‘Wat moeten wij met China? … Wat moet China met ons?’
Met die vragen voor ogen heeft Fokke Obbema, oud-chef economie en nu buitenlandredacteur van de Volkskrant, ‘een actueel boek over de verhouding tussen China en Europa’ willen schrijven. Want: ‘In de landen die ik bezocht trof ik zo’n boek tot mijn verbazing niet aan.’ Een boek dat je moet lezen dus? Voor een groot aantal lezers kan China en Europa. Waar twee werelden elkaar raken ongetwijfeld nieuwe informatie en een beter begrip bieden. Aantrekkelijk is het verder dat de auteur schrijft in het besef dat hij als journalist ook niet ontkomt aan ‘de beeldvorming. Of beter gezegd: vervorming, door toedoen van de media.’ De lezer krijgt een kijkje in de keuken van de berichtgeving over China en kan zich een beeld vormen van de redenen waarom die doorgaans zo eenzijdig negatief is. Het zelfinzicht zoals Obbema het noemt, stopt voor hem echter bij een specifiek belangrijk onderwerp. Deze recensie stond vorige maand op onze website. We halen ze weer naar voren omdat er deze week een belangrijk debat is met het boek als uitgangspunt. Zie home page.
Geschiedenis, media, mondialisering, politiek, normen en waarden
Drie delen bevat het boek, die elk zijn samengesteld uit een tiental reportage-achtige hoofdstukken. In deel 1 geeft de auteur aan hoe China en Europa elkaar zagen door de geschiedenis heen en hoe ze elkaar vandaag zien in de media. Het zijn pittige verhalen over vooroordelen, angsten, gebrek aan kennis, maar ook de eerste tere kiemen van een beter begrip die hier en daar opkomen. Deel 2 gaat over economische en sociale zaken. Obbema geeft voorzichtige en onderbouwde antwoorden op vragen over de ware omvang en kracht van de Chinese ontwikkeling, kenniseconomie, honger naar grondstoffen, concurrentie voor Europa in Afrika, de rol en de draagwijdte van sociale conflicten. Hij zet de lezer op een geloofwaardige manier aan het denken over de uitdagende stelling dat ‘De Chinezen komen niet’ wel eens een grotere bedreiging voor Europa zou kunnen worden dan ‘De Chinezen komen’. In deel 3 ‘Politiek, normen en waarden’ analyseert de auteur op zijn manier het Chinese systeem en de pogingen om nu ook de soft power te laten gelden. Obbema geeft zijn mening over het beleid van Europa en van de VS ten aanzien van China en maakt een inschatting van de risico’s op conflicten en de kansen op een samenwerking die voor alle partijen – en hun bevolking – gunstig kan uitpakken.
De methode Obbema
Fokke Obbema nodigt als bekwaam journalist zijn lezers uit bij de vele interviews die hij heeft afgenomen van mensen met verschillende achtergronden en van experts die volgens hem echt iets te zeggen hebben. Hij baseert zich op belangrijke publicaties en geeft in een aantal gevallen zijn eigen uitgesproken mening. Zijn methode bestaat er vaak in om van twee tegengestelde stromingen gedetailleerd de argumenten en de redenering weer te geven, er vervolgens feilloos enkele zwakke plekken uit te halen en dan soms zijn eigen keuze te maken. Obbema heeft de economieredactie van zijn krant geleid en vooral in deel twee hebben de lezers daar groot profijt van. Zelfs diegenen met weinig aanleg voor het vak economie zal hij met zorgvuldig uitgekozen cijfers en feitenmateriaal bij de les houden. De omvang, het belang en de kansen voor de toekomst van Europese zakelijke activiteiten in China en omgekeerd van de Chinese investeringen in Europa worden tot hun juiste proporties teruggebracht. Hij ziet het meest in een samenwerking rond kenniseconomie, onderzoek en ontwikkeling. Op die terreinen waarvan het belang voor China alleen maar toeneemt, heeft Europa veel te bieden. Obbema denkt niet dat China de VS als supermacht gauw zal overvleugelen, maar anderzijds hoeft het land niet noodzakelijk in de valkuil van de middeninkomens terecht te komen. Zowel Arvind Subramanian als Minxin Pei die daarover radicaal tegengestelde theorieën verkondigen krijgen kritiek: de ene omdat hij de, vooral politieke, problemen van China onderschat en de andere omdat hij niet genoeg rekening houdt met ‘de mankracht, het kapitaal en de werklust’ van het land en omdat de prestaties van de afgelopen 30 jaar de regering wel enig krediet geven. De auteur hecht veel geloof aan de goede bedoelingen en de juistheid van de aanbevelingen in het rapport China 2030 van de Wereldbank. Daarin staat dat er een andere rol van de staat moet komen en meer ruimte voor de particuliere sector en dat banken meer marktgericht en losser van de staat, onder onafhankelijk toezicht, moeten gaan werken. Ook de oproep om de ongelijkheid aan te pakken en een sociaal vangnet te creëren zou een verhulde aanval op staat en partij inhouden. Dat het Development Research Center, een studiegroep van de regering, zijn medewerking heeft gegeven en het rapport dus legitimeert, vindt Obbema een teken van zelfkritiek en een reden tot optimisme. Hij blijft echter vrezen dat het document in een lade verdwijnt en betreurt dat de rol van de partij niet ter discussie kan worden gesteld, wat volgens hem eigenlijk ‘ieder hervormingsdebat inperkt’.
