De industriële productie van China is even hoog als die van de negen volgende landen samen. De traditioneel grootste economieën, de G7, zijn voor hun industriële productie meer afhankelijk van China dan omgekeerd. Ontkoppeling van China zou moeilijk zijn.
Dit artikel is gebaseerd op een column voor het Centre for Economic Policy Research (CEPR). Deze is geschreven door professor Baldwin van de IMD Business School in Lausanne, een specialist in wereldwijde leveringsketens. Hij baseert zich op de meest recente data van de OESO, de club van de meest ontwikkelde kapitalistische landen. Voor China zijn die data beschikbaar vanaf 1995.
Een industriële reus opgebouwd in recordtempo
China nam in 2020 met 19% van de wereldbevolking 35% van de bruto industriële productie in de wereld voor zijn rekening. Dat is meer dan de acht volgende landen en de – de facto autonome – Chinese regio Taiwan samen. De VS volgde met 12%, Japan met 6%, Duitsland met 4%, India en Zuid-Korea met 3%, Verder raken Italië, Frankrijk en Taiwan als enigen nog boven 2%. Het VK en Canada, allebei lid van de G7, vallen onder die drempel.
Wanneer men niet de brutoproductie in rekening neemt maar de toegevoegde waarde (brutowaarde minus waarde van ingevoerde inputs), dan leidt China nog steeds met 31%. De VS stijgt tot 16%. en het VK raakt net over de 2% drempel.
De VS stond onafgebroken aan de top als industriële natie sinds vlak vóór de eerste wereldoorlog. Ze hadden bijna een eeuw nodig om het VK voorbij te steken. De industriële opkomst van China gebeurde ongezien snel, in een kleine 20 jaar. Dit land overtrof pas in de vroege jaren ’90 Canada, Italië, het VK en Frankrijk, en sprong over Duitsland in 1998; het stak Japan voorbij in 2005 en de VS in 2008.
Uitvoer groeit snel maar binnenlandse consumptie nog sneller
De Chinese uitvoer van industriële goederen groeide eveneens snel, maar minder sensationeel dan de productie. In 1995 bedroeg het Chinese aandeel in de werelduitvoer 3%, vandaag 20%, ongeveer evenveel als het aandeel in de wereldbevolking. De gezamenlijke uitvoer van de tien grootste achtervolgers daalde van 58% naar 35%. Alle landen van de G7 zagen hun uitvoer in percent van de wereld dalen tot minder dan 10%. Duitsland eindigt tweede na China met 9%.
In 2004 werd 18% van de Chinese productie uitgevoerd, in 2020 nog slechts 13%, niet veel meer dan het aandeel van 11% in 1995. Dat is te verklaren door de zeer sterke stijging van de binnenlandse consumptie.
In de eerste periode nam de uitvoer sneller toe dan de productie, in de tweede termijn was het net omgekeerd omdat de productie meer naar (de consumptie van) de meer welvarende Chinezen ging. Dat de opkomst van China enkel afhangt van zijn uitvoerproductie door onderbetaalde Chinezen is een mythe.
China en VS: asymmetrische afhankelijkheid van de leverketens
Tot 2002 bleek China voor zijn industriële productie meer af te hangen van inputs uit de VS (ongeveer 1%) dan omgekeerd. Vandaag komen 3% van alle industriële inputs in de VS uit China, in China minder dan 1% uit de VS. Concreet: de industriële productie in de VS hangt drie keer meer af van Chinese inputs dan de Chinese productie afhangt van Amerikaanse.
Wanneer men kijkt naar de uitvoerzijde is het beeld verschillend. Welk deel van de halffabricaten die een land vervaardigt wordt uitgevoerd en niet ter plaatse verder verwerkt? Rond 2006 voerde China 2% van zijn halffabricaten uit naar de VS, tien keer meer dan in de omgekeerde richting. Sindsdien is de Chinese afhankelijkheid van die uitvoer gedaald tot ongeveer 0,5% en die van de VS gestegen tot 0,3%, China blijft nog het meest kwetsbaar van de twee.
De Amerikaanse (en andere G7-landen?) industriële leverketens kunnen dus meer getroffen worden door verstoringen in de invoer van Chinese halffabricaten dan omgekeerd. Maar China kan meer worden geraakt door het verlammen van zijn uitvoer van halffabricaten naar de VS dan vice versa. De conclusie is dat ontkoppeling negatief is voor beide, voor de VS eerder door tekort aan ingevoerde inputs, voor China eerder door wegvallende uitvoer van halffabricaten.
Is de handelsbalans een probleem?
Zowel in de VS als in de EU wordt geklaagd over het handelstekort met China. Ook hier is nuance nodig.
China heeft globaal een groot handelsoverschot voor industriële goederen. Maar dat is slechts één kant van de medaille. Het heeft een groot handelstekort voor landbouwproducten, grondstoffen, brandstof en diensten (zoals toerisme). Zowel de overschotten als de tekorten zijn de voorbije 20 jaar snel toegenomen. Maar wat met het uiteindelijk saldo? Dat steeg vanaf 2004 waardoor China belangrijke deviezenreserves kon opbouwen. Maar het begon vanaf 2009 opnieuw te dalen en werd zelfs negatief in 2018-19, vooral door het toenemend tekort in de dienstensector.
Welke soort industriële productie?
Tot 2005 was China een typisch land waarnaar multinationals hun eenvoudige productie verplaatsten. Onderdelen werden ingevoerd en ter plaatse geassembleerd. Het had daardoor een handelstekort voor grondstoffen en halffabricaten en een overschot aan uitvoer van eindproducten.
Vanaf 2005 werd China een zelfstandige industriële macht: er was een handelsoverschot zowel voor halffabricaten als voor eindproducten.
Toch bleef ook de assemblage voor multinationals belangrijk: zowel de invoer als de uitvoer van halffabricaten bleef tot nu toe stijgen.
In 1995 was China een uitvoerder van relatief eenvoudige arbeidsintensieve producten. Textiel stond toen op nummer één in de uitvoer met meer dan een derde van het totaal.
In 2020 is China uitvoerder van gesofisticeerde producten, zoals elektronica, producten van de metaalindustrie, chemische en farmaceutische producten. Elektronica is nu de belangrijkste uitvoercategorie, met meer dan een derde van het totaal. Textiel is teruggevallen op een achtste.
Wat kan men besluiten?
Er is in de wereld slechts één reus op het gebied van industriële productie.
Door de omvang en diversiteit van zijn industrie kan China vandaag een concurrentieel voordeel halen in zowat elke sector, met uitzondering van de meest gesofisticeerde waar de G7l-anden nog een technologische voorsprong hebben.
Wat met de ontkoppeling waarvoor sommigen pleiten? Dat wordt een moeilijke zaak, want alle grote economieën hangen voor hun industriële inputs af van China.
Bron: https://cepr.org/voxeu/columns/china-worlds-sole-manufacturing-superpower-line-sketch-rise