Hoewel China inzake het gebruik van windenergie op enkele jaren opklom van de achtste naar de tweede plaats , worden in het buitenland nog vragen gesteld over de kwaliteit van de Chinese apparatuur, die één zesde goedkoper uitvalt dan de concurrentie, aldus een artikel uit de ‘South China Morning Post’.
Grote windmolens zijn nu gemeenplaats geworden in het land dat nu op de tweede plaats staat inzake schone energie. De laatste vier jaar verdubbelde de capaciteit van windenergie telkens, zodat China sedert 2005 wereldwijd opklom van de achtste plaats naar de tweede nu. Enkel de VS produceert meer. Gestimuleerd door overheidssteun verdubbelde gedurende de laatste drie jaar ook het aantal producenten van apparatuur tot 80. Deze voeren wel een stevig gevecht met de concurrentie over de kwaliteitsstandaarden. Het aandeel van de buitenlandse producenten als Vestas, Gamesa, Suzlon en GE op de Chinese markt daalde van 53 % in 2006 tot 11 % vorig jaar. Lokale spelers als Sinovel Wind, Xinjiang Goldwind Science & Technology en Dongfang Electric zagen daarentegen hun aandeel stijgen van 40 naar 60 %. De overige 29 % wordt verdeeld tussen kleinere binnenlandse spelers. Gezien er overproductie is in China wordt export een aantrekkelijke optie. Daar knelt echter het schoentje, enerzijds door de kwaliteit bij de Chinese productie en anderzijds door het protectionisme bij de doelgebieden. In 2006 was het zo dat de typhoon Saomai alle turbines van het windstation Cangnan in Zhejiang beschadigde en ook in Guangdong en Fujian zijn er analoge ervaringen. De windmolens in China zijn goedkoop, aldus vicevoorziter van de China Windenergievereniging Shi Pengfei, die stelt dat het 10 jaar kan duren vooraleer het land volledig bijgebeend is qua kwaliteit. Kenners verwachten dat China ook in andere landen productie-eenheden zal opzetten om het protectionisme te omzeilen. Xinjiang Goldwind plant zowel in de VS als in Australië een vestiging.
Adviseur Zhou Fengqi van de Nationale Ontwikkelings- en Hervormingscommissie beweert dat China vorig jaar 26 GW windenergiecapaciteit had en volgens de plannen moet dit tegen 2020 150 GW bedragen. Elke GW is voldoende om één miljoen huizen van energie te voorzien. Goldwind, Sinovel en Dongfang hadden vorig jaar een gezamenlijke productie van 8 GW; de overige 70 waren goed voor 4 GW. Op één jaar tijd is de prijs van windturbines per KW gevallen van 5400 naar 4600 yuan, aldus nog Fengqi. Hij gelooft dat de 3 Chinese groten kunnen meespelen internationaal. Hun kost is één zesde lager dan bij de anderen. Aangenomen wordt dat Chinezen binnen vijf jaar zullen leveren aan Europa, Australië en de VS. Bij Xinjiang Goldwind wordt gehoopt dat buitenlandse markten tegen 2012 zullen instaan voor 30 % van het verkoopscijfer tegenover 1 % nu. Om het scepticisme te overwinnen, kopen Chinese producenten buitenlandse licenties aan en werken ze ook met buitenlandse ingenieurs. Goldwind bijvoorbeeld kocht licenties van het Duitse Repower Systems en later Vensys Energy en het gebruikt onderdelen van het Finse The Switch. Sinovel gebruikt van zijn kant elektrische onderdelen van American Superconductor Corporation. Naar verluidt zou de Oost-Europese markt voor de Chinese firma’s gemakkelijker aan te boren zijn, omdat er minder protectionisme is en omdat ook de vraag naar lagere prijzen er hoger is dan in de westerse landen, aldus nog de SCMP.
China Daily brengt dan weer de toestand in de sector van de zonne-energie in China. Volgens vicevoorzitter Xie Xiaonan van Suntech Power zou door zijn firma dit jaar 1500 Mw geproduceerd worden, maar het bedrijf kan enkel aan 75 % van de bestellingen voldoen. China produceert 40 % van de zonnepanelen in de wereld, maar 90 % van de productie wordt geëxporteerd. De overheid heeft weliswaar twee steunprogramma’s lopen, maar de werkelijke invloed daarvan op de productie is eerder minimaal. De sector vraagt meer overheidssteun. Ze argumenteren dat één vijfde van de Chinese bebouwde oppervlakte geschikt is voor de plaatsing van de panelen. Dit zou 200.000 Mw kunnen opleveren, zo wordt geopperd. De Nationale Ontwikkelings- en Hervormingscommissie opteert echter voor een gecontroleerd tempo bij de ontwikkeling van de sector.