Er is aan de forumleden van het Manifesta-debat op 9 september gevraagd om meer ruimte te nemen en hun opvattingen beargumenteerd uiteen te zetten in een opiniestuk. De auteurs schrijven voor zichzelf en zijn zelf verantwoordelijk voor de inhoud. Ferre Wyckmans opent de reeks.
De economische relatie met China in het algemeen en de beoordeling van ‘de nieuwe zijderoutes’ in het bijzonder loopt in ons land – en in Europa – op minstens twee benen met zelfs af en toe nog wat krukken tussen.
Enerzijds wil iedereen meer dan een graantje meepikken van de enorme boom van de Chinese én Aziatische economie, met groeicijfers die naar Europese normen buitenaards lijken. En ook de gigantische consumentenmarkt die China, maar ook alle economieën langs de zijderoutes, te bieden heeft ontgaat de mercantiele westerse geest niet. Anderzijds zijn de spelregels van de markteconomie het ‘noodzakelijke’ carcan, want anders dreigt dumping, jobverlies, concurrentiële vervalsing enz… Alsof de vrije markt de garantie is voor jobbehoud, sociale rechtvaardigheid en eerlijke economische verhoudingen.
Enerzijds, anderzijds
Dat Chinese investeringen in ons land geen uitzondering zijn mag blijken uit een door De Tijd in maart 2017 opgestelde lijst van Belgische bedrijven, in diverse sectoren en niet zomaar wat in de marge.
- Volvo is in handen van de Geely-group
- Verzekeraar Ageas heeft Bank Ping An als hoofdaandeelhouder
- Delta Lloyd Bank en verzekeraar Fidea zijn in handen van Anbang
- De APM Terminal van Zeebrugge is voor 49 % in handen van China Shipping en Shangai International Port
- De Containerterminal Antwerp Gateway: een joint venture waarin de Chinese staatsrederij Cosco 20 % van de aandelen heeft
- De casino’s van Middelkerke en Blankenberge, maar ook Wijnegem Shopping Center en Waasland Shopping Center… stuk voor stuk voor meer dan 50 % in handen van China Investment Corporation.
- Luxe handtassenfabrikant Delvaux werd in 2011 overgenomen door Fung Brands
- En qua voetbal gaat het al lang niet meer over de befaamde gokchinees. KV Roeselare is in handen van de Chinese zakenman Hawken Xiu Li en zowel Moeskroen-Peruwelz als OH Leuven stonden op Chinese verlanglijstjes.
Investeringen in China en Chinese contacten en contracten worden gefaciliteerd door fiscale regeringsmaatregelen, denken we maar aan de notionele intrestaftrek. Maar er is ook een actieve aanwezigheidspolitiek ter plaatse. De drie regio’s hebben er permanente vertegenwoordigers, de federale overheid en menig federaal minister passeerde in China voor economische missies. En de Belgisch Chinese Kamer voor Koophandel is een actief instituut van en met bedrijven, niet alleen Belgische maar ook Chinese. Het heeft een quasi officieel geratificeerd federaal statuut en flink wat economische missies, inclusief deze met federale regeringsleden, gebruiken het als vehikel.
En is dit alles bedreigend?
Burgemeester De Wever – die als het communisten de les lezen geen koorknaap is – was reeds enkele malen in China, soms met wat meer aandacht dan weer wat in de luwte. Die verplaatsing, met gevolg, gebeurt niet vanuit toeristische overwegingen en niet om daar te gaan zeggen dat ze het in Antwerpen wel zonder de Chinezen kunnen. “Chinezen buiten” staat er niet op de flyers om de Antwerpse Haven te promoten. “Met alle Chinezen maar niet met den deze” zal ongetwijfeld een zeer gebezigde en gesmaakte quote van de Antwerpse Burgemeester geweest zijn, maar dan toch enkel in de besloten omgeving van de ontbijtsessie in het hotel in Shanghai.
Energie gerelateerd
En hoe zit het met energie gerelateerde aangelegenheden? Want daarover was niet zo lang geleden toch flink wat rumoer. Het feit dat China een staatsgeleide economie is, met de Chinese Communistische Partij als allesbepalende actor, wordt soms als dankbaar politiek argument aangehaald. Dat ondervond de Chinese State Grid in 2016 bij een geplande investering om in de netbeheerder Eandis 14 % in handen te krijgen. De staatsveiligheid had het over “een gevaar dat de strategische infrastructuur en knowhow van onze energiebedrijven” in Chinese handen zou komen. De discussie over het publiek houden of verwerven van sleutelsectoren als energie werd evenwel niet gevoerd. Het Chinadebat lijkt een hoog boerkini-gehalte te hebben, de omstandigheden maken of het ‘communistisch’ tegenargument wordt opgediept bij de debatten of niet. En toch wordt er ook dan genuanceerd, daarvan getuigt Bernard Dewit, voorzitter van de Belgisch-Chinese kamer van koophandel (BCECC) met zijn reactie op die staatsveilige strubbeling, die wat mercantiele finesse mist. Immers: “Het op de helling zetten van de instap van het Chinese staatsbedrijf State Grid in netbeheerder Eandis zou ‘een zeer slecht’ signaal sturen aan Chinese investeerders”.
