Adam Smith in Beijing

Giovanni Arrighi,  Adam Smith in Beijing , Versobooks  2008

Verwijst de titel naar de opkomst van het kapitalisme sinds de hervormingen in China?  Helemaal niet, eigenlijk zelfs omgekeerd.

Arrighi heeft het over de renaissance van Oost-Azië in de tweede helft van de 20ste eeuw, nadat  het Westen rond 1960 zijn hoogtepunt bereikte. Renaissance inderdaad, want voor  de 18de eeuwse vader van de economie Adam Smith was Oost-Azië en China in het bijzonder  nog een topspeler op het wereldtoneel. De Aziaten zijn er gewoon twee eeuwen tussen uit geweest.

In de achttiende eeuw was China voor verlichte filosofen zoals Voltaire een  voorbeeld van een welvarend, vredelievend land . Tegen 1949 was China het armste land ter wereld. De verbluffende opkomst in de laatste zestig jaar kennen we.

Smith voorspelde in zijn meest bekende boek ‘The Wealth of Nations’ dat de wereldwijde markteconomie, die toen al twee tot drie eeuwen wereldwijd met geweld door de Europeanen tot eigen nut misbruikt werd, op termijn tot een gelijkschakeling van krachten kon leiden , met wat we nu een multipolaire wereld noemen tot gevolg. De stelling van Arrighi is dat de mislukking van het recente neoconservatieve “Project voor een nieuwe Amerikaanse Eeuw’ en de opkomst van China (Azië) de historische mogelijkheid schept om een op de markteconomie gebaseerde maatschappij uit te bouwen waarin de verschillende naties en beschavingen op voet van gelijkheid samen leven. Smith zou zo postuum  toch gelijk krijgen.

Arrighi  argumenteert zijn stelling vanuit een theoretische analyse van de opkomst van het industriële kapitalisme en de kapitalistische staten, om vervolgens de geschiedenis  van de tweede helft van de 20ste eeuw practisch te analyzeren.

Ten tijde van Smith was China een bloeiende , vooral naar binnen gekeerde markteconomie, met als basis een efficiënte arbeidsintensieve landbouw.  De ‘Westerse’ markteconomie daarentegen was veel meer naar buiten gericht , en steunde op militaire agressie. Smith vond de eerste ‘natuurlijker’, maar het was de laatste die zich kort na ‘The Wealth of Nations’ tot industrieel  kapitalisme zou ontwikkelen en alle andere vormen wegdrukken. Dat had Smith echter niet voorzien.  Tot het Westers kolonialisme het in de 19de eeuw zou openbreken, bleef China vastzitten in de ‘rijkdomval’: het had een niveau en een structuur bereikt waarin er geen aansporing tot industriële ontwikkeling was; het wel degelijk aanwezige Chinese handelskapitalisme werd dan ook door de keizers afgeremd en kon zich niet tot industrieel kapitalisme ontwikkelen noch de macht in de staat grijpen. Arrighi bespreekt een aantal theorieën van economisten en historici  over de oorzaak van die twee verschillende trajecten. Ondermeer wordt de ‘rijkdomval’ gezien als een stabiele fase van langzame  groei, waarin iedere  versnelling van de ontwikkeling de bevolking zou doen groeien en dus de rijkdom per persoon verkleinen.  Dit stuk is het meest theoretische en moeilijkste van het boek, maar mag de lezer niet ontmoedigen: er is vlotter op komst.

In een tweede deel  vergelijkt Arrighi de opkomst en ondergang van opeenvolgende wereldomvattende kapitalistische systemen:  de Italiaanse handelssteden met hun kooplieden en bankiers die de eerste grote kolonisatiegolf financierden  en er het profijt uithaalden(15-16 e eeuw),  de Nederlanders die voor het eerst militaire macht en kapitalistische handel combineerden(17-18e  eeuw), de Britten met het eerste wereldomvattend economisch-politiek-militair imperium gebaseerd op de leegplundering van de Indiase schatkist en het gratis inzetten van Indisch kanonnenvlees. (18-20ste eeuw). Zijn bijzondere aandacht gaat naar de crisissen die het einde van deze systemen aankondigden en  vervolgens definitief inluidden.

Met deze kennis gewapend gaat hij de opkomst en ondergang van het Amerikaanse imperium te lijf. Elementair Marxistische economie komt hier van pas: na de tweede wereldoorlog kregen we een opbouw van kapitaal waarvoor er onvoldoende winstgevende investeringen waren in een context van verdeling van de wereld in twee kampen, dekolonisatie en streven naar onafhankelijke economische ontwikkeling in het Zuiden. Het verlies van Vietnam noemt hij een ‘signaalkrisis’ van het Amerikaanse imperialisme: militair bezetten en leegplunderen van de wereld zoals de kolonisten deden kan niet meer . Er zou echter voor het Amerikaanse imperialisme toch nog een onverwacht mooie ‘belle époque’ volgen. Reagan gooide het over een andere boeg: militarisering én een nieuwe monetaire politiek  die massaal kapitaal aanzoog naar de Verenigde Staten; laat anderen jouw oorlog en jouw welstand betalen! Twee denderende resultaten: de ondergang van de Sovjet-Unie gevolgd door  de verovering van de Oost-Europese markten; en een wereldeconomie die met Amerika in het centrum, steeds meer een financiële economie werd. Amerika consumeerde op krediet, kapitalisten maken superwinsten  op papier. Intussen werkte Azië, met China op kop, aan de opbouw van de echte economie, de productie. En werden de Verenigde Staten stilaan schuldenaar van de Aziaten. Het kon niet blijven duren. De neoconservatieven rond Bush deden een ultieme poging om de wereld te tonen wie militair de baas was  en waarom de anderen de Amerikaanse rijkdom dus wel zonder enige inspraak moesten financieren. Na de invallen in Afghanistan en Irak zouden Iran, Noord-Korea, Cuba enz. volgen tot de Pax Americana de hele wereld zou controleren.  Het liep anders uit . Niet De Verenigde Staten, maar China wint aan politieke invloed in de wereld. Het politiek-militair fiasco van Irak en Afghanistan luidt de terminale crisis van het Amerikaanse imperium in;het kan niet anders dan de economische problemen van een op fictief geld gebaseerde Amerikaanse economische overheersing verscherpen. Arrighi, die schreef vooraleer de huidige depressie begon, is in dit boek profetisch.

Het laatste deel  gaat specifiek over de opkomst van China en biedt een interessant perspectief. Arrighi argumenteert  dat het ‘socialisme op zijn Chinees’, met als belangrijke component de ‘socialistische markteconomie’  geen schaamlapje is voor het invoeren van het kapitalisme, maar kan bogen op een precedent:  de niet-kapitalistische markteconomie van het Chinese keizerrijk, waar de staat de handelaarsklasse net zoals nu onder controle hield. De huidige ontwikkeling van China  is volgens Arrighi een hybride systeem, gebaseerd enerzijds op de Chinese traditie van door de staat gestuurde markt, aan de andere kant westerse socialistische, marxistische  ideeën, binnen de nieuwe context  van een ééngemaakte wereld waarin China opkomt voor gelijkberechtiging van grote en kleine naties, een multipolaire wereld in plaats van een unipolair imperium.  Met andere woorden, de toekomstige wereldmaatschappij die Smith in zijn hoofd had? Is het een toeval dat de Chinese premier dit jaar in Davos rondliep met een boek van Smith over sociale problematiek onder de arm?

Arrighi besluit: De leidende rol van het Amerikaans imperialisme is in zijn terminale fase. Of de wereld in de toekomst leefbaar zal zijn , hangt af van de capaciteit van vooral China en India om een ontwikkelingspad te vinden dat  sociaal rechtvaardiger  en duurzamer is dan het Westerse.

Boekbespreking door Frank Willems

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *