Zaterdag 23/9 is onze tweede dag in Urumqi. De voormiddag besteden we aan het Museum van Xinjiang, de namiddag wordt cultureel.
Het museum is nieuw en toont de archeologische vondsten in de provincie. Het grotendeels woestijnachtig karakter van de provincie maakt dat oude organische voorwerpen (hout, textiel, zaden, zelfs een aantal volledige lichamen) er uitzonderlijk goed bewaard zijn. De regio blijkt al heel lang een heel diverse bewoning te hebben in huidige en verdwenen oases. Het moderne China doet grote inspanningen om opgravingen te doen, dus de collectie is verbluffend.
Het overzicht loopt van het paleolithicum tot het einde van het keizerrijk in 1911, met een aparte afdeling voor opgegraven lichamen. Opvallend is de enorme diversiteit van culturele relicten. Die wijzen niet alleen op de vele volkeren die hier hebben gewoond, maar ook op de rol van de streek als kruispunt voor de uitwisseling tussen mensen uit de vier windstreken.
Men vindt er Chinese voorwerpen van de Qin-dynastie (derde eeuw vóór Christus), maar ook Romeins glas, voorwerpen uit Perzië, uit Centraal-Azië en zelfs decoraties met schelpen, terwijl de regio de verst van de zee gelegen plaats ter wereld is. De tentoonstelling wijst via de voorwerpen de verschillende aanwezige culturen en culturele uitwisseling in elke periode aan. Ook vandaag is het qua minderheden de meest diverse provincie van China.
Eén natie; verschillende etnische groepen
De nadruk van de tentoonstelling ligt op de sterke Chinese invloed in de streek sinds het openen van de zijderoute door de Han in de tweede eeuw vóór Christus. Die invloed kende ups en downs onder verschillende dynastieën. In de 18de eeuw werd Xinjiang formeel een Chinese provincie en een bolwerk tegen het oprukkende tsaristische imperialisme. De huidige grootste minderheid, de Oeigoeren, controleerden vanaf de tiende eeuw delen van Xinjiang, meestal als vazallen van de keizer.
Archeoloog professor Yu Zhiyong geeft ons na het bezoek nog een samenvatting. De klemtoon van zijn betoog ligt op de historische groei van een ééngemaakte natie met verschillende etnische groepen. China koestert de cultuur van de minderheden. Tegelijk verwacht het van hen dat ze zich beschouwen als deel van de Chinese multi-etnische staat. Van assimilatie is geen sprake, maar separatisme kan evenmin. Een tweede punt waar hij op hamert zijn de archeologische vondsten die tijdens de koloniale periode gestolen werden en zich nu in westerse musea bevinden. Vroeg of laat zullen die musea bereid moeten zijn tot de teruggave hiervan.
Redding van het mondeling erfgoed
Het Muqam Art Theatre, herbouwd tussen 2009 en 2015, is gewijd aan het bewaren en ontwikkelen van de Muqam-traditie. Het gaat om een Oeigoerse combinatie van zang (ballades, gedichten en volksliederen), muziek op traditionele instrumenten en typische dans. Er zijn vier regionale stijlen in Xinjiang. Muqam is Unesco werelderfgoed. Eén van de vier stijlen, de ‘Twaalf Muqam’s’ dreigde in 1951 te verdwijnen toen er nog slechts één bejaarde meester overbleef. De 12 Muqamballades werden nog opgenomen vooraleer hij stierf in 1954. Zo werd de stijl gered en kon hij verdergezet worden. Het huidige theater heeft zijn eigen zang-, muziek- en dansgroep die moderne vormen van Muqam creëert. We krijgen deze niet te zien want momenteel treedt de groep op ter gelegenheid van de Aziatische Spelen in Shanghai.
Het Xinjiang Art theater brengt alle vormen van optredens, van acrobatie tot opera. Ze huizen in een nieuw luxueus complex. We krijgen er een demonstratie van modern ballet geïnspireerd op traditionele Oeigoerse en Kazakse elementen, uitgevoerd door een ensemble met leden van verschillende etnische groepen.
