Vandaag wordt het jaarlijkse rapport gepresenteerd van de United Nations Development Program (UNDP).
De cijfers zijn gedateerd. Het rapport van dit jaar is gebaseerd op gegevens van 2007. De UNDP gaat streng wetenschappelijk tewerk. Uit de cijfers die het, weliswaar twee jaar nadat ze zijn binnengekomen, publiceert, valt veel af te leiden voor de richting die een land uitgaat.
Elk jaar zijn er in de statistieken van de UNDP weer argumenten te vinden voor de stelling dat China gestaag vooruitgaat.
Het meest in het oog springende cijfer is dat van de Human Development Index (HDI). Het is een middel voor de UNDP om de invloed van inkomen op welvaart in een getal uit te drukken. De HDI houdt daarbij rekening met levensverwachting, onderwijs (alfabetisering, aantal kinderen dat onderwijs geniet, bruto binnenlands product per hoofd in koopkracht uitgedrukt). Van de 182 landen waarover de HDI 2009 (over het jaar 2007) gegevens heeft, staat China nu op de 92e plaats, met een HDI van 0.772. Het hoort daardoor bij de groep met een middelhoge ontwikkeling. China is (alweer) gestegen in de rangschikking en als enige met 7 plaatsen.
Naast de HDI stelt de UNDP nog andere statistieken op die de cijfers van de algemene HDI aanvullen en in een bepaald kader plaatsen. Een van de statistieken gaat over gelijkheid van kansen voor mannen en vrouwen. Daarbij wordt de situatie, o.a. wat betreft levensverwachting en onderwijs, vergeleken met de HDI. Dit geeft dus een statistiek die weergeeft in welke mate een land de beschikbare middelen uitbuit om seksegelijkheid te realiseren. Ook hier scoort China weer opvallend goed: slechts 9 landen doen het beter op dit vlak.
Zie http://hdr.undp.org/en/mediacentre/