Analyse en opinie Marc Vandepitte
Het afgelopen weekend zat de Chinese leiding samen voor het derde Plenum. De verwachtingen waar hoog gespannen. Maar wat is er uit de bus gekomen? Zal China nog meer marktelementen invoeren? Wordt de scheiding tussen stedeling en plattelandsbewoner afgeschaft? … Tekst en uitleg door Marc Vandepitte
Dit is een Opiniestuk . Het geeft niet noodzakelijk de mening weer van Chinasquare.be. Dit soort artikelen moet wel voldoen aan de minimumeisen die Chinasquare.be aan bijdragen stelt. Omdat het plenum zo belangrijk is publiceerde chinasquare.be eerder al een artikel over de besluiten van het plenum en één over de commentaren van experts.
Het afgelopen weekend kwam de top van de Chinese communistische partij samen om zich te beraden over de koers van het land. Het ging om het derde Plenum van het Centraal Comité van de Communistische Partij van China. Het derde Plenum is traditioneel belangrijk omdat daar de lange termijnvisies voor de economie worden vastgelegd. In 1978 was het derde plenum de springplank voor de ingrijpende hervormingen onder Deng Xiaoping. Het derde plenum in 1993 kondigde de “socialistische markteconomie” aan en zette de deur open voor een belangrijke tweede golf van hervormingen, die o.a. zouden leiden tot het toetreden tot de Wereldhandelsorganisatie.
Verschillende agenda’s
De verwachtingen waren bijzonder hoog gespannen, vooral dan bij Westerse commentaren. China is op dit moment met kop en schouder de belangrijkste groeimarkt. De afgelopen vijf jaar was de Chinese economie goed voor 50% van de groei wereldwijd. Dat kan tellen. Maar om ten volle van die veelbelovende markt te kunnen profiteren, moet de Chinese economie open gegooid worden. Dat wil zeggen meer markt en minder staat. Het Westers verlanglijstje is gekend: overheidsbedrijven zoveel mogelijk privatiseren, afschaffen van de voordelen voor bestaande overheidsbedrijven, minder beperkingen voor buitenlandse investeringen, de intrestvoeten en de wisselkoersen vrij maken, de yuan vrij uitwisselbaar maken, afschaffen van het hukou-systeem (zie verder). Het hoeft dus niet te verwonderen dat Westerse commentatoren op voorhand hun wensen projecteerden op dit plenum.
Ook voor de Chinezen zijn hervormingen meer dan nodig, maar wel om heel andere redenen. De afgelopen twintig jaar was hun economisch model gebaseerd op productie voor de export, extensieve groei (uitbreiding van de productie door meer arbeiders in te zetten), veel investeringen en weinig consumptie. Dat model is bijzonder succesvol geweest. Sinds 1990 is het bnp verachtvoudigd.
Die ontwikkelingsfase loopt echter op zijn einde en het is tijd voor een nieuw model, meer gebaseerd op de interne markt, intensieve groei (hogere productiviteit), minder investeringen en meer consumptie. Te zien aan de commentaren vooraf lijkt het de Chinezen in elk geval menens. De nummer vier van de partij heeft “nooit geziene” hervormingen beloofd. Het persagentschap Xinhua had het over “een blauwdruk met diepgaande hervormingen”.
Naar grondige hervormingen?
Het was dan ook uitkijken naar het slotcommuniqué. Geoefende China watchers weten dat je in een dergelijke tekst niet direct baanbrekende besluiten of ingrijpende koerswijzigingen moet verwachten. Dergelijke documenten zijn traditioneel vaag en vertolken de prioriteiten van de politieke top, het zijn de lagere niveaus die deze algemene richtlijnen moeten omzetten in een concreet beleid.
Bovendien bevat het huidige communiqué tegenstrijdige signalen, men kan er dus vele kanten mee op. Toch suggereert de tekst dat er belangrijke wijzigingen op til zijn. Er komen namelijk twee nieuwe comités onder de rechtstreekse leiding van de partij. Een eerste zal toezien op de planning en uitvoering van de economische hervormingen. Een tweede zal toezien op de nationale veiligheid van het land, een beetje te vergelijken met de Nationale Veiligheidsraad in de VS. Deze comités zullen president Xi Jinping ongetwijfeld meer slagkracht geven en laten vermoeden dat de hervormingen van de komende jaren ingrijpender zullen zijn dan die van het afgelopen decennium.