Overtuigende cijfers
Professor Liu Bin geeft ons een overzicht van de culturele politiek tegenover de minderheden in Xinjiang. China hecht veel belang aan het beschermen van de culturele diversiteit en heeft daarvoor de nodige organisaties en budgetten voorzien. Er verschijnen in Xinjiang boeken in vijf minderheidstalen, waaronder het Xibe, een minderheidstaal met slechts 40.000 sprekers in Xinjiang. Belangrijke literaire teksten worden in het Mandarijn vertaald.
Er zijn 120 kranten, ook in de minderheidstalen. De staatskrant China Daily verschijnt in vier talen. De provinciale TV heeft 12 kanalen in 4 talen, de radio 15 in 5 talen. De muziek van minderheden wordt opgenomen en uitgegeven. De Vereniging van Artiesten geeft 12 tijdschriften uit in 5 talen; ze heeft 13 afdelingen en 20.000 leden, waarvan 70% uit minderheden bestaan. Niet minder dan 15.000 culturele relicten van minderheden zijn beschermd en worden gerenoveerd.
9.500 sites zijn beschermd, waarvan 100 op nationaal niveau. Er bestaan organisaties ter bescherming van de cultuur van de minderheden op 4 niveaus; nationaal (budget 42 miljoen yuan), provinciaal (budget 70 miljoen yuan), prefectuur en arrondissement. In de provincie zijn er 120 centra voor de bescherming van het cultureel erfgoed.
Er zijn op het platteland 13.000 culturele centra zoals bibliotheken, kunstgalerijen, musea en voorbeeldprojecten. Xinjiang heeft 1.700 projecten voor digitalisering van het erfgoed. Sinds 2010 worden er prestigieuze driejaarlijkse Tian Shan-prijzen voor etnische artiesten uitgereikt in 170 categorieën. Er wordt gestreefd naar internationale culturele uitwisseling door de minderheden. Zo vonden er in Xinjiang al vijf internationale dansfestivals plaats.
Toeristische en echte bazaar.
We bezoeken ook de ‘Internationale Bazaar‘ van Urumqi. Die is recent gerenoveerd en ziet eruit als een … bazaar, zij het in nieuwe gebouwen en minder chaotisch. De lokale en ingevoerde producten worden netjes gegroepeerd in aparte markten met demonstratie- en proeverijstandjes. Deze ‘Internationale Bazaar’ is duidelijk gericht op (Chinese) toeristen. Wie de bazaar binnen wil moet voorbij een scanner maar van angst of spanning is niets te voelen. Chaotischer en drukker is het aan de overkant van de straat, in het oude deel van de bazaar. Het krioelt er van het volk. De winkeltjes behoren zowel aan Han als aan Oeigoeren.
Normaal leven in snel ontwikkelende stad
Gedurende twee dagen heb ik in Urumqi het normale drukke leven van een gewone (Chinese) stad ervaren. Ik zag er niet meer blauw op straat of niet meer camera’s dan in onze steden. Ik zag geen spoor van repressie, mensen leven er ontspannen en hebben geen angst om te praten. De vrees voor terroristische aanslagen lijkt vergeten.
Ik bezocht Urumqi 15 jaar geleden. De stad is nu zichtbaar rijker. Meer buitenwijken met moderne torens, veel meer auto’s, mooiere winkels, meer industrie en de beginnende resultaten van haar positie als hub in het transport naar Centraal-Azië en Europa. De etnische spanningen die ik er destijds aanvoelde – een jaar later braken er dodelijke etnische rellen uit – heb ik niet meer opgemerkt.
Morgen vliegen we naar Kashgar, de belangrijkste stad met een Oeigoerse meerderheid. Wordt vervolgd…
Dit artikel is het tweede in een reeks van vijf naar aanleiding van mijn studiereis naar Xinjiang in september 2023.
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang/ Deel 1: Urumqi
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang-2/Urumqi
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang-3/Kashgar
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang-deel-4-yining/
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang-deel-5-conclusies/