Vorige week verscheen in De Morgen een uitdagend opiniestuk van Jonathan Holslag onder de titel “China houdt Europa spiegel voor “. Het stuk zorgde dermate voor beroering dat twee ministers zich geroepen voelden erop te antwoorden. Onze medewerker Dirk Nimmegeers reageerde op zijn beurt op de ministers, doch zijn reactie werd door De Morgen niet opgenomen. We geven hierbij de drie teksten.
1. Opiniestuk “China houdt Europa spiegel voor”
Jonathan Holslag is expert internationale relaties en verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel. “Zelfs vandaag nog lijkt het alsof Europa meent dat het China een lesje moet leren in economische ontwikkeling en politieke hervorming”, stelt Holslag. “Het wordt echter steeds duidelijker dat de rollen omgekeerd zijn.”
Terwijl het Chinese regeringsvliegtuig traag afdaalde door het grijze wolkenpak boven Brussel, moet de Chinese vicepresident Xi Jinping zich vast hebben afgevraagd waarom hij hier zijn tijd komt verdoen. Geen olievoorraden. Geen reserves minerale ertsen. Geen strategisch overleg over economische stabiliteit en evenmin een partner om heikele kwesties zoals Iran of Noord-Korea mee te bespreken. Zelfs geen Europese topontmoeting. Dus wat was de idee van deze trip? Juist, een museumbezoek. Tiens, blijkbaar willen de Belgen ook een handel opzetten in diamant en ze hebben ook een haven. Welke naam moet ik daar onthouden? H-e-r-m-a-n V-a-n R-o-m-p-u-y, de president van België. Dit is hun nationale luchthaven? Die kan vast een goede Chinese aannemer gebruiken.
Moet je die wegen zien, we leggen er op dit moment betere aan in Congo. Hoeveel ministers hebben ze hier om de zaak te runnen? Zestig, is dat dan het fameuze geheim van “goed bestuur” in Europa? Hopen maar dat de keuken hier in orde is.
Een dikke eeuw geleden gingen de Chinezen nog vanzelf op de knieën voor Belgische investeerders die uit waren op de natuurlijke rijkdommen of tegen flinke winsten infrastructuur uit de grond wilden stampen. Zelfs vandaag nog lijkt het alsof Europa meent China een lesje te moeten leren in economische ontwikkeling en politieke hervorming. Het wordt echter steeds duidelijker dat de rollen omgekeerd zijn. Europa is afgegleden in een dramatische perceptiecascade.
Internationale concurrentie
Terwijl de Chinezen aanvankelijk nog de verwachting koesterden dat Europa zich zou positioneren als een centrale speler op het wereldtoneel, blijken zij vandaag nog niet eens de moeite te doen om de Europese Unie te consulteren over belangrijke materie zoals nucleaire proliferatie, de stabiliteit in Afrika of de hervorming van internationale instellingen. Er bestaan diverse officiële dialogen tussen Europa en China, maar het ontbreekt aan inhoud en consensus. De reden daarvoor is niet dat de Volksrepubliek een strategisch partnerschap niet ziet zitten, maar dat Europa zelf niet in staat is een betekenisvolle rol te spelen.
Dan maar mikken op economische samenwerking, meende Brussel. De Europese Unie is de belangrijkste exportmarkt voor China, alsook de belangrijkste bron van technologische expertise. Ook hier slaagt Europa er niet in om potentieel gewicht om te zetten in effectieve invloed. De 27 lidstaten proberen elkaar vliegen af te vangen en zelf zoveel mogelijk te profiteren van de Chinese groei. Terwijl de Europese Commissie de bevoegdheid heeft over handel in goederen, weigeren de 27 aan hetzelfde eind te trekken in onderhandelingen over een nieuwe economische samenwerking met China. De hoofdsteden houden vast aan hun exclusieve bevoegdheden inzake wetenschappelijk onderzoek en investeringen, waardoor Peking zowat een vrijgeleide krijgt om hen tegen elkaar uit te spelen. Europa wordt dus amper beschouwd als één economisch blok, maar nog belangrijker is dat China zich vragen stelt bij de toekomstperspectieven van de Europese economie.
Chinese experts en functionarissen klagen aan dat de EU niet in staat is om de economische crisis aan te pakken en dat ze nalaat te investeren in innovatie. De kenniseconomie komt nauwelijks van de grond doordat kortzichtige politici vasthouden aan werkzekerheid op korte termijn. Als gevolg van het uitblijven van ingrijpende economische hervormingen gaan de Chinezen er steeds meer vanuit dat Europa op termijn geen andere keuze zal hebben dan zich af te schermen van internationale concurrentie.
U meent wellicht dat Europa evenwel een belangrijk voorbeeld blijft inzake sociaal beleid en duurzame ontwikkeling. Onderzoek dat in voorbereiding is bij de Chinese Academie voor Sociale Wetenschappen (CASS) toont echter aan dat Europa onder beleidsmakers steeds minder gewaardeerd wordt voor deze beleidsdomeinen. Een belangrijke verklaring daarvoor is dat steeds meer Chinezen Europa bezoeken en de idealen met de realiteit kunnen vergelijken. Velen onder hen zijn, de Europese kritiek of het Chinese Tibetbeleid indachtig, onthutst over de etnische segregatie en de grootstedelijke verloedering. Experts stellen zich ook de vraag of het Europese sociale model houdbaar is als de economie blijft sputteren. Ding Chun, een gerenommeerde professor uit Shanghai merkte onlangs op dat de cultuur van sociale zekerheid een rem zet op de sociale mobiliteit die nodig is om te hervormen. Meer nog, de welzijnsbeschaving verhindert de Europese bevolking om in te zien dat de bronnen van de welvaart droog staan.
Machtsspel
Voor de Chinezen heeft Europa niet alleen mooie musea, het is op weg om zelf een museum te worden. Europa lijkt dus te worden uitgerangeerd als politieke, economische en normatieve speler, nog voor het machtsspel om de herverkaveling van de internationale order goed en wel begonnen is. Dat wil niet zeggen dat de nieuwe grootmachten zoals China geen interne problemen te wachten staan. Integendeel, China zelf zal uit een ander vaatje moeten gaan tappen, wil het zijn transitie op de rails houden. De economische drijfveren van het Chinese succes zijn onbetrouwbaar en de politieke modernisering slabakt. Het is echter deze onzekerheid die de nieuwe grootmachten zal dwingen om hun belangen zeer daadkrachtig te verdedigen en Europa zou moeten aanzetten om zelf beter te presteren.
2. Reactie van de ministers Lieten en Smet: “Vlaamse China-idolatrie is ongegrond “
Sp.a-ministers Ingrid Lieten, viceminister-president en Vlaams minister van Innovatie, en Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, verdedigen Vlaams onderwijs- en innovatiebeleid.
Volgens Jonathan Holslags analyse is de democratisering van ons onderwijs een maat voor niets geweest, want het heeft de waarde van het diploma doen afnemen. U mag het ons niet kwalijk nemen dat we menen dat aan die uitlating een elitair luchtje hangt
België is onvoldoende gewapend om de technologische concurrentieslag met landen binnen en buiten de EU aan te gaan. De huidige politieke generatie heeft zonder meer nagelaten om cruciale economische groeikansen van de komende generaties landgenoten gaaf te houden. In een opmerkelijke opiniebijdrage haalde VUB-onderzoeker Jonathan Holslag vorige week scherp uit naar ’s lands hogeronderwijsbeleid en het beleid onderzoek- en ontwikkeling. Ingrid Lieten en Pascal Smet reageren.
Ons land doet het niet goed op het gebied van innovatie en de kenniseconomie. Zo stelde althans Jonathan Holslag in een opiniestuk in De Morgen. De verdienste van Holslags analyse is dat hij ons bij de les houdt. Maar de VUB-expert vertroebelt het debat meteen door een aantal cijfers te citeren die niet of niet helemaal correct zijn.
Bovendien lijkt Holslag te suggereren dat we de innovatieve kracht van Vlaanderen kunnen verhogen door de Chinese of de ruimere Aziatische aanpak te kopiëren. En daar slaat hij de bal helemaal mis. Tot slot lijkt Holslag innovatie gelijk te stellen met technologische vernieuwing, wat ons wat kort door de bocht lijkt te gaan.
België investeert 1,8 procent van haar bruto binnenlands product in innovatie, waar Europa een investeringsnorm van 3 procent hanteert, zegt Holslag. Dat klopt. Maar Vlaanderen doet het heel wat beter dan het federale België met 2,03 procent. Daarmee stijgen we uit boven het Euro 27-gemiddelde van 1,77 procent en overklassen we buurlanden als Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Dat het aantal uitgereikte octrooien dramatisch zou gedaald zijn tussen 2002 en 2007 klopt evenmin. De daling in de cijfers is het gevolg van een publicatievertraging en niet van een feitelijke daling van het aantal wetenschappelijke ontdekkingen. Ook de bewering dat het aantal doctoraalstudenten zou dalen, is op los zand gebaseerd. Er zijn immers internationaal geen betrouwbare vergelijkende data beschikbaar.
‘Aziatisch wonder’
Waar we het echter veel moeilijker mee hebben, is de idolatrie voor het Aziatische wonder dat uit het opiniestuk blijkt. De vergelijking tussen Europa en Azië, is jammer genoeg louter sloganesk, aangezien we te maken hebben met twee totaal verschillende sociaal-economische én politieke systemen. In een democratie moet innovatie een breed maatschappelijk draagvlak krijgen. De democratische methode om dat te doen, wijkt nogal sterk af van de manier waarop een land als China haar economische sprong kan realiseren. China ontwikkelt zich overigens in een meersporenbeleid waarbij een aantal regionale groeipolen alle middelen krijgt om zich te ontwikkelen, terwijl de overgrote meerderheid van de Chinezen in sterk achtergestelde gebieden leeft.
Wij streven in Europa echter naar een evenwichtige groei die verhindert dat er grote sociale ongelijkheden ontstaan. Het Aziatische voorbeeld leert ons ook dat de instroom in het hoger onderwijs – meer bepaald in technische richtingen – anders georganiseerd wordt dan in Europa. In Azië treden overheden, om het eufemistisch uit te drukken, veel dwingender op en ligt het hoger onderwijs in het verlengde van een allesverslindende marktlogica.
Ons onderwijs leidt niet uitsluitend naar de markt, maar dient ook algemeen maatschappelijke doelen en wenst daarmee ook het democratische model waar wij voor staan stevig te schragen. Daarom stoort het ons ook zo dat Holslag op een badinerende toon spreekt over al die studenten die zich inzetten in de menswetenschappen en zachtere niet-marktgedreven waarden wegveegt in de vergaarbak die hij “een veredeld Davidsfonds” noemt. Volgens Jonathan Holslags analyse is de democratisering van ons onderwijs bovendien een maat voor niets geweest, want het heeft de waarde van het diploma doen afnemen. U mag het ons niet kwalijk nemen dat we menen dat aan die uitlating een elitair luchtje hangt.
Wij beweren dat de democratisering van het hoger onderwijs nog lang niet voltooid is en dat we de komende jaren nog sterk moeten inzetten om de achterstelling van sommige jongeren weg te werken. Als we de zogenaamde war on brains willen winnen, zullen we elk potentieel talent moeten opsporen en maximaal kansen geven, en niet in een hoekje zitten huilen dat het exclusieve karakter van onze diploma’s verwatert.
Blijkbaar gaat Jonathan Holslag er ook van uit dat innovatie enkel door technisch opgeleiden kan gerealiseerd worden. Daarmee gaat hij voorbij aan al die innovatieve krachten, gevormd in de menswetenschappen, die zich vandaag in het bedrijfsleven en de overheid inzetten om vernieuwende processen en diensten uit te werken.
Vernieuwingsdrang
Een groeiend aantal bedrijven heeft begrepen dat die aanpak werkt én bovendien economische resultaten oplevert. Op vlak van overheidsinnovatie zijn er talloze voorbeelden te vinden van nieuwe methoden om inspraak te organiseren, ideeën te verzamelen en processen te verbeteren die het democratische gehalte van onze samenleving verhogen. Daar kunnen ze in Azië een puntje aan zuigen.
Ons innovatiebeleid moet zich in de toekomst richten op speerpuntvorming, de uitbouw van innovatie in domeinen waarin we sterk staan en waarin toekomstpotentieel zit. En we willen innovatie vooral niet beperkt zien tot technologische innovatie, maar het innovatietraject verruimen, zodat vernieuwing zich op alle maatschappelijke terreinen kan doorzetten. Wij hopen vanzelfsprekend op steun vanuit de academische wereld, maar hopen toch om op een meer gedocumenteerde en genuanceerde manier tot oplossingen te komen waar niet enkel onze economie wel bij vaart, maar elke vezel van onze samenleving
3. Reactie van Dirk Nimmegeers
In De Gedachte reageren de ministers Lieten en Smet op een stuk van Jonathan Holslag. Zijn bewondering voor China vinden ze ongegrond.
Volgens hen “krijgen in China regionale groeipolen alle middelen … om zich te ontwikkelen, terwijl de overgrote meerderheid van de Chinezen in sterk achtergestelde gebieden leeft.”
De hervormingen zijn in 1978 inderdaad begonnen in speciale zones en met een ontwikkeling van de kustgebieden: zo gaat industrialisering en ontwikkeling meestal, beginnen daar waar al rudimentaire middelen en handelscontacten met het buitenland aanwezig zijn. Intussen is de campagne om ook het westen van China te ontwikkelen al meer dan 10 jaar bezig. Miljarden worden jaarlijks geïnvesteerd in infrastructuur, onderwijs en projecten om binnen- en buitenlandse bedrijven te lokken. De groei in gebieden zoals Xinjiang en Tibet is naar verhouding nog groter en verloopt er nog sneller dan in de rest van China.
De ministers zeggen “wij streven in Europa …naar een evenwichtige groei die verhindert dat er grote sociale ongelijkheden ontstaan”. En toch zijn er in Europa grote verschillen tussen de bevolkingsgroepen qua inkomen, gezondheid en onderwijs, nadat de regio zich meer dan honderd jaar economisch heeft kunnen ontwikkelen en profiteren van (neo)koloniale handelsverhoudingen. Dat is een heel andere basis dan die waarvan China in 1949 is vertrokken. Juist onevenwichtige groei is de Europese realiteit, ook wat betreft de verschillende regio’s. En daar zijn Lieten en Smet blijkbaar trots op, want “Vlaanderen doet het heel wat beter dan het federale België … we overklassen buurlanden als Nederland …”
De Chinese regering is wel doordrongen van het besef dat sociale en regionale verschillen vandaag in de Volksrepubliek te groot zijn geworden, omdat er teveel nadruk is gelegd op economische groei ten koste van sociale overwegingen. Ze doet er alles aan, niet om regio’s tegen elkaar te laten concurreren maar om ze te laten samenwerken. Programma’s om bijvoorbeeld de kloof tussen stad en platteland te dichten en om de interne migranten een beter bestaan te bieden staan hoog op de politieke agenda.
Ten slotte lijken de Vlaamse ministers niet te weten dat uitgerekend in China “innovatie een breed maatschappelijk draagvlak” heeft en dat er in de Volksrepubliek wel degelijk met man en macht gezocht wordt naar en geëxperimenteerd met “nieuwe methoden om inspraak te organiseren, ideeën te verzamelen en processen te verbeteren”. De hervormingen vanaf 1978 zijn er gekomen in het belang en in zekere zin op verzoek van de basis. De modernisering van China wordt door de bevolking omarmd en is een van de redenen waarom de communistische partij en de regering vertrouwen en steun genieten.
Uitgerekend de op “wetenschappelijke basis gestoelde ontwikkeling” waar Hun Jintao en Wen Jiabao naar verwijzen, is hun praktijk om zich bij het beleid te laten adviseren door deskundigen en wetenschappelijke onderzoekers. Verder wordt via internet over nieuwe wetten en regelingen tegenwoordig standaard een inspraakronde van het grote publiek georganiseerd.
Lieten en Smet bedanken Jonathan Holslag terecht voor het feit dat hij hen bij de les wil houden: blijkbaar hebben ze de laatste jaren vaak gespijbeld, zeker bij het opdoen van actuele informatie over China. Wat dat betreft nog een goede tip: www.chinasquare.be, een Nederlandstalige website voor een evenwichtig en ander beeld van China waarbij de bronnen uit dat land zelf ook ernstig worden genomen.
D. Nimmegeers
China Vandaag en www.chinasquare.be
Mevrouw Lieten haalt al haar kennis over China blijkbaar uit ‘Kuifje in Tibet’. Meer kan je evenwel niet verwachten van iemand die democratie verwart met ‘geef mij eerst het postje en dan wil ik misschien bij de volgende verkiezingen op een stemlijst staan’.
Er zijn teveel mensen die een mening over China hebben (remember onze minister van sport Anciaux) zonder ooit eens in China geweest te zijn en daar met de lokale bevolking gesproken te hebben.
Peter Vanoverbeke