China 2012 volgens Samir Amin (deel 2)

Samir AminHet tijdschrift Marxistische Studies/Etudes Marxistes heeft ons een exclusief artikel van Samir Amin* aangeboden, dat we met de toestemming van de auteur in vertaling publiceren. Het is een eigenzinnige analyse van de ontwikkeling in China van 1950 tot nu en stelt een spannende vraag over de toekomst.  Dit is de visie, niet van Europese of Chinese intellectuelen, maar van een topeconoom en politicoloog die put uit twee tradities: de marxistische en de tiers-mondististische. Alweer een opiniestuk, dus: Het geeft niet noodzakelijk de mening weer van Chinasquare.be. Dit soort artikelen moet wel voldoen aan de minimumeisen die Chinasquare.be aan bijdragen stelt (zie OVER). We publiceren het document in twee delen. Dit is deel 2. Deel 1 vindt U hier

China’s integratie in het kapitalistische wereldsysteem

We kunnen onze analyse van het Chinese staatskapitalisme (dat door de machthebbers ‘marktsocialisme’ wordt genoemd) niet verderzetten zonder het te hebben over de integratie in het kapitalistische wereldsysteem.
In de Sovjet-Unie werd gedroomd van een afscheiding van het kapitalistische wereldsysteem en zelfs van een complete breuk door de opbouw van een geïntegreerd socialistisch systeem, bestaande uit de USSR en Oost-Europa. De Sovjet-Unie is er grotendeels in geslaagd zich afzijdig te houden. De vijandigheid van het Westen legde het sowieso op en een blokkade duwde het land zelfs in een volledig isolement. Maar het project om Oost-Europa te integreren is nooit ver geraakt, alle initiatieven van de Comecon ten spijt. Die landen bleven vasthouden aan hun onzekere en kwetsbare, zelfs gedeeltelijk afgescheiden posities – maar op strikt nationale grondslagen – en stelden zich vanaf de jaren 1970 gedeeltelijk open voor het Westen. Van een integratie tussen de Sovjet-Unie en China is nooit sprake geweest. Om te beginnen omdat het Chinese nationalisme dat nooit zou hebben aanvaard, maar ook omdat China andere prioriteiten had. Het China van Mao organiseerde zijn eigen afzondering. Moeten we nu besluiten dat China door zijn re-integratie in het wereldsysteem in de jaren 1990 volledig en definitief de afscheiding heeft losgelaten?
De intrede van China in de mondialisering dateert van het begin van de jaren 1990. Dit gebeurde via de weg van de versnelde ontwikkeling van de export van afgewerkte goederen die het productiesysteem op dat ogenblik mogelijk maakte. Daarbij ging de eerste prioriteit naar die export waarvan het groeipercentage hoger lag dan dat van het bbp. Gedurende een tiental jaar werd deze keuze gunstig beïnvloed door de triomf van het neoliberalisme (van 1990 tot 2005). De voortzetting ervan is niet alleen twijfelachtig omwille van de politieke en sociale gevolgen maar wordt sinds 2007 ook bedreigd door de implosie van het neoliberale wereldkapitalisme. De Chinese machthebbers zijn zich daarvan bewust en zijn zeer vroeg beginnen correcties aan te brengen. Ze kenden een toenemend belang toe aan de binnenlandse markt en aan de ontwikkeling van het westen van het land.
Zeggen – zoals tot vervelens toe wordt herhaald – dat het succes van China te danken is aan het loslaten van het maoïsme (waarvan ‘de mislukking’ zogezegd zonneklaar was), aan de openstelling naar het buitenland en de instroom van buitenlands kapitaal is gewoon dwaas. Had de maoïstische opbouw niet de grondslagen gelegd, dan zou de openstelling niet het bekende succes hebben gekend. De vergelijking met India, waar van een vergelijkbare revolutie geen sprake is geweest, bewijst dat. Beweren dat het succes van China hoofdzakelijk (en zelfs ‘integraal’) te wijten is aan de initiatieven van het buitenlands kapitaal, is nog dwazer. Het is niet het kapitaal van de multinationals dat het Chinese industriële systeem heeft opgebouwd of de doelstellingen van de urbanisatie en de infrastructuur heeft gerealiseerd. Het succes is voor 90% te danken aan het soevereine project. Uiteraard is de openstelling voor het buitenlands kapitaal nuttig geweest. Ze heeft onder andere de import van moderne technologie versneld. Maar door de partnerschappen die China heeft gesloten, heeft het land deze technologieën geabsorbeerd en geleerd ze vandaag zelf te ontwikkelen. Dit zie je nergens anders, zelfs niet in India of Brazilië, en zeker niet in Thailand, Maleisië, Zuid-Afrika en andere landen.
