Volgens nog niet gepubliceerde gegevens heeft China de armoede in de steden praktisch uitgeroeid. Nu ontstaat de hoop dat China de armoede helemaal kan uitbannen (een SDG, Sustainable Development Goal van de Verenigde Naties).
ELIZABETH STUART*, onderzoeker van de Britse denktank ODI, heeft die hoop uitgesproken, met enkele vraagtekens erbij. Dat deed ze onder andere in The Guardian. ChinaSquare heeft toestemming gekregen om haar tekst als opiniestuk over te nemen.
Devaluatie van de munt, tumult op de aandelenbeurs: het economische nieuws uit China lijkt onverminderd negatief – en dan hebben we het niet eens over de verschrikkelijke explosies in Tianjin. Hier is echter wat goed nieuws. Volgens nog niet gepubliceerde gegevens heeft China de armoede in zijn steden praktisch uitgeroeid.
Voor een land waar massa’s armen naar de steden zijn getrokken, van wie er velen in eerste instantie in erbarmelijk ellendige leefomstandigheden terecht kwamen, is dit een buitengewoon succes. China heeft dit voor een groot deel bereikt dankzij een overheidssubsidie voor stadsbewoners die het inkomen moest laten stijgen tot een minimumniveau van 4476 Renminbi per jaar (€ 626,5 per jaar of bijna € 2 per dag).
Dat zijn de meest recente onderzoekscijfers van het China Household Income Project (CHIP) die pas volgend jaar worden gepubliceerd. Het onderzoek laat zien dat de groep van stedelingen met een inkomen onder het minimum in 2013 niet groter was dan 1,6%. Professor Li Shi, directeur van het China Institute of Income Distribution van de Beijing Normal University werkt op het CHIP. Ik heb hem onlangs tijdens een reis in China gesproken en hij heeft me uitgelegd dat die resterende groep bestaat uit mensen die geen overheidssubsidie hebben ontvangen.
De cijfers lijken ongewoon stevig onderbouwd. Ze zijn gebaseerd op een onder Chinese huishoudens uitgevoerd onderzoek van kolossale omvang: ongeveer 140.000 gezinnen hebben hun inkomen en consumptie een jaar lang elke dag bijgehouden.
China heeft al meer mensen uit de armoede gehaald dan elk ander land in de wereld. Het per capita inkomen is in China vijfvoudig toegenomen tussen 1990 en 2000, van € 179 naar € 895. Het per capita inkomen bleef tegen dezelfde snelheid stijgen tussen 2000 en 2010, van € 895 naar € 4.475. Zo is China toegetreden tot de landen met een gemiddeld inkomen.
Tussen 1990 en 2005 was meer dan driekwart van de armoedebestrijding in de wereld te danken aan de Chinese vooruitgang op dit terrein, die er op die manier voor zorgde dat de wereld een van de Millenniumdoelstellingen van de VN, de halvering van de extreme armoede, heeft gerealiseerd. Dit verbluffende succes was het resultaat van een combinatie van factoren. De arbeidsmarkt was snel gegroeid door de lange periode van economische groei. Daarbij kwam een reeks van overheidstransfers zoals de bovenvermelde subsidie voor stadsbewoners en de invoering van een pensioenstelsel op het platteland.
De vraag is nu of de regering dit succes kan herhalen en de extreme armoede helemaal uitroeien. Tenslotte is nog steeds 10% van de Chinese bevolking arm. Met zijn lopende sociaaleconomische vijfjarenplan, het 12e, streeft het land naar de eliminatie van alle armoede tegen 2020. Dat is tien jaar vóór de streefdatum van de doelstelling om de armoede uit te roeien, een van de pas aangenomen Sustainable Development Goals (Duurzame Ontwikkelingsdoelen of SDG’s) van de Verenigde Naties. Allicht zal het Centraal Comité van Communistische Partij van China volgend jaar dat doel bij de opstelling van het nieuwe vijfjarenplan weer aannemen. Als de overheid die doelstelling wil realiseren zal ze haar dure overheidstransfers in stand moeten houden, zelfs in economisch slechtere tijden.
Bovendien blijft de ongelijkheid een groot probleem dat dringend moet worden aangepakt. De Gini-coëfficiënt voor inkomensongelijkheid van China wordt beter vergeleken met de piek van 2008, maar is in 2013 nog altijd relatief hoog gebleven. Dit is een feit ondanks het verdienstelijke progressieve belastingsysteem dat de welvaart enigszins spreidt en de regering de mogelijkheid heeft gegeven om fondsen te verzamelen voor zijn transfers. Dan is er ook nog de ongelijkheid tussen de seksen en tussen de regio’s: de overheid zal meer moeten doen voor vrouwen en voor mensen die in plattelandsgebieden wonen (en ook voor andere groepen zoals mensen met een handicap), zodat niemand achterblijft.
Een rechtvaardige groei zal ook duurzaam moeten zijn en de uitstoot van kooldioxide verminderen in plaats van hem te vermeerderen – beslist geen kleine uitdaging voor een land waar dagelijks naar schatting 4.000 mensen per dag door ziekten ten gevolge van de luchtvervuiling overlijden.
Nog breder bekeken: kan China op zijn reusachtige successen bij de armoedebestrijding voortbouwen om ook voor de andere SDG’s te laten zien hoe het moet? In 2016 begint niet alleen het nieuwe vijfjarenplan, met zijn nieuwe doelstellingen, maar in dat jaar is China ook voorzitter van de G20. Er is geen beter moment voor een land om aan de bevolking, bij zijn investeringen, zijn handelsbetrekkingen en andere vormen van internationale samenwerking, te laten zien dat het de universele visie van de SDG’s kan vertalen naar ambitieuze nationale ontwikkelingsdoelen.
* Elizabeth Stuart is Team Leader Sustainable Development Goals van de Overseas Development Institute (ODI), een belangrijke denktank over ontwikkeling en humanitaire kwesties in het Verenigd Koninkrijk.
Het originele artikel is eind augustus gepubliceerd op de website van ODI
Een versie ervan is als business blog verschenen in de Britse krant The Guardian
—————————————————————————————————————————————–
Context
Op 25 september lanceren staats- en regeringsleiders tijdens een top van de Verenigde Naties in New York de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s). De SDG’s zijn het vervolg op de Millenniumdoelen voor 2015. Ze vormen de agenda voor een duurzame en rechtvaardige ontwikkeling tot 2030. In augustus hebben onderhandelaars van 193 lidstaten van de VN een akkoord bereikt over een blauwdruk voor die agenda 2015 – 2030. In het document staan 17 ambitieuze doelstellingen betreffende armoedebestrijding, gelijkheid van mannen en vrouwen, economische ontwikkeling, strijd tegen opwarming en voor bescherming van de oceanen.
In het Voorwoord op het herfstnummer van MO*magazine schrijft Gie Goris, terecht sceptisch,
‘de machthebbers van deze wereld beloven de hemel op aarde tegen 2030 terwijl ze in 2015 het tegenovergestelde doen’. Misschien kan er wat hoop geput worden uit het bovenstaande artikel en uit de uitspraken van de Chinese vertegenwoordiging bij de VN. Wang Min, de tweede permanente vertegenwoordiger van China bij de VN liet in de Algemene Vergadering van de VN deze uitspraken noteren: het document bevestigt de doelstellingen en principes van het Handvest van de VN en het principe van gemeenschappelijke maar verschillende en aangepaste verantwoordelijkheden en … blijft focussen op de uitroeiing van de armoede.