Bij de Oeigoeren in Xinjiang (deel 5: conclusies)

Wat heb ik geleerd uit de reis in Xinjiang?

Muqam-speler

Het bezoek was door de overheid georganiseerd. Dat heeft zijn voordelen. We hebben plaatsen en instellingen kunnen bezoeken waar men als individuele bezoeker moeilijk toegang krijgt. Het heeft ook nadelen: we weten niet of wat men ons getoond heeft representatief is. In deze reeks artikelen heb ik geprobeerd weer te geven wat ik gezien en meegemaakt heb, zonder de pretentie van algemene waarheid en gebaseerd op beperkte waarnemingen. Waar mogelijk heb ik het wel getoetst aan beschikbare informatie uit andere bronnen.

Een normaal leven

De meest verrassende ervaring was de normaliteit van het leven in de steden die we bezochten. We hebben er voldoende in rondgewandeld en -gereden om te kunnen oordelen. Er is niets van een politiestaat te merken. Politiecontrole, camera’s, gezichtsherkenning, niets daarvan is beduidend meer aanwezig dan bij ons. We hebben kunnen rondlopen in de drukke bazaars en het ontspannen gedrag van de bevolking kunnen vaststellen. Ik sluit me aan bij de opinie die twee Duitse sinologen, de professoren Thomas Heberer en Helwig Schmidt-Glintzer na hun recent individueel bezoek aan Xinjiang in de Neue Zürcher Zeitung plaatsten. Ze stelden vast dat het leven in Xinjiang vandaag opnieuw normaal verloopt.

Ik beweer niet dat er geen sterke controle en repressie geweest is in de jaren 2015-2020, integendeel. Bij mijn vorige bezoek in 2008 stelde ik zelf al vast dat de controles in de stations er strenger waren dan elders in China en je als vreemdeling omwille van de veiligheid slechts een beperkte hotelkeuze had. Niet ten onrechte, zou snel blijken.

In Xinjiang, waar terroristische aanslagen tussen 1990 en 2014 escaleerden – ik kom hier verder op terug – zou het verwonderlijk en onverantwoord geweest zijn mocht de overheid niet doortastend hebben opgetreden. Dat gebeurde blijkbaar met succes want de laatste aanslag dateert van 2016. Vandaag is de angst voor terroristische aanslagen in de steden en dorpen die wij bezochten zichtbaar weggeëbd.
Die observatie klopt met de lezing die Professor Wang Jiang van Zhejiang Normal University ons gaf. Hij gebruikt de Global Terrorism Index van de Australische denktank IEP. China stond in 2011 dertigste op de index (matig terrorismerisico), in 2014 achttiende (hoog risico), maar in 2020 slechts zestigste (laag risico).

Economische vooruitgang voor iedereen

Overal hebben we de grote economische vooruitgang kunnen vaststellen. De voorsteden met moderne woonwijken groeien zoals alle Chinese steden. Er is een modern wegennet uitgebouwd in de steden en doorheen de provincie (vijf keer zo groot als Frankrijk). In Urumqi en Kashgar sta je tijdens het spitsuur in de file. De renovatie van het oude stadscentrum van Kashgar heeft de levensomstandigheden er sterk verbeterd. De arme bewoners van het meest vervallen lemen stadsdeel zijn nu gehuisvest in moderne appartementen. De bazaars zijn gemoderniseerd; die van Urumqi heeft nu ook een afdeling met internationale producten. In Khorgos is er een internationaal taxfree shopping center. Door de uitbouw van het Belt and Road Initiative (de nieuwe zijderoutes) is Xinjiang van een verloren uithoek van China een poort op de wereld geworden, met een groei die boven het nationale gemiddelde ligt.

Onze bezoeken aan het platteland toonden ook daar een duidelijke vooruitgang aan. De boer die ons thuis ontving, de nieuwe fabriek voor de verwerking van lokale landbouwproducten, het bezoek aan de vernieuwde kleuterschool, de vernieuwde plattelandskliniek met digitale raadplegingen en de speciale politiek om zieken eerst te behandelen en pas nadien te laten betalen, de talrijke toeristische plaatsen waar plattelandsbewoners van muziekbouwers tot Kazachse nomaden goed geld verdienen aan het exploderende binnenlandse toerisme, alles wijst in dezelfde richting.

Of dit overal in Xinjiang zo is weten we uiteraard niet. Maar Xinjiang kondigde in november 2020 aan dat de absolute armoede er uitgeroeid was; meer dan drie miljoen absolute armen werden sinds 2010 uit de armoede getild.

Gevraagd naar de oorzaken van extremisme en terrorisme wees professor Wang Jiang op de eerste plaats naar economische achterstelling, die men nu volop probeert weg te werken. Als tweede grote oorzaak vermeldde hij het misbruik van religie om invloed op weinig geschoolde mensen te krijgen. Nationalisme (separatisme van ‘Oost-Turkestan’) was pas de derde factor.

De campagne in Xinjiang maakte deel uit van een nationale politiek om tegen eind 2020 de laatste honderd miljoen absolute armen van het platteland uit de armoede te halen. Dat is volgens officiële cijfers voor 98,99% gelukt.

Respect voor culturen en godsdiensten

Moskee van het instituut voor islamstudies in Urumqi

In een lezing door professor Liu Bin in het Muqam Art Theatre en bij bezoeken aan musea en aan toeristische plaatsen werd met nadruk getoond dat China de culturen van al zijn minderheden waardeert en beschermt. De folklore die we zagen is maar één element, we kregen ook informatie over de talrijke media in minderheidstalen, over het tweetalig onderwijs dat minderheden in staat stelt hun eigen taal te bewaren en toch de nationale taal te beheersen, over de bescherming van cultureel erfgoed waaronder de door Unesco erkende Muqam traditie van de Oeigoeren. We zagen de opschriften in de minderheidstalen in het stadsbeeld en het Oeigoerse schrift op de achterkant van Chinese bankbiljetten. Bij culturele activiteiten zagen we systematische samenwerking van verschillende etnische groepen.

In steden en dorpen zagen we moskeeën in het straatbeeld en we bezochten de grootste moskee van Xinjiang, deze van Kashgar.
Professor Liu Bin benadrukte dat China godsdienstvrijheid garandeert voor zes erkende godsdiensten, waaronder de islam. Legale godsdienstige activiteiten zijn vrij. De overheid strijdt tegen extremisme, terrorisme en separatisme. Niet de islam wordt vervolgd, maar diegenen die hun extremistische interpretatie van de islam boven de burgerlijke wet stellen. Er zijn in China bijvoorbeeld 10 miljoen Hui moslims, waarbij zich geen problemen met extremisme voordoen.

Verschilt de Chinese politiek tegenover de islam sterk van de Belgische? Ook België heeft wetten en regels tegen lidmaatschap van terroristische groepen, tegen ronselaars en strijders voor IS, tegen haatpredikers, tegen door het buitenland gecontroleerde moskeeën, tegen het dragen van religieuze symbolen op sommige plaatsen.

Terrorisme en extremisme niet minimaliseren

In westerse media wordt het terrorisme en extremisme in Xinjiang meestal geminimaliseerd als ‘enkele aanslagen door losgeslagen individuen’. Het museum van de strijd tegen terrorisme en extremisme in het nieuwe International Exhibition and Meeting Centre in Urumqi schetst een beeld van de echte ernst van het terrorisme. Ook het Witboek van 2021 over het terrorisme in Xinjiang geeft systematische cijfers.

De opkomst van radicale islamitische predikers gaat terug tot de jaren ’80. Het middelpunt was Yecheng in het Zuiden van Xinjiang. Ikzelf bezocht Yecheng als individuele toerist in 2008 en voelde er de vijandelijke sfeer bij hangjongeren op straat.

Deze opkomst hing samen met gelijkaardige stromingen in de regio, vooral met het toen door de VS gesteunde Al Qaeda in buurland Afghanistan. Terreurgroep ETIM (East Turkestan Islamic Movement) telde toen in China naar schatting 800 extremistische militanten. Ze vochten met Al Qaeda in Afghanistan en later naar schatting met enkele duizenden in Syrië.

In China vond de eerste georganiseerde aanslag van ETIM plaats in Baren in 1990, met zes dodelijke slachtoffers. In het museum kan men het vervolg chronologisch bekijken. Aanslagen op burgers, op gematigde geestelijken, op politieposten, op het openbaar vervoer, aanslagen met messen, bijlen, revolvers, geweren en bommen volgden elkaar jaar na jaar op. Er is sprake van ‘duizenden’ incidenten.