De intrede van China in de mondialisering is trouwens gedeeltelijk en gecontroleerd gebleven (of op zijn minst controleerbaar). China heeft zich niet ingelaten met de financiële mondialisering. Het Chinese banksysteem is volledig openbaar en beperkt tot de markt van het interne krediet. Het beheer van de yuan valt nog altijd onder de soevereine bevoegdheid van het land. De Chinese munt is niet onderworpen aan de ups en downs van de flexibele uitwisseling die de financiële mondialisering oplegt. Beijing kan aan Washington zeggen: ‘De yuan is onze munt, dat is uw probleem’, in navolging van wat Washington in 1971 aan de Europeanen zei: ‘De dollar is onze munt, dat is uw probleem.’ Bovendien beschikt China over een aanzienlijke reserve om zijn openbaar kredietsysteem te ontplooien. De openbare schuld blijft verwaarloosbaar in vergelijking met de als ondraaglijk beoordeelde schuldenlast van de VS, Europa, Japan en veel landen van het Zuiden. China kan dus de overheidsuitgaven versneld opdrijven zonder hoge inflatie te riskeren.
naamloosHet aantrekken van buitenlands kapitaal ligt niet aan de basis van het succes van het Chinese project. Integendeel, het is het succes van het project dat China aantrekkelijk heeft gemaakt voor investeringen door westerse transnationale ondernemingen. De landen van het Zuiden die hun deuren wijder hebben opengesteld dan China en zich zonder enige voorwaarde aan de financiële mondialisering hebben onderworpen, zijn niet in dezelfde mate aantrekkelijk geworden. Het transnationale kapitaal is enkel belust op de natuurlijke rijkdommen van die landen. Of het wil enkel zijn productie delokaliseren en profiteren van de goedkope arbeidskrachten, zonder enige overdracht van technologie, zonder mensen op te leiden en zonder dat de gedelokaliseerde bedrijven worden geïntegreerd in een nationaal productiesysteem, dat overigens niet bestaat (zoals in Marokko en Tunesië). Of het wil een financiële razzia op het getouw zetten en de imperialistische banken de kans bieden om de spaarrekeningen van de werkers te plunderen zoals gebeurde in Mexico, Argentinië en Zuid-Oost-Azië. In China daarentegen kunnen de buitenlandse investeerders ook profiteren van de goedkope arbeidskrachten en mooie winsten boeken op voorwaarde dat hun projecten kunnen geïntegreerd worden in dat van China en dat technologieoverdracht mogelijk is. Kortom: ‘normale’ winsten, maar ook hogere winsten als de Chinese autoriteiten ermee akkoord gaan!

China als opkomende macht

Niemand twijfelt eraan dat China een opkomende macht is. En het idee doet de ronde dat China enkel bezig is zijn rechtmatige plaats te heroveren, de plaats die het land eeuwenlang innam maar in de 19e eeuw kwijtspeelde. Maar dat idee – correct, jazeker en bovendien flatterend – brengt ons niet veel verder als we willen begrijpen waaruit de karakterisering van opkomende macht juist bestaat en welke de reële perspectieven ervan zijn in onze huidige wereld. Overigens onderzoeken de verkondigers van dat algemene en vage idee niet of China een opkomende macht wordt door zich aan te sluiten bij de algemene principes van het kapitalisme (wat zij waarschijnlijk noodzakelijk vinden) of dat het land zijn project van ‘socialistische weg met Chinese kenmerken’ ernstig zal nemen. Wat mij betreft: als China wel degelijk een opkomende macht is, dan is het net omdat het land niet heeft gekozen voor de kapitalistische ontwikkelingsweg; en dat bijgevolg, als het land alsnog die weg zou inslaan, het project van opkomende macht ernstig in gevaar zou komen.
Dit impliceert dat we het idee moeten verwerpen dat de volkeren niet een etappe kunnen ‘overslaan’, dat ze de noodzakelijke opeenvolging van opeenvolgende noodzakelijke etappes moeten respecteren en dat China dus eerst het kapitalisme moet ontwikkelen vóór het aan een eventuele socialistische toekomst kan denken. Het debat tussen de verschillende stromingen van het historisch marxisme over deze kwestie is nooit afgerond. Marx zelf aarzelde. Wij weten dat hij de dag na de eerste Europese agressies (de opiumoorlogen) schreef: ‘De volgende keer dat u uw legers naar China stuurt, zullen ze worden onthaald op volgend spandoek : ‘Opgepast, u hebt de grenzen van de Burgerlijke Republiek China bereikt’. Geweldige intuïtie en vertrouwen in de bekwaamheid van het Chinese volk om de uitdaging te beantwoorden, dat wel, maar tegelijk foutief want: ‘U hebt de grenzen van de Volksrepubliek China bereikt’. Maar we weten dat Marx voor wat betreft Rusland het idee van het overslaan van de kapitalistische fase niet verwierp (zie zijn briefwisseling met Vera Zassoulich). Vandaag zou je kunnen denken dat de eerste Marx gelijk had en dat China wel degelijk de kapitalistische weg is ingeslagen.
Mao heeft – nog beter dan Lenin – begrepen dat de kapitalistische weg tot niets zou leiden en dat de heropstanding van China alleen het werk van de communisten kon zijn. De Qing-keizers op het einde van de 19e eeuw, daarna Sun Yatsen en de Kuomintang hadden in antwoord op de westerse uitdaging het project van de Chinese heropstanding nieuw leven ingeblazen. Maar zij hadden geen andere weg voor ogen dan de kapitalistische en beschikten ook niet over de intellectuele bagage om te begrijpen wat het kapitalisme werkelijk is en waarom deze weg voor China was afgesloten, zoals dat ook het geval was voor alle landen uit de periferie van het kapitalistische wereldsysteem. Mao, die onafhankelijke marxistische geest, begreep het wel. Meer nog, Mao begreep dat die strijd niet op voorhand gewonnen was – met de overwinning van 1949 – en dat het conflict tussen de keuze voor de lange weg van het socialisme – de voorwaarde voor de hergeboorte van China – en de keuze voor de terugkeer naar de kapitalistische bakermat heel lang zou duren.
naamloosPersoonlijk heb ik altijd deze analyse van Mao gedeeld en in dit verband verwijs ik naar enkele van mijn beschouwingen over de rol van de Taipingopstand. Ik ben van mening dat het maoïsme, de revolutie van 1911 in China en de andere revoluties in het Zuiden in het begin van de 20e eeuw, de debatten voorafgaand aan de Bandungconferentie, de analyse van de impasses waarin de zogenoemde ‘opkomende’ landen van het Zuiden die de kapitalistische weg zijn ingeslagen, beland zijn, schatplichtig zijn aan die opstand. Al die beschouwingen zijn logische uitvloeisels van mijn centrale stelling van de polarisatie (de tegenstelling tussen de centra en de periferieën) die besloten ligt in de mondialisering van het historisch kapitalisme. Die polarisatie maakt dat de perifere landen de andere landen niet kunnen ‘inhalen’ binnen het kader van het kapitalisme. En dan dringt zich deze conclusie op: als het niet mogelijk is de rijke landen ‘in te halen’, dan moeten we iets anders doen, namelijk de weg van het socialisme inslaan.
China is niet alleen een bijzondere weg ingeslagen vanaf 1980 maar al vanaf 1950, hoewel die weg verschillende fases heeft gekend met veel contrasterende aspecten. China heeft een coherent en soeverein project ontwikkeld dat eigen is aan het land en het is zeker geen kapitalistisch project waarvan de logica vereist dat de landbouwgrond zou beschouwd worden als een waar. Dit project zal soeverein blijven zolang China zich verre houdt van de hedendaagse financiële mondialisering.
Dat het Chinese project niet kapitalistisch is, betekent nog niet dat het socialistisch ‘is’. Het betekent alleen dat het project het mogelijk maakt vooruit te gaan op de lange weg naar het socialisme. Niettemin is de dreiging dat het land zou afwijken van de juiste weg en uiteindelijk volledig in het kapitalisme zou belanden, altijd aanwezig.
Het succes van de opkomst van China is integraal te danken aan het soevereine project. In die zin is China het enige land met een ‘authentieke opkomst’ (samen met Zuid-Korea en Taiwan, waarover ik het later nog zal hebben). Geen enkele van de talrijke landen waaraan de Wereldbank het certificaat van ‘opkomend land’ heeft  toegekend, is dat ook echt. Want geen enkel van deze landen heeft een coherent soeverein project ontwikkeld en past dat met volharding toe. Al die landen hebben ingestemd met de fundamentele principes van het zuivere kapitalisme, met inbegrip van de eventuele segmenten van hun staatskapitalisme.  Ze hebben zich allemaal onderworpen aan de hedendaagse mondialisering in al zijn dimensies, ook de financiële. Alleen Rusland en India vormen nog een – gedeeltelijke – uitzondering op dit laatste punt, maar niet Brazilië, Zuid-Afrika of de andere. Soms is er sprake van enkele segmenten van een  ‘nationaal industrieel beleid’, maar niets evenaart de systematische uitbouw van een volledig geïntegreerd en soeverein industrieel systeem (met name op het vlak van de beheersing van de technologie) in China.