In 2016 verkocht Windvision haar grootste onshore windenergiepark met 11 mega windturbines aan China General Nuclear teneinde middelen te verwerven voor nieuwe investeringen. Van veel politiek of persgerommel was daarbij weinig te merken.
Gespannen
Die gespannen verhouding rond zowat alles wat met China te maken heeft is wijdverspreid. De markteconomische regels waarmee de economische en handelsrelaties met China worden beoordeeld, liegen er niet om. De Europese Unie heeft een aantal criteria vastgelegd om als “markteconomie” te worden gewaarmerkt. Zolang niet aan deze criteria wordt voldaan hanteert Europa en de Commissie in het bijzonder haar antidumping- en antisubsidieonderzoek. Er geldt dan de bij protocol vastgelegde zgn. niet-standaardmethode van het artikel 15 van het WTO-akkoord toen China in 2001 toetrad tot die Wereldhandelsorganisatie. China is een zgn. niet-markteconomie en dan gelden bijzondere, strengere regels. Wat China betreft is conform het WTO-toetredingsakkoord deze restrictie sedert 11 december 2016 evenwel achterhaald.
Het Europees Parlement beoordeelde in maart 2016 dat toekenning van de status van markteconomie aan China onder de huidige omstandigheden “zeer nadelige gevolgen zou hebben voor de Europese industrie en de werkgelegenheid en knowhow in strategische economische sectoren van de EU”.
Markteconomie of geen markteconomie?
Europese instanties hanteren met veel overtuiging deze Niet Markt Economie-status om met name de Europese industriële poot te beschermen en behouden. Ook omdat deze maakindustrie impulsen en bestaansreden geeft aan onderzoek en ontwikkeling, de sectoren die meer dan de industrie zelf groei kunnen bieden. Voor deze redenering valt wel wat te zeggen, evenals voor de stelling dat KMO-sectoren (en zeg maar KMO-landen zoals België) in dat hele antidumpingspakket met eigen problemen te kampen hebben. Bijvoorbeeld om het respecteren van Europese regels juridisch af te kunnen dwingen.
Handelsliberalisering is een quasi blauwe leidraad van de EU, denken we maar aan de Europese inspanningen inzake TTIP en CETA en het ongebreidelde geloof in de positieve effecten ervan en het minimaliseren van mogelijk sociale randschade. Het toekennen van de markteconomische status, waartoe voor alle duidelijkheid ook China zich inspant, zal de spel- en beoordelingsregels in de mondiaal economische omgeving effectief beïnvloeden. Handelsbeschermingsinstrumenten (zoals vrijhandelsakkoorden) zullen effecten hebben, m.n. op de industrie én niet het minst de tewerkstelling.
Nattevingerwerk rond banen
De studies daarover en m.n. de arbeidsvernietigende gevolgen zijn veelvuldig, maar minstens niet eenduidig. In een rapport van het Europees Economisch Sociaal Comité van 14 juli 2016 worden diverse cijfers uit diverse studies geciteerd. Het Economic Policy Institute heeft het over 1,7 à 3,5 miljoen banen die gevaar lopen. Andere studies, beperkt tot de industrieën waarin antidumpingmaatregelen van kracht zijn hebben het over 0,5 – 0,9 miljoen tot 2,7 miljoen banen.
Kortom, het is voorlopig flink wat nattevingerwerk als de bedreigde jobs onderwerp van studiewerk zijn. Dat hoeft uiteraard geen geruststelling op zich te zijn. Temeer omdat er wel behoorlijk geografische verschillen kunnen zijn én sterk geconcentreerde effecten op zware industrie, denk maar aan de staalsector. De specificiteit van die sector leidt er per definitie toe dat jobverliesgevolgen dan meteen 1.000-en werknemers treffen.
Vakbonden
De internationale vakbondsfederaties, vakbonden tout court, hebben een eerder afwachtende houding t.a.v. de Chinese vakbonden. In 2007 werd het licht op groen gezet in het IVV om contacten te leggen met de Chinese vakbond (ACFTU – All China Federation of Trade Unions). Dit met oog op het “nagaan of er samenwerking mogelijk zou zijn”. Diplomatieke formuleringen en vooral voorwaardelijke bewoordingen zijn nooit ver weg in vakbondsteksten als het China betreft. Overigens was niet alleen het Poolse Solidarność en de Amerikaanse AFL-CIO maar ook de Nederlandse FNV toen tegen deze toenaderingspogingen.
Die terughoudendheid heeft veel te maken met de status van ‘niet onafhankelijke’ vakbond die de Chinese vakbond, nauw verweven met de Chinese Communistische Partij, heeft. Met de invulling naar onze normen van overleg en werknemersrechten dreigt overigens de balans niet steeds positief voor de Chinese bonden te zijn.
Migranten, stakingsrecht
Het probleem van de correcte (in omvang en tijd) betaling van de 270 miljoen inlandse migranten is een slepend gif dat blijkbaar moeilijk opgelost geraakt en waar de ACFTU het al dan niet noodgedwongen moet op afleggen. De ook in China recente roep voor een soepeler ontslagrecht zou enerzijds een ‘bindingsmiddel’ tussen vakbonden over de grenzen heen kunnen zijn, maar alleen indien blijkt dat deze bedreiging ook syndicale reactie of actie oproept. En de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat er in eerste instanties veel niet geweten is én ook veel onduidelijk blijft van de daadwerkelijke syndicale reacties. Het stakingsrecht, of het al dan niet gebrek eraan, is een steeds weerkerend lastig en onhelder item. De vraag zou kunnen gesteld worden of een mankerend recht op actievoeren niet eerder een stimulans tot ondersteuning en samenwerking zou moeten zijn van internationale vakbondsfederaties of nationale bonden met de Chinese vakbond in plaats van deze juist te vermijden.
Europees Vakverbond
Op Europees niveau heeft het EVV – Europees Vakverbond een nog omzichtiger houding.
Getuige daarvan de gezamenlijke verklaring van het EVV met Business Europe (de Europese werkgeversorganisatie) op 19 juli 2016 omtrent de markteconomische status van de Chinese economie. Een gezamenlijke verklaring op dit niveau is redelijk uitzonderlijk en het is dus zeer betekenisvol dat uitgerekend het onderwerp ‘China’ daartoe aanleiding geeft. Antidumpingmaatregelen vormen er de rode raad van… een syndicaal terechte bekommernis die we op Europees niveau zelden zo sterk mee verdedigd weten worden door de Europese werkgevers.
In een door het EVV in 2016 gepubliceerde rapport over “De Chinese investeringspolitiek en de gevolgen voor de werknemers” stelt de algemeen secretaris van het EVV, Luca Visentini… “zoals deze studie aantoont schrijft deze expansionistische politiek van China zich in een strategie op lange termijn”.
Samenwerken of niet ?
In alle internationale sectorfederaties is het tijdens congressen vaak eieren lopen als er een motie of resolutie inzake samenwerking met de Chinese vakbond ter tafel komt. Dat verklaart ook waarom in datzelfde EVV-rapport het volgende te lezen staat: “Een zeker aantal nationale organisaties aangesloten bij het EVV hebben gewerkt in China. Hun ervaringen, evenals deze van de Europese en mondiale vakbondsfederaties, deze van het Bureau voor de werknemers in de IAO (ACTRAV) en het IVV kunnen ons helpen om onze reflecties over deze thema’s te verdiepen”. Dit is ‘syndicalees’ voor het feit dat er verdeeldheid heerst in het EVV over de strategie van aanpak, we zijn in globo voorzichtig maar wat leden doen willen we niet tegenhouden.
Het ACV heeft reeds in 1989 de keuze gemaakt om op een actieve en kritische wijze on speaking terms te zijn met de AFCTU. Er kwamen meerdere uitwisselingsbezoeken ‘op hoog niveau’, de overtuiging heerst dat de economische gigant China ook enorme uitdagingen in werknemersrechten kent en dat alleen contacten daartoe kunnen bijdragen. De gesloten deur sluit contacten uit.
Win win, ook voor werknemers?
De weerstand in een aantal landen heeft overigens niet alleen te maken met die terechte principiële invulling over vrije vakbondswerking. Er is ook de vrees dat de dumpingpraktijken bv. in de Chinese staalsector, met een verder gigantisch overschot tot gevolg, de prijzen doen kelderen en finaal de westerse tewerkstelling een dreun zullen geven. Internationaal vakbondswerk, hoe belangrijk ook en hoe intens er door vakbondsleiders ook op ingezet wordt – de Belgische vakbonden hebben daarbij een meer dan symbolische rol, zeker op internationaal niveau – ondervindt vaak lokale weerstanden. Niet als het over de basisprincipes van werknemersrechten gaat, noch als het solidaire ontwikkelingsprojecten gaat. Wel als dumping leidt tot afbraak van lokale rechten of tewerkstelling en daar is overigens niets op tegen.