Het hardnekkigste taboe
Hier bereiken we meteen de grens van Obbema’s kritische zelfinzicht betreffende de opvattingen die in het Westen en in zijn eigen denken gangbaar zijn. Een groot aantal thema’s bekijkt de auteur in China en Europa van twee kanten. Op die evenwichtige benadering moeten de ‘machthebbers’ van de CPC en de staat in zijn boek echter niet rekenen. Het vijanddenken is volgens hem een valkuil, maar blijkbaar niet als het de partij of de overheid betreft. Hier raadpleegt hij, zonder enige tegenspraak, maar één bron: The Party van McGregor, die met veel stelligheid en weinig bewijs beweert dat de partij uitsluitend op eigen macht uit is, dat de leiders een keiharde onderlinge persoonlijke strijd uitvechten en dat de politieke instellingen slechts ‘als façade’ dienen. What Does China Think? van Leonard kan bezwaarlijk als advocaat van de verdediging worden opgevoerd: dat gaat over adviseurs, niet over de functionarissen zelf en het intellectuele debat, dat Leonard in tegenstelling tot de meeste westerse publicisten tenminste onderkent, dient zelfs volgens deze auteur vooral om de legitimiteit van de partij te vergroten, en is dus ‘een meer geraffineerde vorm van dictatuur.’
Door zijn hele boek bewandelt Obbema netjes de gebaande wegen van de minachting en het wantrouwen voor de partij-staat. In de hoofdstukken over internet en Chinese media komen vooral bloggers, mediafiguren en wetenschappers aan het woord die in het internet kansen zien op een kat-en-muisspel met de censoren en de weldadige invloed van internet afmeten aan de hoeveelheid veroverde speelruimte … De regering ontwerpt een wet op de arbeidscontracten voor meer sociale harmonie en ‘ziet met lede ogen aan dat die wet wordt aangegrepen om betere werkomstandigheden af te dwingen’ … voor de kenniseconomie hebben de autoriteiten de vaardigheden van teruggekeerde studenten en emigranten nodig, maar voor hun nieuwe ideeën zijn ze benauwd … de partij wil een sterk gecontroleerd confucianisme en nationalisme gebruiken om het morele vacuüm te vullen … enz. Het cynisme over de partij zit zo diep dat Obbema het waarschijnlijk niet waarneemt bij zichzelf of bij anderen. Dat vele functionarissen van partij en regering misschien wel internet aanmoedigen, de economie laten groeien, de excessen op het vlak van milieu, ongelijkheid en onrecht willen bestrijden op basis van hun socialistische overtuiging en omdat ze oprecht ‘het volk willen dienen’ komt eenvoudig niet bij hem niet op.
Missie
Het boek China en Europa. Waar twee werelden elkaar raken dient op doeltreffende wijze de missie van de auteur: ‘Geen naïef vertrouwen, maar ook geen overgave aan vijanddenken. Kritisch en vasthoudend aan eigen waarden, maar niet achterdochtig … De eigen portemonnee is ook steeds minder gebaat bij het hanteren van vijandbeelden. Wanneer de autoriteiten en de publieke opinie die weten te mijden, kunnen uitwisselingen op microniveau doorgaan en hun werk doen. Langzaam maar zeker.’ Inderdaad een nobel streven, zij het niet vrij van enige koopmansgeest (‘de portemonnee’). Alleen blijft een beetje de wat nare indruk dat Obbema eigenlijk toch weer westers beschavingswerk bedoelt waarbij het ‘socialisme met Chinese kenmerken’ ofwel een gedateerde illusie is, ofwel een dringend te verwijderen obstakel.
Dirk Nimmegeers
China en Europa
Waar twee werelden elkaar raken
Fokke Obbema
Uitgegeven bij Atlas Contact
Isbn 978 90 470 0609 1
www.atlascontact.nl
aankondiging debat
actueel-nieuws/de-chinezen-komen-toch/