Het slotcommuniqué bevat aanbevelingen op heel veel terreinen, teveel om op te noemen. Twee kwesties springen in het oog: de verhouding markt/staatstussenkomst en het hukou-systeem. We behandelen ze hieronder.
1. Markt versus staat
Het document pleit voor een grotere werking van de markt. De rol van de markt wordt nu “beslissend” genoemd daar waar hij in vroegere documenten een “basisrol” speelde. Het communiqué stelt dat er “moet gestreefd worden naar het weg werken van marktbelemmeringen”. Er moet sneller werk gemaakt worden van “de uitbouw van een modern marktsysteem, waarin bedrijven autonoom zaken kunnen doen, met eerlijke concurrentie, met vrije keuze van de consument, autonome consumptie, en vrije uitwisseling van consumptie- en productiegoederen”.
Dit lijkt een belangrijke accentverschuiving. Maar tezelfdertijd beklemtoont het document dat de staatseconomie moet versterkt worden: “We moeten de overheidsbedrijven standvastig consolideren en ontwikkelen. We moeten volharden in de dominante rol van het publiek eigendomssysteem en meer ruimte geven aan de leidende rol van de overheidsbedrijven. We moeten hun vitaliteit, controle en invloed onophoudelijk versterken.”
Ook de macro-economische controle moet verstevigd worden. “We moeten de systemen van macro-economisch management vervolledigen, bestuurlijke functies volledig en correct toepassen, de organisatie en structuren van de overheid optimaliseren, en het wetenschappelijke management verhogen.”
Tenslotte is er geen sprake van dat de partij zijn invloed en rol zal verminderen. Integendeel, het is de bedoeling om “de uitbouw van de partij te verbeteren, het democratische centralisme te versterken en het leiderschap van de partij te perfectioneren”.
Wat is het nu: meer markt of meer staat, meer ruimte voor de economie ten nadele van de politiek of juist omgekeerd? Het slotcommuniqué roept nog meer vragen op. Hoe valt meer markt te rijmen met het “eerlijker verdelen van de vruchten van de economische ontwikkeling” of met versterken van de armere provincies in het binnenland? Hoe valt dat te rijmen met het “stimuleren van sociale harmonie en stabiliteit”?
Juiste vraagstelling?
De hele kwestie is of de vraagstelling markt of staat, wel de juiste vraagstelling is. Staan markt en staat inderdaad lijnrecht tegenover elkaar, of liggen de verhoudingen – tenminste in China – ingewikkelder?
Planning wordt doorgaans geïdentificeerd met socialisme en markt met kapitalisme. Maar dat is een misvatting. De grootste en dus meest succesvolle kapitalistische bedrijven zijn strikt geplande economieën, waarvan de grootste de schaal van rijke landen als Finland of Denemarken overtreffen. Omgekeerd is markt niet hetzelfde als kapitalisme. De markt bestond al eeuwen voordat het kapitalisme zich kon vestigen.
Het kapitalisme heeft de markt wel volledig overgenomen en herkneed. Het werd een kapitalistische markt, gericht op het maximaal winstbejag van – na verloop van tijd mega – privébedrijven. Die markt is helemaal niet vrij, daarvoor zijn de machtsverhoudingen te verschillend en bovendien worden de spelregels à la carte, het is te zeggen in functie van de sterkste, opgelegd. Landen in het Noorden bvb. beschermen hun landbouwmarkten terwijl de landen in het Zuiden dat juist niet mogen. Grote multinationals omzeilen de marktwerking door gulle overheidssteun[1] of –bestellingen (militaire industrie), het niet of nauwelijks betalen van belastingen, enz.
Markt in dienst van wie?
In China laat men de markt ook spelen, maar dan in functie van de eigen ontwikkelingsdoelen en binnen een strak politiek kader. De markt wordt ingevoerd of geliquideerd naargelang dat gunstig is. Het concurrentiebeginsel wordt ingeschakeld – zelfs tussen overheidsbedrijven – om de efficiëntie te verhogen en het kaf van het koren te scheiden. Maar die concurrentie wordt met evenveel gemak weer opgeheven als het niet meer nodig of nuttig is, of als politieke of sociale doelstellingen dat vereisen.
Zo bijvoorbeeld werd het monopolie in de onrendabele luchtvaartindustrie opgeheven in 1999. Tien jaar later, eens de sector weer wat rendabeler was, werd het monopolie weer hersteld. Een ander voorbeeld is de prijs van petroleum. Uit economische en sociale overwegingen ligt die ver onder de wereldmarktprijs.[2] Dat kan omdat die sector, net zoals de meeste andere strategische sectoren, in handen is van de overheid.[3] Globaal genomen is de greep van de overheid op de economie de voorbije tien jaar verstevigd.
In China staat de markt in dienst van de overheid en niet omgekeerd zoals in het kapitalisme. Het land kan zich dat permitteren omwille van twee zaken. Ten eerste de schaal. De Chinese economie is groot en interessant genoeg om eisen te kunnen stellen aan de buitenlandse multinationals die er willen investeren: technologieoverdracht, verwerking van Chinees materiaal, minimale quota voor Chinees management, enz. En dat gebeurt met brio, tot grote ergernis van de CEO’s van die MNO’s.
Een tweede voorwaarde is de hegemonie van de communistische partij. Via allerhande zichtbare en minder zichtbare mechanismen houdt de CP een vrij grote greep op de Chinese economie.[4] De nieuwe, ontstane klassen van kapitalisten heeft economische macht, maar weinig of geen politieke zeggingschap. Een deel ervan werd opgenomen in de rangen van de CP, maar zij maken slechts een fractie uit van de meer dan 80 miljoen communisten.[5] Zolang hun invloed marginaal blijft kunnen de economische belangen van het land ondergeschikt blijven aan de politieke en sociale prioriteiten en kan China zijn tocht verder zetten in de richting van het socialisme.[6]
Corruptie
Het is in dat licht dat de strijd tegen de corruptie moet gezien worden. De combinatie van snelle kapitaalaccumulatie en de onaangepastheid van de instellingen, is een ideale voedingsbodem voor allerhande omkooppraktijken en onfrisse handeltjes.
Corruptie betekent in praktisch alle gevallen een verzelfstandiging van economische belangen (persoonlijke verrijking) t.a.v. van de politieke doelstellingen of prioriteiten. Corruptie ondergraaft m.a.w. de politieke controle op de economie. Als men die niet intoomt dan zal de communistische partij vroeg of laat overwoekerd worden door deze kapitalistische klasse. Ze zal dan ongetwijfeld afstevenen op een ‘perestrojka met Chinese karakteristieken’.
In die zin is de bestrijding van corruptie een kwestie van leven of dood. De huidige leiding heeft dit heel goed begrepen. Sinds Xi Jinping president werd heeft hij tegen die kwaal een grootschalige campagne gelanceerd. Tot in de hoogste echelons werden partijleden afgezet. De toekomst zal uitwijzen of die campagnes ver genoeg gaan en voldoende zullen zijn.
Historisch perspectief
Het slotcommiqué herhaalt het historisch perspectief waarin de verhouding tussen staat en markt moet bekeken worden. China is nog steeds een ontwikkelingsland,[7] d.w.z. dat “ontwikkeling nog steeds cruciaal is om alle problemen van ons land op te lossen”. Dat is de reden waarom het land zich “nog voor een lange tijd in de voorbereidende fase van het socialisme bevindt”. Daarom moet “de economische vooruitgang centraal gezet worden” en moeten “de productieverhoudingen aangepast worden aan de productiekrachten”.
In mensentaal: in de lange overgangsfase naar het socialisme moet China niet sneller willen lopen dan het kan gaan. In die fase is het nuttig en nodig om de dynamiserende effecten van de marktwerking te integreren in de economische ontwikkeling van het land. Dat is een belangrijke les die werd getrokken uit het debacle van de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1961) en de Culturele Revolutie (1966-1976). Daarom is volgens het slotcommuniqué “de kern van de zaak een correcte behandeling van de relatie tussen overheid en de markt, om ervoor te zorgen dat de markt een doorslaggevende functie heeft in de toewijzing van middelen en dat er meer ruimte komt voor de functie van de overheid.”
Het is dus niet staat of markt, maar staat en markt. Of zoals ze het zelf zeggen, ‘socialisme met Chinese karakteristieken’.
Op het tempo van de Chinezen
Na de lange omzwervingen hierboven zal de lezer zich wellicht afvragen wat er nu in de praktijk op dat vlak zal veranderen en of dat veel of weinig zal zijn. Zoals gezegd bestaat de grote uitdaging in de switch van extensieve groei, gebaseerd op export en investeringen, naar intensieve groei, gebaseerd op binnenlandse consumptie. Of dat betekent dat de verhouding tussen markt en staat drastisch zal worden omgegooid, kunnen we in elk geval uit het slotcommuniqué niet afleiden. Als er wijzigingen komen – en die zullen er ongetwijfeld zijn – dan zullen die in elk geval gradueel, voorzichtig en op het tempo van de Chinezen gebeuren, en niet op het tempo van het Westen.
2. Hukou
In China word je ofwel geboren (en dus ingeschreven) als ‘plattelandsbewoner’ of als ‘stedeling’, ongeacht welke baan je uitvoert. Een volwassen plattelandsbewoner krijgt een stuk land toegewezen en heeft recht op sociale zekerheid, gezondheidszorg en onderwijs voor zijn kinderen, maar enkel op de plaats waar hij of zij ingeschreven is. Verhuist hij naar een andere plek, dan verliest hij zijn lapje grond en de andere sociale voordelen.
Vermijden van plattelandsvlucht
Dit hukou-systeem werd eind de jaren vijftig ingevoerd om een plattelandsvlucht te voorkomen zoals die bijna overal in de Derde Wereld heeft plaatsgevonden. We spreken vandaag over een potentieel van 900 miljoen boeren, dat is meer dan de totale bevolking van zwart Afrika. Het hukou-systeem is omstreden, maar heeft wel zijn vruchten afgeworpen. In steden als Manilla, Mumbai, Lagos, Buenos Aires, … leven miljoenen en miljoenen mensen op elkaar gepakt in mensonwaardige omstandigheden. Van dergelijke bidonvilles is in China geen sprake. De Financial Times zegt hierover: ‘China heeft de slums, die een litteken vormen in zoveel steden van ontwikkelingslanden, weten te vermijden door een strikt systeem van verblijfsvergunningen, gekend als hukou. Dat maakt het voor mensen uit landelijke gebieden moeilijk om permanent naar de steden te verhuizen.’
Dat klinkt goed, maar de keerzijde is dat de ‘interne migranten’ zoals ze genoemd worden, op de plek waar ze werken, veel minder sociale voordelen hebben dan hun collega’s die er permanent verblijven. Ze kunnen geen huizen of wagens kopen, hebben geen recht op gezondheidszorg en kunnen hun kinderen er niet naar school sturen. Hoewel ze nog altijd een pak meer verdienen dan als ze ‘thuis’ waren gebleven, is hun loon veel slechter dan dat van hun stedelijke collega’s. Idem voor de werkomstandigheden. De werkonzekerheid is vaak groot en in veel gevallen is er sprake van regelrechte discriminatie.
Oorspronkelijk ging het vooral over seizoenarbeiders, voornamelijk singles, die gedurende enkele jaren in een stad gingen werken en nadien terugkeerden. Maar na verloop van tijd heeft een grote groep zich permanent beginnen vestigen. Op dit moment is het aantal interne migranten aangegroeid tot een reusachtige groep van 260 miljoen mensen. Dat is een vijfde van de totale bevolking, 30% van de boerenbevolking en 40% van alle Chinezen die in steden wonen. Het systeem heeft zijn dienst bewezen, maar is aan herziening toe omdat de sociale kosten te hoog oplopen en het systeem de overschakeling naar een ander economisch model tegenhoudt.
Aan herziening toe
Dat 40% van alle stadsbewoners over minder rechten beschikt en vaak als tweederangsburgers wordt behandeld leidt vroeg of laat tot serieuze spanningen en is op termijn in elk geval niet houdbaar. Maar er is meer, de Chinese overheid schat dat 58 miljoen kinderen ‘achterblijven’ op het platteland, omdat één of beide ouders in de stad werkt. Dat is één op vier van alle plattelandskinderen. Ook dit is allerminst bevorderlijk voor de “harmonieuze ontwikkeling” die de Chinese overheid op het oog heeft.
Voor een economisch model dat zich meer wil richten op de binnenlandse consumptie is het hukou-systeem in zijn huidige vorm een rem. Omwille van de onzekerheid sparen interne migranten meer dan stadsgenoten met een stedelijke hukou. Boeren kunnen hun gronden niet verkopen omdat ze er geen eigenaar van zijn. Ze hebben er enkel vruchtgebruik op. Indien zij hun grond wel konden verkopen, zou dat de consumptie een enorme boost geven. Bovendien werden in het verleden tientallen miljoenen boeren onteigend door lokale overheden en daarvoor veel te weinig uitbetaald. Op dit moment verdient een plattelandsbewoner driemaal minder dan een stedeling.
Een versoepeling van het systeem dringt zich op en daarvan is ook sprake in het slotcommuniqué: “We moeten (…) de boeren meer eigendomsrechten toekennen, streven naar een gelijkwaardige uitwisseling van stedelijke en landelijke productiemiddelen, naar een evenwichtige verdeling van de overheidsmiddelen, en naar gunstige systemen voor stadsontwikkeling.”
