China schaaft harde kanten van de marktwerking bij

Chinese bedrijven die niet bijdragen tot het algemeen welzijn zullen steeds meer te maken krijgen met overheidsregulering.

Xi Jinping heeft het altijd als een onderdeel van zijn missie gezien om de inkomensongelijkheid en de corruptie in China aan te pakken. In 2012 begon zijn anticorruptiecampagne. 2,9 miljoen ambtenaren werden al in verdenking gesteld en meer dan 1,7 miljoen werden vervolgd. Zodra dat probleem grotendeels was aangepakt, richtte de Chinese overheid het vizier op de techbedrijven. De Chinese economie heeft zich in sneltempo getransformeerd tot een digitale economie, waarbij vooral de grote digitale platformen zoals Alibaba een dominante rol begonnen te spelen. Dat leidde tot negatieve effecten zoals monopolies en oneerlijke concurrentie.

China zet dan wel hard in op big tech en digitalisering, maar tegelijkertijd mogen de tech reuzen niet een al te machtige positie innemen in de economie en maatschappij – en mogen ze zeker niet te veel macht krijgen over de overheid. Tegen die achtergrond is de Chinese overheid de jongste maanden met de spierballen gaan te rollen. Alibaba was het eerste en bekendste slachtoffer. In april kreeg het bedrijf een boete van 2,8 miljard dollar wegens het misbruiken van zijn monopolie. Tegelijkertijd werden 34 andere techbedrijven, waaronder alle dominante spelers zoals Tencent, Meituan, Didi and Baidu, op het matje geroepen om hun monopoliserende praktijken aan de kaak te stellen. In feite doet China wat de VS tot nu toe niet gelukt is: big tech reguleren.

Daarnaast zijn er bekommernissen over big data. China wil de controle over de data van zijn burgers behouden. Het wil niet dat buitenlandse bedrijven of overheden die in handen krijgen. Twee dagen na de beursintroductie van Didi (het Chinese Uber) in de VS kwam het bedrijf onder vuur te liggen omdat het de veiligheidsvoorschriften voor dataopslag niet naleefde.

Misbruiken

Maar er is meer aan de hand. Eigenlijk is China de harde kanten van de marktwerking aan het bijschaven. Veel Chinese bedrijven misbruiken regelmatig hun machtspositie, niet het minst tegenover hun eigen werknemers en klanten. De gewone Chinees heeft daar zijn buik van vol en de publieke opinie heeft zich de jongste jaren meer en meer gekeerd tegen big tech. De prestatiedruk op werknemers is hoog, en dat heeft negatieve effecten op de maatschappij in haar geheel. Daarnaast is China op vele vlakken een duur land om te wonen. De woningprijzen in Sjanghai en Peking zijn vergelijkbaar met die in Londen en New York, terwijl vele Chinezen enorme sommen uitgeven aan goed onderwijs en allerhande diensten die hun kinderen meer kansen geven in het leven. Bedrijven maken daar vaak misbruik van, wat ertoe leidt dat veel hoge-kwaliteitsdiensten voor de gewone Chinees bijna onbetaalbaar worden. Het verschil tussen arm en rijk wordt dus groter en de kansen en opportuniteiten gaan naar een beperkte klasse van mensen. De ‘Chinese Droom’ wordt dus ondergraven, en dat druist in tegen het mantra van de Chinese overheid.

Dat verklaart waarom recentelijk de ‘educational technology’-sector werd aangepakt. De overheid wil de druk op de studenten verlichten, naschools onderwijs beperken en het onderwijs weer meer egaliseren. Het grootste deel van de Chinese bevolking staat dus niet wantrouwig tegenover alles wat aan het gebeuren is. In tegenstelling zelfs: de meeste Chinezen vinden het een goede zaak dat sommige sectoren meer gereguleerd worden en zich aan strengere regels moeten houden.

Overheidsinterventie

De Chinese privésector aan de andere kant schreeuwt moord en brand, maar heeft weinig keuze. De langetermijnboodschap voor het Chinese bedrijfsleven en de investeerders is duidelijk. Sectoren die niet bijdragen aan het algemeen welzijn, niet van strategisch belang zijn of geen maatschappelijke functie vervullen, krijgen meer en meer af te rekenen met overheidsinterventie en regulering. Tegelijk wil China meer privékapitaal leiden naar strategisch belangrijke sectoren zoals halfgeleiders, biotechnologie en het ‘industriële internet’. De staat zal weer meer tussenkomen in de economie. De Chinese overheid wil ook meer en meer controle hebben over haar privébedrijven. Niet zozeer om terug te keren naar een volledig staatsgeleide economie, maar vooral om erop toe te zien dat de middelen terechtkomen in strategisch belangrijke sectoren en het algemeen welzijn dienen. China wijkt ideologisch eigenlijk weinig af van waar het altijd voor gestaan heeft. Het is gewoon een nieuwe vorm van interactie tussen de staat en de privésector, die – in theorie dan toch – het land als geheel ten goede zou moeten komen.  

Deze ‘Opinie’ van Sven Agten verscheen oorspronkelijk op 30 augustus in De Tijd.  Sven Agten woont en werkt sinds 2004 in China. In Sjanghai is hij president Asia-Pacific van de Duitse multinational Rheinzink. Opinies op ChinaSquare.be geven enkel de standpunten van de auteur weer. De titel werd wat aangepast met goedkeuring van de auteur.

investeringen

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *