Jenny Clegg
Dr. Jenny Clegg* schreef een essay over de rol die de BRICS en China kunnen spelen in de huidige opgang van een multipolaire beweging. Met toestemming van de auteur nemen wij een deel ervan over als OPINIE. Het origineel werd gepubliceerd door ‘Friends of Socialist China’.
Vormen de BRICS een nieuwe versie van de beweging van niet-gebonden landen? Maken enthousiaste ‘supporters’ ervan zich geen illusies over de samenhang, de kracht en de doelstellingen van dat samenwerkingsverband? En wat met BRICS en China, de C in het letterwoord?
Wat zijn de echte bedoelingen van de regeringen in de BRICS-landen? Zouden ze ook maar iets te bieden hebben aan het anti-imperialisme en de bewegingen voor het socialisme? Die vragen leiden tot uiteenlopende standpunten van bekende linkse commentatoren. Jenny Clegg beschrijft en beoordeelt de contrasterende analyses van degenen die zij BRICS-optimisten en BRICS-pessimisten noemt, en zij die tussen deze twee polen in zitten. Vervolgens maakt ze een realistische inschatting, op basis van het werk van Devonshire-Ellis over de vooruitzichten dat een alternatief voor de hegemonie van de dollar geleidelijk vorm krijgt. De auteur geeft het belang en de motivatie van haar tekst als volgt aan:
‘Op het multipolaire terrein komt een complex van tegengestelde stromingen samen: hegemonisme en contra-hegemonisme; imperialisme en anti-imperialisme; en kapitalisme en socialisme. De uitdaging voor links is om de onderlinge verbanden te begrijpen: als we er niet in slagen de bedreigingen en kansen op dit belangrijke internationale moment te begrijpen, zou dat een spectaculaire mislukking betekenen.’
Tot zover een idee van de inhoud van de Introduction en van ‘On the question of the BRICS: (i) debating their political standpoint’, en On the question of the BRICS: (ii) replacing dollar hegemony? Daarvoor verwijzen wij de lezers naar de Engelse tekst van Dr. Clegg zelf. Voor ChinaSquare.be hebben wij de delen vertaald waarin de auteur focust op ‘BRICS en China’, de drie grote mondiale initiatieven (Global Initiatives) van president Xi Jinping en het concept Nieuwe Democratie tijdens de verzetsoorlog tegen de Japanse agressies en bezetting (1931 – 1945), omdat het licht werpt op de Chinese aanpak van de huidige internationale strijd tegen het imperialisme en de potentiële rol van de BRICS daarin. Ook de ‘finale’ van Cleggs long read is hieronder in het Nederlands opgenomen. Het is een origineel en indrukwekkend pleidooi voor de wereldwijde toepasbaarheid van de Chinese Nieuwe Democratie in onze tijd. Jenny Clegg verwijst hierin regelmatig naar de uiteenlopende linkse visies die zij in de eerste delen besprak. Zo wordt de samenhang in deze discussietekst duidelijk zichtbaar.
———————————————–
The BRICS and China: towards an International New Democracy
Jenny Clegg
De BRICS-landen handelen individueel en als groep en het is essentieel om onderscheid te maken tussen de twee aspecten bij het analyseren van hun potentieel om grote hervormingen in het internationale systeem af te dwingen. Reden genoeg om na te denken over de rol van China, het land dat met zijn economie meer dan de helft van het totale bbp van BRICS+ uitmaakt. Levert China het volgens critici ontbrekende element in het verder zo kapitalistische gezelschap, namelijk het socialisme?
De mondiale initiatieven van Xi Jinping: een anti-imperialistische samenhang
China heeft zichzelf ambitieuze doelen gesteld zodat het tegen 2049 een modern socialistisch land kan worden. Anders dan het Westen, dat zijn vooruitgang dankte aan koloniale uitbuiting, vertrouwt het vooral op eigen kracht – zijn eigen arbeid en de in eigen land bedachte innovatie, zijn eigen kapitaal en markten. Tegelijkertijd volgt het echter een alternatief pad met de rest van de wereld, een pad van groene ontwikkeling, gemeenschappelijke welvaart en vreedzaam overleg.
Daarnaast, nu China zijn plaats begint te vinden als een geavanceerde macht op het wereldtoneel, wil het een centrale rol spelen in de hervorming van de internationale orde. Van deze orde met landen die steeds meer verwikkeld raken in oorlogen waarin er geen winnaars, maar enkel verliezers zijn, wil China naar een systeem toe van samenwerking gericht op wederzijds voordeel.
Essentieel voor China’s modernisering zijn de drie wereldwijde initiatieven die Xi Jinping onlangs heeft gelanceerd: het Global Development Initiative, het mondiale ontwikkelingsinitiatief dat het recht op ontwikkeling verdedigt; het Global Security Initiative of mondiale veiligheidsinitiatief, dat gemeenschappelijke veiligheid bepleit in het besef dat geen enkel land voor zijn eigen veiligheid kan zorgen ten koste van anderen; en het Global Civilisation Initiative of mondiaal beschavingsinitiatief, een pleidooi voor wederzijds leren en een verwerping van de overtuiging dat waarden en systemen van verschillende culturen in wezen onverenigbaar zijn.
Deze initiatieven belichamen de principes van vrede en ontwikkeling die van fundamenteel belang zijn om de wereld als geheel te bevrijden van imperialistische overheersing.[1] Met het wederzijds leren om de koloniale verdeel-en-heers-praktijk van het Westen te weerstaan, vormen ze nu samen de basis voor een internationale samenwerking waarbij iedereen te winnen heeft. Ze zijn in de eerste plaats gericht op het mondiale Zuiden en worden aangeboden als een leidraad voor collectieve actie.
Het moge duidelijk zijn dat Xi’s initiatieven niet uit de lucht komen te vallen, maar geworteld zijn in eerdere internationale strijdbewegingen. Het Global Development Initiative (GDI) herneemt de roep om een Nieuwe Internationale Economische Orde zoals in de jaren zeventig in de Verenigde Naties geformuleerd door wat we toen de Derde Wereld noemden. Het Global Security Initiative (GSI) omvat de vijf beginselen van vreedzame co-existentie – waarover Zhou Enlai en Jawaharlal Nehru in 1954 een overeenkomst sloten en die de kern van de Bandung Conferentie van 1955 gingen vormen. Aan het GSI is echter ook de oproep uit de jaren zeventig en tachtig toegevoegd van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) om een nieuwe security for all-orde voor Europa te ontwerpen, gebaseerd op de notie van ondeelbaarheid, dat wil zeggen inclusief de Sovjet-Unie, als verzet tegen de nucleaire wapenwedloop van de Koude Oorlog.[2]
De Chinese benadering staat in tegenstelling tot de westerse theorieën over modernisering, waarin economische problemen van ontwikkelingslanden worden toegeschreven aan hun gebrekkige waarden, instellingen en rechtspraktijk, Voor China hebben ontwikkelingsproblemen alles te maken met dwang en inmenging van buitenaf. Daarbij wijst China, tussen alle complexe oorzaken van oorlogen die vandaag worden gevoerd, de door kolonialisme en imperialisme vertroebelde geschiedenis als grondoorzaak van die conflicten aan.
Het Global Civilisation Initiative brengt in herinnering dat er in voorbije eeuwen een in wezen vreedzame uitwisseling van ideeën, overtuigingen en culturen was langs de zijderoute, die China met het Midden-Oosten en Europa heeft verbonden. Volgens het politieke liberalisme, dat wil zeggen de visie van het Westen, is de Wet absoluut, maar volgens China kunnen de huidige verschillen van zienswijze, regeringsvorm of economisch systeem – kapitalistisch of socialistisch – overbrugd worden in het kader van een vredes- en ontwikkelingsagenda. De Wet komt in het Westen eigenlijk voort uit een specifiek systeem waarin de bescherming van het privébezit centraal staat. Het socialistische systeem van China beschermt het privébezit ook, maar legt daarnaast de nadruk meer op publiek bezit en collectieve rechten.
Het GCI biedt het inzicht dat we met de verschillen tussen kapitalisme en socialisme correct kunnen omgaan onder de juiste voorwaarden en binnen de geschikte context, en door een meer open houding aan te nemen. Zo levert het initiatief een grondslag voor de BRICS, als anti-imperialistische alliantie en als belichaming van de vreedzame co-existentie in het algemeen.
Naar een internationale Nieuwe Democratie
Het idee van een mogelijke verstandhouding tussen kapitalistische en socialistische systemen was een integraal element van het concept dat de CPC de Nieuwe Democratie noemde, een begrip dat de partij vanaf 1940 inzette om het brede verzet tegen de Japanse invasie te ondersteunen. Aan de politiek van de Nieuwe Democratie was het inzicht inherent dat het alleen door te bouwen aan een nieuwe samenleving, een nieuwe staat, een nieuw China mogelijk zou zijn om de wrede Japanse bezetters te verslaan. Het programma schreef voor dat de partij vervolgens een bondgenootschap van het volk moest proberen te creëren waarin ook industriëlen en zakenmensen een plaats kregen en zelfs landheren, als ze hervormingen wilden accepteren. Het was de bedoeling om tot een democratische samenwerking te komen voor de nationale zaak, op basis van overleg tussen de verschillende klassen met hun eigen belangen en gegidst door de CPC. De alliantie met de leden van de nationale burgerij zou na 1949 standhouden tot haar onteigening tijdens de overgang naar het socialisme halverwege de jaren vijftig.
China richt vandaag zijn inspanningen op de bevordering van een internationale anti-imperialistische beweging in het Zuiden, met de BRICS als belangrijke deelnemende groep. Het concept van de Nieuwe Democratie kan ons wijzer maken over de achterliggende gedachte daarbij. We moeten op drie belangrijke punten focussen. De CPC heeft het inzicht dat de wereldrevolutie zich in fasen ontwikkelt. De partij maakt een analyse die het potentieel van de nationale burgerij onderkent om zich te verzetten tegen de ondergeschiktheid aan het imperialisme en om deel te nemen aan een ontwikkeling in alle onafhankelijkheid. Ten slotte is het nodig bij de beoordeling van de algemene internationale situatie rekening te houden met het bestaan van een grote socialistische staat.
Bij de presentatie van het concept van de Nieuwe Democratie stelde Mao eerst en vooral dat elke revolutie tegen het imperialisme die in een kolonie of semikolonie plaatsvindt in feite ‘een deel is van de nieuwe wereldrevolutie, de proletarisch-socialistische revolutie’. Zijn punt was dat een revolutionaire opmars in fasen verliep, waarbij men zich eerst tegen de internationale bourgeoisie en het internationale kapitalisme keerde met de openlijke eis ‘de weg vrij te maken voor de ontwikkeling van het kapitalisme’. De functie van die eis is dan, om ‘juist door het imperialisme genadeloze slagen toe te brengen’ vervolgens ‘een nog bredere weg vrij te maken voor het socialisme’.[3]
Inzake de klassenanalyse was het voor de CPC, toen ze haar eerste revolutionaire ervaring in de jaren 1920 en 1930 opdeed, niet gemakkelijk geweest om de vragen te beantwoorden hoe en waarom zij zich als proletarische partij met wortels in de strijd van de arbeiders en boeren moest verhouden tot een binnenlandse kapitalistische klasse.
De nationale burgerij van China kon zien dat wat zich op haar eigen markten ontwikkelde buitenlands – Japans – kapitaal was en geen binnenlands kapitaal. Het motiveerde haar om het nationale verzet te steunen en de oorlogseconomie vooruit te helpen. Maar hoewel Mao besefte dat de nationale burgerij ‘in bepaalde perioden en tot op zekere hoogte’ een revolutionaire kwaliteit zou vertonen, was ze ook ‘politiek en economisch uiterst ruggengraatloos’ en geneigd tot ‘compromissen met de vijand’ omdat ze ‘ze zich nauw verbonden voelden met uitbuiters’. Hoewel de leden van deze klasse gemakkelijk onder de invloed konden komen van de pro-imperialistische grote bourgeoisie, veranderde dit niets aan hun objectieve positie: de nationale burgerij was ontstaan door de expansie van de binnenlandse markt en zette zich af tegen het buitenlands kapitaal. De rechtse tendensen moest je dus niet zien als het hoofdkenmerk van de nationale burgerij in haar geheel.
Het gebrek aan inzicht hierin had de CPC in 1927 blootgesteld aan de Witte Terreur van Chiang Kaishek, en de linkse pogingen om het socialisme op te bouwen via arbeiders-boeren-sovjets die zich tegen de burgerij als geheel verzetten, was een doodlopende weg gebleken. Door de binnenlandse industriëlen bij de Nieuw-Democratische alliantie te betrekken om de ontstane nationale crisis het hoofd te bieden, zouden deze burgers helpen om de economie snel te laten groeien en het verzet tegen Japan te ondersteunen met een economische basis.
Voor China was de les van zijn revolutionaire ervaringen dat een al te starre kijk op klassenverhoudingen de complexiteit en veranderlijkheid van klassengedrag en -belangen kan versluieren en dat de subjectieve en objectieve voorwaarden voor een revolutie met al hun verschillende aspecten moeten worden begrepen bij de beoordeling van de algemene situatie.
Voor de wankelmoedige nationale burgerij ontstond het grote verschil toen de CPC een ander soort leiderschap aanbood: de partij wilde de taak van de kapitalistische ontwikkeling in China overnemen in een strijd tegen het buitenlandse kapitaal. Om de onafhankelijkheid van China te bereiken zag Mao een belangrijke kans in de internationale politiek: de steun hiervoor zou komen van de socialistische Sovjet-Unie, die stelling nam tegen de ontwikkeling van het wereldwijde fascisme.
Het is nodig om deze punten mee te nemen in de analyse van de BRICS-landen. Daarom moeten we de betekenis van hun internationale hervormingsgezindheid anders bekijken. Er is ook een herwaardering nodig van hun potentieel om in de huidige omstandigheden te helpen bij de heroriëntatie van de wereldfinanciën om zo de wereldwijde crisissen aan te pakken en in de richting van meer vreedzame internationale betrekkingen te loodsen. Wij moeten hen, net als de nationale burgerij van China, zien als feitelijke of potentiële bondgenoten van het socialisme in het algemeen, ook al zijn ze onbetrouwbaar, ook al staan ze onder de invloed van het grootkapitaal en hun politieke vertegenwoordigers – de Bolsonaro’s en de Modi’s, die liever ‘op schoot zitten bij het imperialisme’. Door samen te werken met China kunnen ze helpen de oppermacht van de VS te verzwakken en de productiekrachten in alle ontwikkelingslanden vooruit te brengen om zo de weg te bereiden voor een toekomstige socialistische opmars.
China kende een reeks mislukte revoluties omdat het imperialisme de meest reactionaire klassen steeds weer te hulp schoot, totdat de CPC de formule van de Nieuwe Democratie ontwikkelde. Vandaag de dag worden volksbewegingen over de hele wereld die progressieve veranderingen proberen door te voeren, de een na de ander gewurgd – slechts weinigen hebben de eenheid en de veerkracht tot stand gebracht die nodig is om de politieke, militaire en economische dwang van de VS en zijn bondgenoten te weerstaan. Wat te doen?
Door samen te werken is de kans groter dat ze erin slagen zich beter tegen de druk te verzetten en hun externe omstandigheden te verbeteren. Terwijl ze naar elkaar kijken, is de grote factor voor de verovering van hun onafhankelijkheid nu steeds meer China.
Het multipolaire terrein verkennen: hegemonisme, imperialisme, kapitalisme
Hoe moeten we dan de dynamische onderlinge verbanden begrijpen tussen hegemonie en multipolariteit; imperialisme en anti-imperialisme; kapitalisme en socialisme in de wereld van vandaag? En hoe moeten we de objectieve en subjectieve vooruitzichten voor een wereldrevolutie onderscheiden?
Degenen die beweren dat de BRICS niet ver genoeg gaan, doen dat met een perspectief van ‘de strijd van klasse tegen klasse’. Socialisme en kapitalisme worden gezien als elkaar uitsluitende tegenpolen, waardoor een gezamenlijk project van verschillende soorten staten onwerkbaar wordt. Maar hiermee ontkennen ze de mogelijkheid en zelfs noodzaak van een eenheid tussen de verschillende klassenkrachten in de strijd tegen het imperialisme.
Zoltan Zigedy, een commentator die beweert dat de BRICS-optimisten, zoals hij ze noemt, het socialisme hebben laten vallen, laat zelf het anti-imperialisme vallen door een noodsprong waarmee hij het imperialisme reduceert tot zijn kapitalistische kern. Daarmee wist hij het fundamentele onderscheid tussen monopolistisch en niet-monopolistisch kapitaal uit. Het kapitalisme in zijn imperialistische fase domineert de wereldeconomie door monopolies en de controle over de financiën. Het imperialisme wordt geleid en in stand gehouden door de hegemonie van de dollar, waardoor het internationale geldwezen steeds verder af komt te staan van de reële economie en wordt omgeleid naar steeds grotere speculatiecircuits door een systeem in verval dat niet in staat is om de winstvoet te handhaven.
De groeiende vraag naar productie om de elkaar versterkende en dieper wordende crisissen van klimaatverandering, economische ongelijkheid, toekomstige pandemieën en niet in de laatste plaats oorlog aan te pakken, heeft nu de grenzen van het dollarsysteem bereikt. Het is dringend noodzakelijk om de financiering om te buigen van oorlog en speculatie naar productieve investeringen, dat wil zeggen duurzame ontwikkeling. Zoals gezegd ijveren de BRICS-landen hier al sinds hun oprichting voor.
Hier zien we een belangrijk tegenstelling. Het kapitalisme van de dominante geavanceerde economieën stagneert al lang. In de ontwikkelingslanden echter is er nog vooral kleinschalige productie. De socialisatie van de productiekrachten – de voorwaarden voor socialisme, zoals Engels duidelijk maakte in zijn kritiek op het utopische socialisme – heeft er nog een lange weg te gaan.[4] Toch is het kapitaal dat zich uitbreidt op deze markten nog te vaak dat van buitenlandse in plaats van binnenlandse bedrijven. Die laatsten worden steeds meer uitgeknepen door westerse bedrijven. Dit alles gebeurt in een context van instabiele valuta’s onderhevig aan de schommelingen van de dollar.
Zoals China heeft laten zien in de vier decennia van zijn hervorming en openstelling, waarbij de nadruk lag op de ontwikkeling van de productiekrachten, is er bij de ontwikkeling een rol weggelegd voor het privékapitaal. De Chinese aanpak, toegesneden op de eerste fase van het socialisme, laat ook een specifieke dialectiek zien van eenheid-strijd-eenheid tussen staat en markt, het publieke en dat wat privé is, waarbij de eerstgenoemde componenten meer gewicht in de schaal leggen.
Deze ineenstorting van het financiële en monopolistische kapitalisme, en de dollarhegemonie waarmee het zijn wil oplegt, en van het kapitalisme in het algemeen, brengt de BRICS-critici tot hun geringschatting van de collectieve inspanningen die de BRICS-landen ondernemen om de WTO, het IMF en de Wereldbank te hervormen, inspanningen die de critici naar beneden halen tot niet meer dan wat symbolisch geknutsel. Op die manier miskennen ze het potentieel van de BRICS om de wereldfinanciën te transformeren, om beetje bij beetje de beperkingen van de hegemonie van de dollar los te laten en de financiële middelen stapsgewijs om te buigen naar productie om aan de behoeften van mensen en de planeet te voldoen.
Het is waar dat de kapitalistenklassen in de BRICS-landen veel sterker en dieper verankerd zijn in de internationale markten dan die klassen in China in de jaren 1930 en 1940, en dat ze de neiging vertonen om te capituleren. Daar hebben de BRICS-critici een punt: de subjectieve opleving in het enthousiasme voor het verlies van invloed van de VS moet niet worden overdreven. Multipolair manoeuvreren om alleen een betere positie te veroveren mag niet zomaar op één hoop worden gegooid met anti-imperialisme. Het nastreven van individuele doelen kan wrijvingen veroorzaken binnen het collectief. Spierballenvertoon kan de multipolaire trend versterken, maar bevordert het noodzakelijkerwijs het anti-imperialisme?
Aan de andere kant, wie beweert dat het kapitalisme geen rol speelt in het anti-imperialisme en dat het socialisme het enige alternatief is, houdt geen rekening met de objectieve omstandigheden, of met andere woorden, met de verschillende stadia van de transformatie in de wereld. Een anti-imperialistische fase die de productieve kracht van het kapitaal in het Zuiden ontketent tegen de beperkingen van het monopolie- en financierskapitaal en die de hegemonie van de VS ondermijnt, zou objectief gezien de basis kunnen leggen voor een socialistische overgang op langere termijn. Wie de noodzaak van deze gefaseerde aanpak niet begrijpt, maakt een fatale foute inschatting van het potentieel binnen de internationale situatie, nu het momentum in het Zuiden en de druk voor meer internationale samenwerking toenemen.
Linkse critici praten argumenten uit de mainstream media na om het idee van de BRICS als vredesmacht te bespotten en de spanningen en conflicten tussen de BRICS-landen te benadrukken. Iemand zoals Zigedy ziet multipolariteit als een chaotische wereld die uiteenvalt in crisissen, ongelijke ontwikkeling, opkomende naties die met elkaar wedijveren om eigenbelang en toenemend militarisme. Hij stelt nog een keer dat imperialisme hetzelfde is als kapitalisme en dat conflicten dus voortkomen uit concurrentie, niet uit imperialistische inmenging en overheersing. Concurrentie tussen kapitalisten en het streven naar monopolies zijn echter twee heel verschillende dingen.
Uit de verschrikkelijke oorlogen van onze tijd – de crisis in Oekraïne en nu ook de oorlog van Israël tegen Palestina – blijkt duidelijk dat het streven van de VS om de controle te behouden zowel over Europa als over het Midden-Oosten, via Israël, aan de basis ligt van de conflicten. Zoals het Global Security Initiative suggereert, is inmenging van buitenaf de factor die de conflicten erger maakt.
Met zijn pessimisme over multipolariteit leidt Zigedy de aandacht af van de door de VS geleide Nieuwe Koude Oorlog en bagatelliseert hij het belang dat de neutraliteit van BRICS in de Oekraïne-crisis heeft voor de wereldvrede. Ook al is die neutraliteit vooral bedoeld om hun eigen individuele opties open te houden meer dan een collectieve oproep tot vrede, dan nog heeft de keuze van de BRICS-landen om geen partij te kiezen, dat wil zeggen om het conflict niet te verlengen en ingewikkelder te maken, de Amerikaanse drang om de proxyoorlog te globaliseren een halt toegeroepen.
Dat Zigedy hegemonisme, imperialisme en kapitalisme door elkaar haspelt maakt hem ook blind voor de onderlinge tegenstellingen tussen imperialistische machten, zoals vooral Macrons waarschuwingen aan Europa om geen ‘vazal’ te worden en om te voorkomen dat het betrokken raakt bij een conflict tussen de VS en China over Taiwan.[5]
Conclusie: China in de multipolaire context
Binnen de multipolaire context moet China dan gesitueerd worden op het kruispunt van de tegenstellingen tussen hegemonisme en contra-hegemonisme; imperialisme en anti-imperialisme; kapitalisme en socialisme.
Tegenover het streven van de VS naar hegemonie in een nulsom-confrontatie, probeert China via multipolariteit een weg te banen naar het anti-imperialisme door het huidige momentum voor internationale samenwerking te richten naar een nieuwe internationale beweging voor vrede en ontwikkeling. Ten eerste spreekt China het mondiale Zuiden aan, en vooral de BRICS-landen, die in die groep wat zwaarder wegen. China heeft tegenover hen een pakket principes naar voren geschoven om anti-imperialistische collectieve acties van sommige staten te sturen in de richting van een win-win systeem van internationale betrekkingen: staten die samenwerken, niet voor uitbuiting maar voor wederzijds voordeel.
Zoals ‘BRICS-optimist’ Devonshire Ellis opmerkt, gaat de invloed van de BRICS-landen de grenzen van hun individuele leden ver te buiten. Achter elk van deze landen strekt zich een achterland uit van regionale organisaties. Die engageren volgens zijn berekeningen nog eens 64 landen in handels- en economische overeenkomsten. China werkt in RCEP, India in SAARC, Rusland in de EAEU en het CIS, Brazilië in Mercosur, Zuid-Afrika in de SADC. Dan is er ook nog de Shanghai Cooperation Organisation. Al die landen en organisaties worden door middel van digitale technologie met elkaar verbonden tot een enorm, wereldwijd netwerk.
‘BRICS-pessimist’ Bond ziet in de ontwikkelingslanden enkel dochterbedrijven van de ‘tweederangs-imperialisten’ die de BRICS-landen volgens hem zijn. Zo weigert hij bij hen elke macht tot zelfstandig handelen te zien.
Kort na de top van de BRICS+ en gestimuleerd door het momentum ervan, kwamen 30 staatshoofden en vertegenwoordigers van de G77+China-groep van 134 landen bijeen in Cuba om de dringende noodzaak te benadrukken van een alomvattende hervorming van de internationale financiële architectuur en een meer inclusieve en gecoördineerde aanpak van mondiaal financieel bestuur, met meer nadruk op samenwerking tussen de landen.[6]
Daarna was er nog de bijeenkomst ter gelegenheid van de tiende verjaardag van China’s Belt and Road Initiative, met vertegenwoordigers van zo’n 150 landen en 41 internationale organisaties. Als ’s werelds grootste economie op één na heeft China het economische gewicht om het Zuiden bijeen te brengen. Tegelijkertijd is het land ook het best geplaatst om de breuklijnen tussen de imperialistische machten en binnen de Amerikaanse heersende elites uit te buiten. Zo kan China ervoor zorgen dat de hegemonie nog sneller politiek wordt lamgelegd en meteen de multipolariteit wordt bevorderd.
Xi Jinping spande zich persoonlijk in voor zijn ontmoeting met Macron om diens Gaullistische streven naar de strategische autonomie van Frankrijk aan te moedigen. De Chinese regering rolde de rode loper uit voor Elon Musk en anderen en gunde hen meer ontmoetingen op topniveau dan aan de regering Biden. Zowel Macron als Musk hebben nu afstand genomen van de Amerikaanse provocaties aan het adres van China over Taiwan. Door tegenstellingen zowel binnen de internationale als de binnenlandse allianties van de VS uit te buiten, ondermijnt China de inspanningen van Biden om de mondiale en interne klassennetwerken van de VS met militaire middelen te verstevigen.
BRICS-critici beweren dat de multipolaire trend geen anti-imperialisme is, maar ze hebben geen oog voor de verschuivingen onder de imperialistische machten. Een al te starre visie die enkel met een absolute autonomie van Europa, Japan en de BRICS-landen genoegen wil nemen kan onmogelijk resultaten geven en zij die deze visie huldigen ontkennen de relatieve verschuivingen in de machtsverhoudingen. Zelfs als de BRICS inderdaad alleen hun eigen individuele strategieën volgen en voor zichzelf een zo voordelig mogelijke positie zoeken, zelfs als hun ‘geknutsel’ aan de regels van de internationale orde slechts marginaal is, dan nog kunnen ze helpen grenzen te stellen aan de alleenheerschappij en de agressieve tactieken van de VS, en de multipolaire trend voortstuwen. Dit schept op zijn beurt ruimte voor vredesinitiatieven en voor de inspanningen van opkomende landen in het mondiale Zuiden om hun eigen soevereine beleid te voeren en het imperialisme te trotseren.
En zelfs als ze twijfelen tussen individuele en collectieve opties is dat geen reden om ze af te schrijven. Hoe meer instabiliteit de mondiale crisissen brengen, hoe meer de BRICS zich tot elkaar zullen moeten wenden voor bijstand om de gevaren te kunnen bezweren en hoe meer hun collectieve karakteristiek het dominante aspect kan worden.
Anti-imperialisme is inderdaad niet hetzelfde als socialisme maar de twee zijn wel met elkaar verbonden. In de eb en vloed van de internationale situatie kunnen de BRICS nu eens de ene kant dan weer de andere kant op gaan, maar wat wel een verschil maakt voor de internationale dimensie van de anti-imperialistische strijd is de standvastigheid van het Chinese socialisme. Als socialistisch land is China van de anti-imperialistische krachten de meest onwankelbare. China heeft de kracht, de eenheid en de wendbaarheid om de druk van de VS te weerstaan. Het land heeft een rijke ervaring uit het verleden, met mislukkingen en successen, om lessen uit te trekken. Het kan tegenover de aarzelingen van de BRICS-leden een stabiliserende factor inbrengen om de collectieve focus van de groep te bevorderen. Het heeft de inzet en het zicht op de toekomst om de weg vooruit te tonen aan de strijd tegen het imperialisme van het mondiale Zuiden in brede zin.
Door zijn eigen ontwikkeling heeft China andere ontwikkelingslanden een gunstig klimaat te bieden dat hen in staat kan stellen om de obstakels te verwijderen die hun nationale ontwikkeling nog in de weg staan. Samen kunnen het socialistische China en de kapitalistische klassen in de ontwikkelingslanden het initiatief nemen om kapitaal in te zetten voor ontwikkeling en milieubescherming. Tegelijkertijd moet de heroriëntatie van de financiële wereld niet de vorm krijgen die ontwikkelingslanden in steeds grotere financiële problemen brengt en hun afhankelijkheid van de geavanceerde of zelfs van de opkomende economieën laat toenemen.
Uiteindelijke hangt de omgang met de tegenstrijdige dynamiek van het internationale systeem af van het succes waarmee China zijn interne problemen aanpakt. In de komende jaren zal de modernisering van China te maken krijgen met uitdagende economische aanpassingen, waarbij de wrijvingen tussen verschillende sociale groepen en klassen heviger kunnen worden, niet in de laatste plaats onder invloed van ontwrichtende opkomende technologieën. China moet niet zoals het Westen naar oplossingen zoeken via externe middelen: het moet niet het oude koloniale patroon van de ruil van goedkope grondstoffen voor duurdere industrieproducten herhalen.
Het is een gegeven dat win-win nog steeds kan samengaan met een groeiende handelskloof als de ene partij meer wint dan de andere – en als dat zo blijft. De landen in Afrika die grondstoffen leveren zijn actiever op zoek naar betere deals, meer banen, meer inkomsten en meer hoogwaardige activiteiten in de verwerking en in een productie met toegevoegde waarde.[7] Het is aan China om de import te verhogen, wanverhoudingen in de handel die in zijn voordeel uitdraaien te verminderen en te investeren in industrialisatie.
De recente beloften van Xi Jinping om Afrika te steunen bij de groei van zijn productiesector en zijn economische diversificatie zijn, hoewel de details nog moeten worden uitgewerkt, een teken dat China positief op het Afrikaanse streven reageert. Ook deze industrialisatie van de ontwikkelingslanden moet verder reiken dan de bekrompen klassenbelangen van bureaucraten en het grootkapitaal. Ze moet in de ontwikkelingslanden de binnenlandse ondernemers en kleine en middelgrote ondernemingen steunen, zowel bedrijven die door vrouwen als die welke door mannen worden geleid. Ze zullen immers de arbeidersklasse laten groeien. Tegelijkertijd kunnen bij een dergelijke industrialisatie diverse eigendomsvormen worden aangemoedigd, zoals coöperaties en staatskapitalistische bedrijven. China moet het goede voorbeeld geven door zijn eigen economische en sociale ongelijkheid aan te pakken.
China kan dus de BRICS stabiliseren en hun collectieve capaciteit versterken door hun regionale achterland te mobiliseren. China kan beetje bij beetje financieringsbronnen voor groene ontwikkeling en voor de verspreiding van nieuwe technologieën ontsluiten, zodat armere landen een sprong voorwaarts kunnen maken naar hogere ontwikkelingsniveaus. Door zo in te spelen op de trend van het Zuiden in opkomst, kan China de anti-imperialistische agenda internationaal vooruithelpen en de neerwaartse spiraal van eindeloze nulsom-oorlogen die iedereen leed bezorgen stopzetten, zodat er een nieuw wereldtijdperk aanbreekt van wederzijds voordeel.
[1] Deng Xiaoping, ‘Peace and Development are the Two Outstanding Issues in the World Today’, 1985 https://www.marxists.org/reference/archive/deng-xiaoping/1985/213.htm
[2] Jenny Clegg ‘China’s Global Security Initiative Concept Paper: Finding a Way to Peace’ 23 mei 2023 https://socialistchina.org/2023/07/03/chinas-global-security-initiative-concept-paper-finding-a-way-to-peace/
[3] Mao Zedong ‘On New Democracy’ januari 1940 https://www.marxists.org/reference/archive/mao/selected-works/volume-2/mswv2_26.htm
[4] Friedrich Engels ‘Socialism: Utopian and Scientific’, januari en maart 1880 https://www.marxists.org/archive/marx/works/1880/soc-utop/index.htm
[5] Jennifer Rankin, ‘Macron sparks anger by saying Europe should not be ‘vassal’ in US-China clash’ The Guardian 10 april 2023 https://www.theguardian.com/world/2023/apr/10/emmanuel-macron-sparks-anger-europe-vassal-us-china-clash
en Jenny Clegg ‘The France-China Strategic Partnership: towards a different type of international relations’ https://socialistchina.org/2023/04/20/the-france-china-strategic-partnership-towards-a-different-type-of-international-relations/
[6] Havana G77 Declaration on current development challenges: The role of science, technology, and innovation 15 en 16 september 2023
https://www.diplomacy.edu/resource/g77-havana-declaration-on-current-development-challenges-the-role-of-science-technology-and-innovation/
[7] L Hook, H Dempsey and C Nugent ‘The new commodity superpowers’ 9 augustus 2023 https://www.reuters.com/world/chinas-xi-pledges-support-africas-industrialisation-brics-2023-08-24/
Vertaling D. Nimmegeers
* Dr. Jenny Clegg is een academicus en China-expert. Al een leven lang is ze actief in Brits-Chinese vriendschapsverenigingen, in de beweging voor nucleaire ontwapening en de vredesbeweging. Zij is de auteur van China’s Global Strategy Towards a Multipolar World, in 2009 uitgegeven door Pluto Press. Jenny Clegg is lid van de adviesgroep van Friends of Socialist China.
Tot slot … BRICS is een onderwerp dat lezers en redacteurs van ChinaSquare mateloos boeit, en terecht.
Zie https://www.chinasquare.be/?s=BRICS