Momenteel genereren China’s 11 kerncentrales amper 1,1 % van ’s lands elektriciteit. Gezien de te sterke afhankelijkheid van steenkoolcentrales wil China tegen 2020 dat 5 % van de energie gedekt wordt door kernenergie en dit via 52 centrales, niettegenstaande eigen milieuproblemen. De internationale kerngiganten wedijveren er op het gebied van technologie en prijs.
Dertig jaar geleden werd kernenergie nauwelijks vermeld in Pekings meerjarenplannen. In 1987 zei de toenmalige premier Li Peng in een Amerikaans nucleair blad: “In China wordt kernenergie niet beschouwd als een primaire energiebron; het is hooguit bruikbaar op bepaalde plaatsen”. Twee jaar voordien werd met Russische hulp in Qinshan (provincie Zhejiang) de eerste kerncentrale geopend. In 1987 begon de bouw van de ‘Daya Bay’-kerncentrale nabij Hongkong. Weinigen hadden toen durven vermoeden dat China nu in het grootste bouwprogramma van kerncentrales zou stappen. Vorig jaar legde de zwakke kant bloot van het bevoorradingssysteem inzake energie. De erge winterstormen blokkeerden wegen en spoorwegen. Dus kwam ook de aanvoer van steenkool in het gedrang, want die is afhankelijk van transport op lange afstand vanuit het noorden. Voeg daarbij stijgende olieprijzen en de druk op China, dat voor drie vierden afhankelijk is van steenkool, om minder CO²-uitstoot te realiseren .
Momenteel bedraagt de totale capaciteit van de 11 bestaande kerncentrales 9,1 Gigawatt. Het bouwen van een kerncentrale in China kost 11 miljoen yuan per megawatt, drie maal zo veel als een typische centrale op basis van steenkool. De kost van uranium is echter laag en een kerncentrale kan het 60 jaar uithouden, het dubbele van een steenkoolcentrale. De kost van een kernreactor beloopt 450 miljard yuan en bij de te bouwen reactoren moet één vijfde bekostigd worden door eigen kapitaal en de rest door leningen.
In 2005 ontvouwde Peking zijn nucleaire strategie om tegen 2020 kernenergie te laten instaan voor 40 GW of 4 % van de elektriciteit. In maart van dit jaar zou dit bijgesteld zijn tot minstens 70 GW; officieel wordt gesproken van 5 % tegen 2020, maar dit blijkt gebaseerd op een groeivoet van 4,5 %, de helft van de huidige groei. Wereldwijd wordt 17 % van de energie geleverd door kerncentrales.
Feit is dat China nu het testterrein geworden is van nucleaire giganten als Westinghouse en Areva. China zelf probeert buitenlandse technologie te integreren met eigen know-how. Na Tsjernobyl opteerde China voor Franse technologie, omdat Amerika weigerde. In Daya Bay werd Franse technologie gecombineerd van Framatome, Alstom en Electricité de France. Bij de expansie van Qinshan in 2002 werden ‘Candu’-reactoren bijgebouwd naar Canadees concept. Deze gebruiken natuurlijk uranium, i.p.v. duur verrijkt uranium. Toch werden voor de grootste Chinese kernreactor van 2.120 MW, in Tianwan (Jiangsu), nog Russische reactoren geïmporteerd. Tegen 2005 waren alle internationale groten in de running voor de levering van technologie bij de bouw van de grote nucleaire projecten in Sanmen (provincie Zhejiang) en Haiyang (provincie Shandong) . Westinghouse won zowel Sanmen als Haiyang wegens lagere kosten en hogere overdracht van technologie, maar China liet concurrent Areva reactoren leveren voor de bouw in Yangjiang (Guangdong).
De toekomstige bouw van reactoren in gebieden die meer landinwaarts liggen, belooft nog aardig wat getouwtrek tussen de voorstanders van de diverse technologieën: Canadese, Franse, Russische en Amerikaanse.
Bron: SCMP, Wikipedia