Om die redenen blijven al die landen die veel te rap als opkomende machten worden gekarakteriseerd, kwetsbaar, weliswaar in verschillende mate maar altijd veel kwetsbaarder dan China. Om al die redenen gaat de schijnbare opkomst van die landen – behoorlijke groeipercentages, exportcapaciteit van afgewerkte producten –nog altijd gepaard met de verarming van de grote meerderheid van hun bevolking (vooral dan de boeren), wat niet het geval is in China. Het is juist dat de ongelijkheid overal toeneemt, ook in China. Maar dat is een oppervlakkige en bedrieglijke waarneming. Want het is één zaak als de ongelijkheid in de verdeling van de voordelen van een groeimodel niemand uitsluit (en zelfs gepaard gaat met een daling van de armoede – zoals in China); het is een andere zaak als de ongelijkheid te wijten is aan groei die enkel ten goede komt aan een minderheid (van 5 tot 30% van de bevolking naargelang het land) terwijl de rest van de bevolking in miserabele omstandigheden moet leven. De fans van China bashing kennen dit doorslaggevende verschil niet – of ze doen alsof ze het niet kennen. De ongelijkheid die tot uiting komt in het bestaan van luxueuze villawijken aan de ene kant en goede huisvesting voor de middenklassen en de volksklassen aan de andere kant is niet dezelfde als de ongelijkheid die tot uiting komt in rijke wijken, goede huisvesting voor de middenklassen en krottenwijken voor de meerderheid van de bevolking. Aan de hand van de Ginicoëfficiënt kan de verandering in een systeem met een gegeven structuur jaar na jaar gemeten worden. Maar bij een internationale vergelijking tussen verschillende structuursystemen verliest die coëfficiënt elke betekenis, net zoals ook het geval is met andere metingen van macro-economische grootheden van de nationale boekhouding. De opkomende landen (China uitgezonderd) zijn wel degelijk ‘opkomende markten’ die openstaan voor de monopolies van de imperialistische triade. Deze markten maken het de monopolies mogelijk om die landen een aanzienlijk deel van de geproduceerde meerwaarde afhandig te maken. In China gaat het er anders aan toe. Daar hebben we een opkomend land met een systeem dat ervoor zorgt dat het essentiële deel van de geproduceerde meerwaarde in het land zelf blijft.
Zuid-Korea en Taiwan zijn de enige twee voorbeelden van authentieke opkomst die werd gerealiseerd binnen en door het kapitalisme. Ze danken hun succes aan hun geostrategische positie, waardoor Washington aanvaardt dat zij kunnen realiseren wat het aan de andere landen verbiedt. De vergelijking tussen de Amerikaanse steun aan het staatskapitalisme van deze beide landen en het staatskapitalisme dat in het Egypte van Nasser of het Algerije van Boumédienne werd afgedwongen met extreem geweld, is in dit verband verhelderend.
Ik ga het hier niet hebben over perfect mogelijke soevereine projecten in Vietnam of Cuba, noch over de voorwaarden waaronder Rusland opnieuw in die richting zou kunnen evolueren. Ik ga het evenmin hebben over de strategische doelstellingen van de strijd van de progressieve krachten elders in het kapitalistische Zuiden, in India, in Zuid-Oost-Azië, in Latijns-Amerika, in de Arabische wereld en in Afrika, waardoor die landen uit de huidige impasse zouden kunnen geraken en soevereine projecten zouden kunnen ontwikkelen die zouden kunnen leiden tot een breuk met de logica van het heersende kapitalisme.

Grote successen, nieuwe uitdagingen

China bevindt zich niet alleen vandaag op het kruispunt van twee wegen, want dat was elke dag sinds 1950 al het geval. Er is voortdurend strijd geweest tussen de linkse en rechtse sociale en politieke krachten in de partij en in de maatschappij.
Waar komen de rechtse krachten in China vandaan? Het is een feit dat de oude bureaucratische compradoreburgerij van de Kuomintang, werd uitgesloten van de macht. Grote delen van de middenklassen, hoogopgeleiden, ambtenaren en  industriëlen die teleurgesteld waren in de Kuomintang omdat die er niet in slaagde het hoofd te bieden aan de Japanse agressor, hadden echter toenadering gezocht tot de communistische partij of waren er zelfs lid van geworden. Velen onder hen – maar zeker niet allemaal – waren nationalisten gebleven, zonder meer. Daarna is vanaf de openstelling voor het privé-initiatief in 1990 een nieuwe en machtiger rechtse stroming op het toneel verschenen. En deze blijft niet beperkt tot de ‘zakenmensen’ die fortuin (en soms kolossale fortuinen) hebben gemaakt met de steun van hun cliënteel – waaronder partij- en overheidsverantwoordelijken, die controle en samenheuling met elkaar verwarden of zelfs compleet corrupt waren. Zoals altijd zijn er ook hier mensen in de goed opgeleide middenklassen die zich geïnspireerd voelen door de rechtse ideeën. Het is in die zin dat de toenemende ongelijkheid een zeer groot politiek gevaar inhoudt – zelfs al verschilt ze volledig van die in de andere landen van het Zuiden. Ze is het vehikel voor de vooruitgang van de rechtse ideeën, voor depolitisering en naïeve illusies.
Ik wil hier nog een belangrijke bijkomende opmerking maken: de kleine productie, met name de kleine landbouwproductie, leidt hier niet tot rechtse ideeën zoals Lenin dacht (iets wat in Rusland wel klopte). De Chinese situatie verschilt op dat punt van die in de voormalige Sovjet-Unie. De Chinese boerenstand in zijn geheel is niet reactionair, hij verdedigt immers niet het principe van de privé-eigendom, in tegenstelling tot de Russische boeren, die om hun privé-eigendom te verdedigen met de koelakken een bondgenootschap zochten, waaruit de communisten hen niet hebben kunnen losmaken. De Chinese boerenstand van kleine producenten (zonder kleine eigenaars te zijn) is vandaag een klasse die niet naar rechtse oplossingen zoekt maar daarentegen het kamp kiest van de krachten die ijveren voor een moediger beleid op sociaal en ecologisch vlak. Getuige daarvan de invloedrijke beweging voor de ‘hernieuwing van het platteland’. Het Chinese platteland bevindt zich grotendeels in het linkse kamp, aan de zijde van de arbeidersklasse. Links heeft zijn intellectuelen in de partij- en overheidsorganen en oefent een zekere invloed uit op het partij- en overheidsapparaat.
Het permanente conflict tussen rechts en links in China werd altijd weerspiegeld in de opeenvolgende politieke lijnen van de leiding van de partij en de overheid. In de maoïstische periode heeft de linkse lijn het niet gehaald zonder enige strijd. Net als in Rusland werd ook Mao zich bewust van de groeiende rechtse ideeën in de partij en de partijleiding en lanceerde de Culturele Revolutie om ze te bekampen. ‘Bombardeer het hoofdkwartier’, dat wil zeggen de leidende instanties van de partij, daar waar zich ‘de nieuwe bourgeoisie’ bevindt. Maar de Culturele Revolutie mag dan al Mao’s verwachtingen hebben ingelost in de eerste twee jaar, daarna verviel ze in anarchie en verloren de partij en Mao de controle over de gebeurtenissen. Daardoor werd een herstel van partij en staat mogelijk dat rechts nieuwe kansen gaf. Sindsdien is de rechtse stroming altijd sterk aanwezig geweest in alle leidende instanties. Maar links blijft aanwezig op het terrein en dwingt de hoogste macht tot centrumcompromissen – maar is het centrumrechts of centrumlinks?
naamloosOm te begrijpen met welke uitdagingen China vandaag geconfronteerd wordt, moeten we er ons rekenschap van geven dat het conflict tussen het Chinese soevereine project zoals het nu wordt uitgevoerd en het project van het Noord-Amerikaanse imperialisme en zijn minder machtige Europese en Japanse bondgenoten in intensiteit zal toenemen naarmate China meer succes boekt. Het conflict komt tot uiting op talrijke domeinen: de controle van China over de moderne technologie, de toegang tot de natuurlijke rijkdommen van de planeet, de versterking van de militaire capaciteit van China, de verderzetting van de doelstelling van de uitwerking van een internationaal beleid dat gebaseerd is op de erkenning van het soevereine recht van de volkeren om een eigen politiek en economisch systeem te kiezen. Elk van deze doelstellingen staat diametraal tegenover die van de imperialistische triade.
De VS willen de militaire controle over de planeet. Het is het enige middel om de voordelen die voortspruiten uit hun hegemoniepositie te behouden. De preventieve oorlogen in het Midden Oosten kaderen in deze doelstelling en zijn dan ook de voorbode van een preventieve (nucleaire) oorlog tegen China, die het Noord-Amerikaanse establishment koudweg kan noodzakelijk achten ‘voor het te laat is’. Washington houdt de vijandigheid tegen China warm door steun te verlenen aan de voorstanders van de slavernij in Tibet en Xinjiang, drijft de aanwezigheid van de Amerikaanse vloot in de Chinese Zee op en moedigt Japan aan om zijn militaire macht verder uit te bouwen. Dat alles is onlosmakelijk verbonden met de vijandige wereldstrategie tegenover China. De China bashers werken mee aan de instandhouding van deze vijandigheid.
Terzelfder tijd doet Washington al het mogelijke om de eventuele ambities van China en andere zogezegde opkomende landen in te tomen door de oprichting van de G20. Zo wil het die landen wijsmaken dat de toetreding tot de liberale mondialisering in hun eigen belang zou zijn. De G2 (de VS en China) is – in die zin – een valstrik, die China medeplichtig wil maken aan de imperialistische avonturen van de VS, wat het vreedzame buitenlands beleid van Beijing alle geloofwaardigheid zou ontnemen.
Het enige mogelijke doeltreffende antwoord op deze strategie moet steunen op twee punten: (i) de versterking van de militaire capaciteit van China met een ontradend karakter; (ii) de heropbouw van een internationaal multipolair politiek systeem, dat respect heeft voor de nationale soevereiniteit en met dit voor ogen het gevecht voor de rehabilitatie van de UNO die nu door de NAVO wordt gemarginaliseerd. Ik benadruk met klem het belang van deze doelstelling, die onder andere impliceert dat prioriteit wordt toegekend aan de heropbouw van een ‘front van het Zuiden’ (Bandung 2?), dat in staat is de onafhankelijke initiatieven van de volkeren en naties uit het Zuiden te ondersteunen. Het houdt ook in dat China zich ervan bewust wordt dat het niet beschikt over de middelen om eventueel hetzelfde roofzuchtige beleid als het imperialisme te voeren (de plundering van de natuurlijke rijkdommen van de planeet). Het beschikt niet over dezelfde militaire capaciteit als de VS, voor wie de militaire macht in laatste instantie het succes van hun imperialistische projecten kan garanderen. China daarentegen zou er veel bij winnen als het zijn steun aan de industrialisering van de landen van het Zuiden zou vergroten, iets wat de club van imperialistische ‘donateurs’ met man en macht probeert te verhinderen.
Door de extreem terughoudende taal van de Chinese autoriteiten in internationale kwesties (wat begrijpelijk is) kunnen wij moeilijk uitmaken in welke mate zij zich bewust zijn van de hierboven geanalyseerde uitdagingen. Nog erger is dat zij daardoor de naïeve illusies en de depolitisering bij de publieke opinie doen toenemen.
Een tweede luik betreft de kwestie van de democratisering van het politieke en sociale bestuur in het land.
Mao’s opvatting en praktijk van het politiek bestuur in het nieuwe China steunde op een algemeen principe dat hij als volgt heeft samengevat: de linkse krachten bundelen, de rechtse krachten neutraliseren (dus niet elimineren), een centrumlinks bestuur. Volgens mij is dat de beste manier om efficiënt en geleidelijk vooruit te gaan met de steun van de grote meerderheid van de bevolking. Mao gaf zo een positieve inhoud aan het concept van democratisering van de maatschappij, gepaard aan sociale vooruitgang op de lange weg naar het socialisme. Hij formuleerde ook de methode voor de uitwerking ervan: ‘de massalijn’ (naar de massa’s gaan, van hun strijd leren, en terug naar de top van de macht). Lin Chun heeft een nauwkeurige analyse gemaakt van de methode en de bereikte resultaten.
De kwestie van de democratisering, gepaard aan sociale vooruitgang – in tegenstelling tot de ‘democratie’ die los staat van enige sociale vooruitgang (en vaak gelijk is aan sociale achteruitgang) – belangt niet alleen China aan maar alle volkeren van onze planeet. De te gebruiken methodes kunnen niet in een formule gegoten worden die altijd en overal geldig is. In elk geval moet de formule die de westerse propaganda aanbiedt – een meerpartijensysteem en verkiezingen – verworpen worden. En de ‘democratie’ die daarbij hoort is een farce, zelfs in het Westen en zeker elders. De ‘massalijn’ is het middel om tot een consensus te komen over de  opeenvolgende strategische doelstellingen, een consensus die voortdurend evolueert. Die is tegengesteld aan de ‘consensus’ die voortkomt uit de mediamanipulatie in de westerse landen en de electorale farce. De westerse consensus is immers niets anders dan een goedkeuring van de eisen van het kapitaal.
Maar waar begin je vandaag de dag om een nieuwe massalijn op te bouwen onder de nieuwe maatschappelijke voorwaarden? Het is geen gemakkelijke taak. Want de leidende macht, die grotendeels is overgegaan in handen van de rechtse krachten in de communistische partij, vestigt de stabiliteit van haar bestuur op de ermee gepaard gaande depolitisering en naïeve illusies. Het succes zelf van het ontwikkelingsbeleid versterkt de spontane tendens om in die richting verder te gaan. De middenklassen in China geloven grotendeels dat de koninklijke weg om de levenswijze van de rijke landen in te halen, voortaan open ligt, zonder enige hindernis; ze geloven dat de landen van de triade (de VS, Europa en Japan) zich daar niet zullen tegen verzetten; zij bewonderen zelfs kritiekloos bepaalde uitingen van de Amerikaanse levensstijl enzovoort. Dat is vooral het geval voor de middenklassen in de steden, die snel uitbreiden en waarvan de levensomstandigheden heel erg verbeterd zijn. De hersenspoeling waaraan de Chinese studenten in de VS worden blootgesteld, vooral in de sociale wetenschappen, met in schril contrast daarmee het ‘schoolse en saaie’ officiële onderwijs van het marxisme, hebben ook de ruimte voor radicale en kritische debatten verengd.
naamloosDe Chinese machthebbers zijn niet gevoelloos voor de sociale kwestie. Niet alleen door de traditie van een discours op basis van het marxisme maar ook omdat het Chinese volk, dat heeft geleerd te strijden en zal blijven strijden, hen ertoe verplicht. En werd in de jaren 1990 de sociale dimensie verwaarloosd en prioriteit gegeven aan versnelde groei, dan is het vandaag net andersom. Op het ogenblik dat in het rijke Westen de sociaaldemocratische verworvenheden van de sociale zekerheid worden aangevreten, werkt het arme China aan zijn expansie op drie domeinen: gezondheidszorg, huisvesting, pensioen. Het Chinese huisvestingsbeleid, dat door de China bashers van Europees rechts en links wordt verguisd, zou om van te watertanden zijn, niet alleen in India en Brazilië maar evengoed in de voorsteden van Parijs, Londen en Chicago!
50% van de stedelijke bevolking geniet nu al van een systeem van sociale zekerheid en een pensioensysteem (die, zoals ik al heb gezegd, is toegenomen van 200 naar 600 miljoen inwoners!) en het Plan (dat in China nog altijd van kracht blijft) wil het percentage opdrijven tot 85% in de komende jaren. Laat de journalisten die China zo graag rond de oren slaan maar eens wat gelijksoortige voorbeelden opdissen uit de ‘landen op weg naar de democratie’, die zij zo graag de hemel in prijzen. Niettemin is het debat over de praktische modaliteiten van het systeem nog niet afgerond. De linkse krachten zijn voorstander van het Franse systeem van verdeling op basis van solidariteit tussen de werkers en de generaties – en bereiden het toekomstige socialisme voor. De rechtse krachten verkiezen uiteraard het afschuwelijke Amerikaanse systeem van pensioenfondsen, dat de werkers verdeelt en de risico’s van het kapitaal afwentelt op de wereld van de arbeid.
Toch volstaat het niet sociale voordelen te verwerven als het niet gepaard gaat met een democratisering van het politiek bestuur van de maatschappij, met de herpolitisering van de publieke opinie aan de hand van middelen om op een creatieve manier nieuwe  vormen uit te werken voor een socialistische/communistische toekomst.
Instemmen met de principes die de westerse media en de China Bashers tot vervelens toe naar voor schuiven en wat wordt verdedigd door ‘dissidenten’, voorgesteld als authentieke ‘democraten’ – het meerpartijensysteem en verkiezingen – is niet het antwoord. Integendeel, de toepassing van deze principes zou in China leiden tot zelfvernietiging van het soevereine project en van de sociale hergeboorte, zoals sommige ervaringen vandaag bewijzen (in Rusland, in Oost-Europa, in de Arabische wereld). En dat is eigenlijk het doel, weliswaar gemaskeerd door een holle retoriek (Er is geen andere oplossing dan een meerpartijensysteem en verkiezingen). Maar het volstaat niet dit slechte recept enkel te vervangen door de rigide verdediging van het privilege van de ‘partij’, die zelf verstard is en verworden tot een instituut voor de rekrutering van de bestuursverantwoordelijken van het land. Er moeten nieuwe oplossingen gezocht worden.
De doelstellingen van de herpolitisering en de schepping van voorwaarden die gunstig zijn voor nieuwe antwoorden kunnen niet bereikt worden via ‘propaganda’-campagnes. Ze kunnen enkel gerealiseerd worden door sociale, politieke en ideologische strijd. Dat betekent dat men bij voorbaat de legitimiteit van deze strijd erkent, dat er een wetgeving tot stand komt die is gebaseerd op de collectieve rechten van organisatie, meningsuiting en initiatief. Het betekent dat de partij zelf aan deze strijd moet deelnemen. Anders gezegd: dat de partij de maoïstische formule van de massalijn moet heruitvinden. De herpolitisering heeft maar zin als de werkers erin slagen om geleidelijk de verantwoordelijkheid te veroveren over het bestuur van hun maatschappij op alle niveaus: het bestuur van de onderneming, de lokale gemeenschap, de natie. Zo’n programma sluit de erkenning van de rechten van het individu niet uit. Integendeel, het veronderstelt dat deze rechten worden geïnstitutionaliseerd. De uitvoering van de massalijn maakt het mogelijk nieuwe formules uit te vinden om de verkiezing van de verantwoordelijken te organiseren.
REFERENTIES
De Chinese weg en de landbouwkwestie
Karl Kautsky, The Agrarian Question, 1899.
Samir Amin, La Commune de Paris et la révolution des Taipings.
Samir Amin, The 1911 Revolution in a world historical perspective, A Comparison with the Meiji Restoration and the Revolutions of Mexico, Turkey and Egypt (gepubliceerd in het Chinees in 1990).
Samir Amin, Ending the crisis of capitalism or ending capitalism?, 2001, hoofdstuk 5 (The Agrarian Question). In het Frans: Sur la crise, sortir de la crise du capitalisme ou sortir du capitalisme en crise ?, 2009, hoofdstuk 5 (Agriculture paysanne…)
De hedendaagse mondialisering, de imperialistische uitdaging
Samir Amin, Memories of an independent Marxist, 2006, Chap. 7, Deployment and Erosion of the Bandung project.
Samir Amin, Initiatives from the South; in The law of Worldwide value; 2010; p. 121 en volgende (afdeling 4).
Samir Amin, L’impulsion du capitalism contemporain, 2012, Hoofsdtuk 2, Le Sud: émergence et lumperdeveloppement.
Samir Amin, Beyond US hegemony, 2006 (The project of the American ruling class; China, market socialism?; Russia, out of the tunnel?; India, a great power?; Multipolarity in the 20th century).
Samir Amin, Obsolescent Capitalism, 2003, hoofdstuk 5, the militarization of the new collective imperialism.
André Gunder Frank, Re-Orient
Yash Tandon, Ending Aid Dependence, with Bejamin W Mkapa (Fahamu Books, 2008).
De democratische uitdaging
Samir Amin, The democratic fraud, Monthly Review, oktober 2011.
Lin Chun, The Transformation of Chinese Socialism, 1996.
————————————————————–
Ik ben veel dank verschuldigd aan de debatten die in november-december 2012 in China werden georganiseerd door Lau Kin Chi (Linjang University, Hong Kong), in samenwerking met de South West University van Chongqing (Wen Tiejun), de Renmin- en de Xinhua-universiteit van Beijing (DaiJinhua, Wang Hui), de Chinese Academy of Social Sciences (CASS – Huang Ping), en aan de ontmoetingen met activistengroepen van de plattelandsbeweging in de provincies Shanxi, Shaanxi, Hubei, Hunan en Chongqing. Ik bedank hen van harte en hoop dat dit artikel nuttig zal zijn voor hun verdere discussies. Ook de lezing van de geschriften van Wen Tiejun en Wang Hui heeft mij erg geholpen.
(Samir Amin)
*Samir Amin is een marxistische econoom, zoon van een Egyptische vader en een Franse moeder. Hij was universiteitsprofessor, heeft ministeries van derdewereldlanden geadviseerd en is de auteur van meer dan 30 boeken, waaronder bekende titels als  , Unequal Development: An Essay on the Social Formations of Peripheral Capitalism, La déconnexion, Obsolescent Capitalism, Beyond US Hegemony: Assessing the Prospects for a Multipolar World, ‘Eurocentrism – Modernity, Religion and Democracy: A Critique of Eurocentrism and Culturalism’ , ‘Global History – a View from the South’. Enkele van deze werken schreef hij samen met  G. Arrighi, A. G. Frank en I. Wallerstein.
Zijn denken is verwant aan de wereld-systeemtheorie, een kritische stroming van de internationale betrekkingen, geïnspireerd door het marxisme. Hij heeft ook bijgedragen aan de Dependencia-theorie over de ongelijkwaardige politieke en economische relatie tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden. Dit is een centrum–periferiemodel, dat de nadruk legt op de historisch gegroeide omstandigheden die de structuur van de wereldeconomie hebben doen ontstaan. Hij publiceert vaak in Marxistische Studies http://www.marx.be/nl/content/archief
 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *