Archeologen vonden in Yunnan verkoolde resten van tarwe en gierst die 4000 jaar oud zijn. Dit werpt een nieuw licht op de oorsprong van het Dian-volk waarvan hun aardewerk gelijkenissen vertoont met deze van de Qijia-cultuur die bestond tot het bronzen tijdperk in het noordelijker Gansu.
Aardewerk en graan worden normaal aangetroffen in noordelijk China, maar niemand dacht het graan en gierst van deze leeftijd in Yunnan te vinden, aldus onderzoeker Jin Hetian op een archeologisch congres te Fukuoda in juni. De 4000 jaar oude granen werden normaal gecultiveerd in het bekken van de Gele Rivier maar niet meer zuidelijk. Vandaar de gedachte dat de vroege migrant naar Yunnan de gewassen eerder teelte dan gedacht. De gegevens uit de conferentie werden nog niet gepubliceerd, want verdere analyse is nodig. Toch zou het een nieuw licht kunnen werpen op de geschiedenis van Yunnans Dian-volk waarvan gezegd wordt dat de geschiedenis ervan even mysterieus is als deze van de Maya’s.
De meer dan 1000 granen werden opgedolven uit de site Haimenkou en koolstofonderzoek wees uit dat ze dateren van -1600 v. Chr. tot -400. Sommigen hopen dat archeo-botanica de onbewezen theorie zal staven dat de gierst Indochina binnenkwam door wat nu Yunnan is. De Haimenkou-site geeft eveneens een aanwijzing over een oude migratieweg doorheen China. Dergelijk aardewerk en bronzen kunstvoorwerpen gelijken sterk op deze uit de Qijia cultuur (-2400 v. Chr. tot -1900) in het huidige noordelijke Gansu. De nieuwe stukken suggereren een verbinding tussen zuidelijke- en noordelijke regio’s die 1500 km ver uiteen liggen. Bijgevolg wordt gespeculeerd dat noordelijker bevolking als de Qijia zouden gemigreerd zijn naar het zuiden, wellicht met de klimaatverandering 5000 jaar geleden. De daling in temperatuur rond -3000 v. Chr. kan de bevolking naar warmere plaatsen hebben gedreven. De vroegste granen op de uitgravingsite dateren van 200 jaar na het uitsterven van de Qijiacultuur in Gansu, waaruit afgeleid wordt dat het vele generaties duurde vooraleer de voorhistorische vluchtelingen hun bestemming bereikten.
Anderen betwijfelen deze hypothese, zo onder meer Zhao Jianlong van Gansu’s provinciaal Institute of Archaeology in Lanzhou: hij dolf op een TGV-site in het kanton Yongjing aardewerk van de Qijia op, maar heeft zijn twijfels bij de migratieweg van 1500 km. Zhao vond nochtans ook in Yunnan aardewerk, brons en gierst die een gemeenschappelijke oorsprong suggereren met deze in het noordwesten, maar hij ontdekte er geen graan. Hij vindt dat dus verder onderzoek nodig is waar dit vandaan kwam. De nieuwe ontdekking geeft verder aan dat dit graan het eten van rijst verdrong in het bronzen tijdperk. Behalve de theorie dat het graan uit het noorden kwam, bestaat er ook een die veronderstelt dat deze uit Vietnam zou komen. Feit is dat Yunnan cruciaal blijkt voor het begrijpen van de verbindingswegen halfweg de Neolithische- en het Bronzen tijdperk. De nieuwe ontdekking roept vele vragen op en verder onderzoek zal uitwijzen waar het graan nu eigenlijk afkomstig van is.
Bron SCMP