Geen big bang
Maar ook hier zal van een big bang geen sprake zijn. Een afschaffing van het hukou-systeem zou een versnelde trek naar de steden teweegbrengen en dus een nooit geziene plattelandsvlucht veroorzaken met catastrofale gevolgen. We mogen daarbij niet vergeten dat het om een bevolkingsgroep gaat die groter is dan het aantal Europeanen.
Het is te verwachten dat het systeem geleidelijk en gradueel zal uitdoven. Premier Li Keqiang: “Dit is een uiterst complex proces van economische en sociale verandering, dat een nieuwe beleidsaanpak vraagt, gericht op een evenwichtige ontwikkeling. Er zullen veel problemen zijn, maar het is wat we moeten bereiken om de kloof tussen stad en platteland te verkleinen.”
Er hebben de afgelopen jaren op dit terrein al heel wat experimenten plaatsgevonden. In sommige provincies wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen een stads- of plattelandshukou. In een aantal grote steden kunnen de interne migranten rekenen op gezondheidszorg en op lager en secundair onderwijs. In enkele regio’s kunnen boeren hun grond als hypotheek gebruiken om een lening aan te gaan. In bepaalde steden kunnen boeren hun huis verkopen aan stedelingen uit hetzelfde district. Enzovoort. Het zijn experimenten die de komende jaren zeker uitbreiding zullen kennen.
http://www.ft.com/intl/cms/s/0/5c38bbd0-46c7-11e3-9c1b-00144feabdc0.html#axzz2kGQpKOQV
Tot slot
Heel wat Westerse commentatoren zijn ontgoocheld over de uitkomst van dit derde plenum. Ze hadden er veel meer van verwacht.[8] In feite zegt dat meer over hun agenda en hun wensen dan over wat goed en nodig is voor China. De Chinezen hebben in het verleden altijd al hun eigen koers uitgestippeld en hebben zich van de adviezen en aanbevelingen uit het Westen – gelukkig[9] – niet al te veel aangetrokken. Dat zal in de toekomst zo blijven, tot spijt van wie het benijdt.
Financial Times, 22 augustus 2013, p. 9; http://www.ft.com/intl/cms/s/0/738da524-08f2-11e3-8b32-00144feabdc0.html#axzz2efkXFsZw.
http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_countries_by_GDP_(nominal)_per_capita; http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_countries_by_GDP_(PPP)_per_capita; http://hdr.undp.org/en/media/HDR_2013_EN_complete.pdf.
“De verwachtingen waren bijzonder hoog gespannen, vooral dan bij Westerse commentaren. ”
Niet alleen de westerse commentatoren als ik een van de volgende alinea’s in je artikel lees:
“Te zien aan de commentaren vooraf lijkt het de Chinezen in elk geval menens. De nummer vier van de partij heeft “nooit geziene” hervormingen beloofd. Het persagentschap Xinhua had het over “een blauwdruk met diepgaande hervormingen”.
“Die markt is helemaal niet vrij, daarvoor zijn de machtsverhoudingen te verschillend en bovendien worden de spelregels à la carte, het is te zeggen in functie van de sterkste, opgelegd. Landen in het Noorden bvb. beschermen hun landbouwmarkten terwijl de landen in het Zuiden dat juist niet mogen. ”
Heel correct, net zoals in China de boeren worden behandeld t.o.v. de stedelijke industriele gebieden.
“in functie van de sterkste” geldt nog des te meer waar het btreft de onontwikkelde landbouwer die absoluut geen verweer heeft tegen de gemeentelijke/provinciale partijbonzen
“Het land kan zich dat permitteren omwille van twee zaken.”
1.a. “In China staat de markt in dienst van de overheid” waarom denk je dat? Ik denk dat de chinese overheid in dienst staat van de markt
2.b.De CCP legt een warm laken (geen deken) over de maatschappij, maar vergeet niet dat vanwege de maatregelen van de CCP, creativiteit van het chinese volk is verstomd, en de laatste 65 jaar geen enkele nieuwe uitvinding heeft plaatsgevonden in het grootste land van de wereld
Huub
Mijn vraag, waar haal je dat van die 65 jaar vandaan? Het internationaal patentenbureau meldt dat in 2012 de meeste aanvragen en toekenningen uit China komen. China heeft een andere instelling dat het individualistische westen. Gelukkig maar. Het land produceerde 2000 jaar lang samen India 80% van alle producten in deze wereld.