De dodelijkste aanslagen op burgers vonden plaats in Urumqi in 1997 (9 doden), in Kashgar in 2011 (8 doden), in Yechang in 2012 (15 doden), in het station van Kunming (in een andere provincie!) in 2014 (39 doden) en in Aksu in 2016 (16 mijnwerkers gedood). Meest spraakmakend was de aanslag op het Tian An Men-plein in Beijing in 2013.

Zes gematigde islamitische leiders werden vermoord of zeer ernstig verwond. Er waren aanslagen op politiekantoren en overheidsinstellingen in 1996,1999, 2008 (15 doden) en 2013 (24 doden in Turpan, 37 in Kashgar en 10 in Bayingol). In 1997 telde men 15 bomaanslagen, in 2008 kon men een bomaanslag op een passagiersvliegtuig verijdelen en in 2012 een kaping.

De ernstigste feiten vonden plaats in Urumqi in 2009, waar volgens officiële bronnen ‘duizenden’ door ETIM georganiseerde terroristen burgers, politiekantoren en overheidsinstellingen aanvielen, met 197 (bijna uitsluitend Han) doden als gevolg. Het grote aavntal deelnemers wijst op de zorgwekkende invloed van radicalisme en extremisme bij de Oeigoerse bevolking.
Vanaf 2014 wordt de repressie strenger.
In het Witboek van 2021 staan de officiële cijfers: sinds 2014 werden er 1.588 gewelddadige bendes opgerold, 12.995 personen gearresteerd wegens terrorisme. Men trof 2.052 bommen aan en 30.645 personen werden veroordeeld voor illegale religieuze praktijken. Sinds 2016 hebben geen aanslagen meer plaatsgevonden.

Een miljoen Oeigoeren in ‘kampen’?

Ons bezoek toonde de situatie vandaag en de toekomstperspectieven. Nieuwe elementen over de ‘kampen’ kregen we amper. Ik wil graag samenvatten wat we er wel van weten.

Volgens westerse media zaten – of zitten – een miljoen of meer Oeigoeren voor onbepaalde tijd in kampen. De vermeende bedoelingen daarvan blijken nogal vaag. Terreur tegen de bevolking? Hersenspoeling om de Oeigoerse cultuur of de islam te elimineren?

Volgens China kregen een aantal Oeigoeren een opleiding in een soort internaten. Die opleiding bestond uit een combinatie van vakken om hun beroepskansen te verbeteren (Chinese taal, beroepsopleiding) en deradicaliseringscursussen (vredelievende interpretatie van de islam, respect voor de Chinese wet en de eenheid van het land).

Wat weten we zeker?

Het getal van ‘een miljoen’ is een lukrake gissing. Het volstaat het rapport van Adrian Zenz, de eerste die dit cijfer lanceerde, erop na te lezen om te kunnen vaststellen dat dit geen materiële basis heeft. Anderzijds weigert de Chinese regering om aantallen te geven. Ik vroeg onze lokale gesprekspartners naar cijfers en kreeg de bevestiging dat die niet bekend zijn.

De opleidingsinstellingen werden eind 2020 gesloten. Dat werd officieel aangekondigd en door de waarnemers – inclusief Zenz – aanvaard, maar westerse media durven dit nog steeds negeren. Wij konden uiteraard geen instelling meer bezoeken. In 2019-2020 zijn er wel westerse journalisten op bezoek geweest en zij zagen een opleidingsinstituut, geen ‘kamp’, maar stelden in vraag of wat ze gezien hadden representatief was.

Beroepsopleidingen zijn coherent met het nationale plan voor uitroeiing van de absolute armoede tussen 2011 en 2020. Overal in China werden in die periode inspanningen geleverd om de beroepsopleidingen uit te breiden. In 2015 besloot de Wereldbank 50 miljoen dollar te lenen voor de verbetering van driejarige en vijfjarige cycli voor beroepsopleiding in Xinjiang.
Deradicaliseringsprogramma’s voor extremistische moslims kennen we ook in België. De combinatie van deradicalisering met korte cycli beroepsopleiding in Xinjiang lijkt niet onlogisch.
Dat de centra eind 2020 gesloten werden kan verband houden met het einde van de absolute armoede in Xinjiang.

Professor Wang Jiang, de eerder genoemde specialist in de bestrijding van extremisme en terrorisme, zei dat de verwijzing naar een opleidingscentrum niet willekeurig gebeurde. China heeft een reeks nationale en provinciale wetten betreffende terrorisme en extremisme uitgevaardigd. In de centra kwamen mensen terecht met extremistische sympathieën die geen ernstige feiten gepleegd hadden. Volgens hem werd met de betrokkenen de inhoud en de duur van de opleiding vooraf vastgelegd.

Op te merken valt dat ook in gevangenissen aan deradicalisering gewerkt werd. De bij ons meest verspreide iconische foto van de ‘kampen’ is een door de overheid vrijgegeven foto van een deradicaliseringsactiviteit in een gewone Chinese gevangenis.

Veralgemeende dwangarbeid?

Na het sluiten van de opleidingscentra lanceerden westerse media de stelling dat de Oeigoeren massaal onder dwang aan het werk gezet zijn. Vorige week kon Europarlementslid Van Brempt nog op de VRT verklaren dat er honderdduizenden dwangarbeiders in de textiel werkten, uiteraard zonder bron of bewijs. De VS gaan nog verder: alles wat uit Xinjiang komt is volgens hen gemaakt met dwangarbeid, tenzij anders bewezen wordt. Op basis van dit argument werden sancties uitgevaardigd die de uitvoer van Chinees katoen (waarvan xinjiang hoofdproducent is), katoenproducten en zonnepanelen (Xinjiang produceert de grondstoffen) proberen lam te leggen.

Zijn de beschuldigingen van dwangarbeid gefundeerd? Het antwoord van professor Wang Jiang was kort en bondig: ‘er is geen enkel gedocumenteerd geval van dwangarbeid van Oeigoeren bekend’.

De westerse beschuldiging steunt op cijfers over de snelle toename van de formele tewerkstelling bij de Oeigoeren. ‘Die kan toch alleen onder dwang gebeurd zijn?”

Hier moeten we nog eens verwijzen naar het tienjarig programma tegen de absolute armoede. Vele van de arme Oeigoerse boeren op het platteland konden amper overleven. Er was een grote ondertewerkstelling van jongeren. Om de armoede duurzaam te bannen was het streefdoel dat in elk gezin minstens één persoon een betaalde baan zou hebben.

De overheid subsidieerde bedrijven die ateliers op het platteland wilden oprichten om zo plaatselijk banen te scheppen. In Xinjiang werden zoals in andere provincies arbeidsbureaus opgericht, een soort VDAB. Die boden jonge Oeigoeren na hun beroepsopleiding banen aan binnen en buiten de provincie. Is hierbij soms overdreven druk uitgeoefend? Mogelijk, maar er zijn geen gedocumenteerde gevallen. Wanneer de uitkering van een werkloze gestopt wordt indien hij of zij herhaaldelijk jobaanbiedingen van de VDAB weigert, is dat dan ook overdreven druk?

Het begrip van de islamieten in de wereld voor China

Onze groep van 22 mediamensen kwam in grote meerderheid uit Aziatische landen met moslimmeerderheid of minstens belangrijke islamitische minderheden. Sommige leden van de groep werkten voor privépersorganen, maar velen hadden een band met staatsmedia.

Een week lang intens samenleven met mensen uit twintig verschillende landen en met uiteenlopende culturen, ongedwongen discussiëren over de meest gevarieerde onderwerpen – van de opvoeding van kinderen tot de wereldpolitiek – was een verrijkende ervaring. Ook de Chinezen die ons vergezelden namen actief deel.

Wat me vooral bijblijft is hoe positief de media uit deze moslimlanden de behandeling van de islam in China benaderen. Ze kijken bewonderend naar het succesvol bedwingen van het extremisme, waarmee hun landen bijna allemaal ook te maken hebben. In plaats van kritiek te geven op China vragen zij zich af wat hun eigen land van de Chinese benadering kan leren.

Een samenvatting van mijn ervaringen

Normalisering van de situatie
Snelle economische vooruitgang en beter leven voor iedereen
Bescherming van de minderheidsculturen en van legale godsdienstactiviteiten
Ernstiger terrorisme en extremisme dan onze media laten uitschijnen
Succesvolle strijd tegen extremisme en armoede
De transparantie over de gebruikte aanpak blijft een zwak punt

Dit artikel is het laatste in een reeks naar aanleiding van mijn studiereis naar Xinjiang in september 2023.
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang/ Deel 1: Urumqi
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang-2/Urumqi
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang-3/Kashgar
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang-deel-4-yining/
https://www.chinasquare.be/bij-de-oeigoeren-in-xinjiang-deel-5-conclusies/