Win-win/praktijken blijken vaker een theoretisch concept dat flirt met de dagelijkse praktijk van winnaars en verliezers. En dat werknemers te vaak in de hoek zitten waar de klappen vallen, ook zonder Chinese bedreigingen, blijft niet zonder gevolg als er dus eindbeoordelingen moeten worden gemaakt.
De zijderoutes
Wordt het nieuwe zijderoute-project en traject een win-win aangelegenheid? Ik gebruik deze terminologie niet zomaar. Het is immers het adagium waarop China zijn BRI-politiek steunt. Wat goed is voor de Chinese economie zou ook goed zijn voor de lokale economie van de ondertussen 68 betrokken landen.
In de marge van de Chinees-Afrikaanse top begin september 2018 zei President Xi “het is een open en inclusief proces en het gaat niet over het opzetten van exclusieve banden of een China-club. De zijderoute is een economisch samenwerkingsinitiatief, geen geopolitieke of militaire alliantie”.
Open en inclusief
Die formulering bevat meteen de kern van de kritiek waaraan het Belt and Road Initiative onderhevig is. Een cruciaal deel van het programma betreft een netwerk van supersnelwegen dat China verbindt met 68 landen en 4,4 miljard mensen gespreid over Azië, Afrika, het Midden-Oosten en Europa en dat via gigantische infrastructuurprojecten. In diezelfde recente speech stelde Voorzitter Xi dat Peking meer dan 60 miljard dollar investeerde in landen langs de route, en dat het handelsvolume op 734 miljard dollar afklopte en dat er al 200.000 lokale jobs werden gecreëerd.
Als syndicalist heb ik geleerd om met enige omzichtigheid tegen cijfers aan te kijken, vooral als het gaat over investeringen of beleidsmaatregelen die rechtstreeks geleid hebben of zouden leiden naar extra tewerkstelling. U weet dat de regering Michel ondertussen ook meer dan 110.000 extra jobs op haar krediet van beleid heeft genoteerd. Maar laat de discussie hier nu even niet over de exactheid van deze cijfers gaan, ik heb immers geen enkel element dat de geloofwaardigheid van dat Chinees rapport zou onderuit halen.
Een niet te vergeten vraag
Ik ben niet in staat om de correctheid van alle gegevens die ik vind omtrent de effecten van deze investeringspolitiek te controleren. En zoals ik me ook bewust ben van het feit dat – zoals ik al eerder zei – alles wat China betreft een inkleuring krijgt die vaak ideologisch gekleurd is.
Ik waag me toch aan een beoordeling van een risico dat m.i. echt niet denkbeeldig is. Het gaat over de schuldeneconomie en de schuldenpolitiek die in de slipstream van de BRI ontstaat. In Maleisië zou een treinspoortraject wegens onvoldoende eigen middelen op de helling staan. In Nepal dreigt de bouw van twee hydro-elektrische dammen onbetaalbaar te worden en in Laos zou een spoorwegproject ter waarde van de helft van het bnp van het land om die reden moeten worden afgevoerd…. tenzij er hier een schuldenfinanciering van China soelaas biedt. Deze subsidiepolitiek leidt in deze orde tot een economische (politieke? militaire?) afhankelijkheid waarbij de term economische kolonisatie niet ver weg is. Hoe wordt deze val vermeden: dat lijkt me om velerlei redenen een niet te vergeten vraag.
Laatkomer China
De 60 miljard dollar investering die in september aan Afrikaanse landen werd beloofd én vooral ook de bijhorende schuldkwijtschelding legt een structureel pijnpunt bloot. Overigens zijn er in zowel Azië als Afrika voldoende voorgaand opgebouwde tekorten en schulden die los staan van het Chinese BRI-project. Of zoals de vicevoorzitter van de Nationale Ontwikkelings- en Hervormingscommissie het zei “China is als het gaat over kredietfinancier eerder een laatkomer”.
Open oog en oor
Tot slot, de handelsspanningen die hiermee worden opgeroepen geven op hun beurt aanleiding tot een reeks van tariefverdragen en-maatregelen waarbij de Verenigde Staten zich als commander in chief gedragen en Australië en Japan zich niet onbetuigd laten. Bedreigingen en quota en andere maatregelen vliegen over en weer. Een economisch koude oorlog, het laatste waarop werknemers waar ook ter wereld zitten te wachten. Met open oog en oor de relatie met China aanpakken, het lijkt me de enige weg.