidden. Ook de inspecties van merken zoals H&M en Adidas, die zelf waarnemers naar Xinjiang hadden gestuurd kwamen bij BCI en FLA in de papierversnipperaar terecht omdat ze geen dwangarbeid hadden vastgesteld.
Achter BCI
De Global Times zoekt de verklaring hiervoor onder andere in de samenstelling van de directie van BCI en de inkomstenbron van de organisatie. Acht van de 10 bestuursraadsleden zijn Amerikanen. BCI krijgt zijn geld van Levi’s en andere bedrijven in de VS en van de US Agency for International Development (USAID), de overheidsdienst voor ontwikkelingshulp van de VS. Ook de invloed van Amerikaanse ondernemingen en van bovenvermelde ngo’s lijkt van doorslaggevend belang. In juni 2020 besloot BCI zijn activiteiten in Xinjiang stop te zetten. Dit wil zeggen dat 90% van de bedrijven die lid zijn van BCI in China niet langer door de vergunningen en verzekeringen van het bedrijf worden ondersteund. In september heeft H&M, een belangrijk lid van BCI, aangekondigd dat het zijn ‘indirecte zakelijke relatie met Huafu Fashion zou afbouwen’ en op die manier zou zwichten voor een boycot tegen vijf Chinese bedrijven, waaronder Huafu, van het US Customs and Border Protection Bureau. Nike, Patagonia en minder bekende merken kopen niet meer In Xinjiang, op verzoek van de FLA.
Wordt vervolgd
Het artikel in de Global Times eindigt met de voorspelling dat de Amerikaanse regering geen genoegen zal nemen met deze onderwerping van BCI en het verlies aan invloed in China. Washington heeft eerder al processen ingespannen tegen het Better Cotton Initiative (BCI, omdat het zich niet hield aan sancties die de VS had uitgeroepen. Het ministerie van Landbouw wil dat alle Amerikaanse textielbedrijven zich aansluiten bij het US Cotton Trust Protocol, want de VS wil uiteindelijk de enige of zeker de belangrijkste macht zijn die de regels bepaalt in de internationale katoen- en textielindustrie. Ook dat lijkt een belangrijk element in een kwestie die zich afspeelt achter het rookgordijn van de mensenrechten.
Bronnen: Global Times, Wikipedia
Human Rights Watch had in 2003 een report geschreven dat vele Han buiten Xinjiang elke jaar daar naar toe gaan om katoen te plukken. En noemde China een racistische land waar ze weigerden Oeigoeren in dienst te nemen. Nu dat ze ze wel in dienst nemen noemen ze het dwangarbeid. Denk erom in 2003 mogen ze die mensen niet in dienst nemen vanwege armoede. Het gevaar bestond dat kinderen hun ouders zouden meehelpen met plukken. Kinderarbeid is illegaal en de overheid weet dat het erg moeilijk is om te bestrijden. Dus namen ze geen locale mensen in dienst op de veld te plukken. Door de nieuw armoedebestrijding kunnen deze kinderen nu gratis onderwijs krijgen en is het geen probleem meer om Oeigoerse plukkers te werven.