Vreemd dat Zhang Weiwei’s boek The China Wave, Rise of a Civilizational State, in ons taalgebied nauwelijks lezers heeft gevonden. Het is wat controversieel, maar dat kan geen reden zijn om er geen kennis van te nemen. Vandaar deze recensie, poging tot een inhaalbeweging.
Prof. Zhang Weiwei was in februari een surprise guest op het Madariaga-seminar ‘Het Derde Plenum, van Woorden naar Daden’. Hij hield een gloedvol betoog over het Chinese model, volgens hem veruit de beste strategie voor zijn land, en stelde dat dit ook de rest van de wereld wat te bieden heeft. Zhangs boek, een internationale bestseller, heeft in ons taalgebied nauwelijks lezers heeft gevonden, terwijl de auteur beschouwd wordt als iemand die een zinvolle en originele boodschap brengt (in 2011 was hij een prominent spreker op een conferentie voor de leden van de Nederlandse Eerste Kamer en in 2013 voor het Instituut Clingendael, zijn opiniestukken worden gepubliceerd in de Huffington Post en de New York Times). Prof. Zhang doceert zowel in Fudan als in Genève en hij is niet alleen een publieke intellectueel in China én een kenner van Europa. Zijn stellingen lokken vaak discussie uit, maar dat kan geen reden zijn om er geen kennis van te nemen. Vandaar deze bespreking, poging om iets recht te zetten.
Model ter discussie
The China Wave, Rise of a Civilizational State was oorspronkelijk bestemd voor een Chinees publiek. Het kwam in 2011 uit in het Chinees en werd een bestseller met 1 miljoen exemplaren (piratenedities meegerekend). Volgens Zhang Weiwei is de verklaring voor zijn succes dat hij stelling neemt in een maatschappelijke discussie die veel Chinezen bezighoudt: ‘problemen oplossen door het westerse model te volgen’ of ‘de huidige –overwegend gunstige – situatie bestendigen door het eigen model verder te ontwikkelen en daarbij overnemen wat goed is in de buitenwereld.’ Dat laatste is ook de uitgesproken visie van de auteur. Zhang heeft in de eerste plaats zijn landgenoten willen overtuigen, maar bedacht later dat de rest van de wereld profijt kan trekken van de Chinese vooruitgang en ideeën. Daarom heeft hij zijn boek zelf in het Engels vertaald, wat geen probleem moet zijn geweest, want Zhang beheerst de taal perfect (hij was de favoriete tolk van Deng Xiaoping). De vertaling is licht aangepast en aangevuld met een verslag van een debat tussen hem en prof. Fukuyama, de man van ‘het einde van de geschiedenis’, bedoeld als samenvatting en aantrekkelijke uitsmijter voor Engelstalige lezers.
Geen zelfonderschatting
Eerst legt Zhang Weiwei uit dat China zichzelf niet moeten onderschatten. Het land had een geweldige historische achterstand in te halen en doet dat inderdaad wonderlijk snel en voortvarend, een echte krachttoer. Vanwege de enorme uitgestrektheid moeten we eigenlijk spreken van honderden China’s met verschillende tempo’s en graden van ontwikkeling. De meest ontwikkelde steden en gebieden kunnen zich meten met rijke landen en wereldsteden. Shanghai, Guangdong enz. hebben westerse tegenhangers op punten zoals kindersterfte of moderne infrastructuur zelfs ingehaald en kennen het belangrijke fenomeen van een sterk groeiende middenklasse. Daarnaast kun je een aantal regio’s dan weer zien als China’s interne ‘opkomende landen’. Zhang wijst op het misleidende karakter van rekenmethodes zoals de Gini-coëfficiënt of het bbp per hoofd, en legt uit waarom andere, zoals de Human Development Index of de PPP (koopkrachtvergelijking), een correctere weergave van de realiteit zijn. Die realiteit laat zien dat in China 1 plus 1 meer is dan twee, door de samenvoeging van de kwaliteit in de rijke regio’s aan de kust en de kwantiteit in de ontwikkelingsgebieden, het centrum en het westen.
De wonderbaarlijke opkomst van China is ook het historische verhaal van een machtige en welvarende staat die van 1800 tot 1950 door een diep dal is gegaan, onder andere door lichtzinnig eerst het Westen af te wijzen en het vervolgens krampachtig te willen imiteren. De rode draad die sinds 1949 en zeker sinds 1978 weer is opgenomen, is echter de eeuwenlange groei van een civilizational state. Deze beschavingsstaat is geen civilization-state, een begrip bedacht door waarnemers zoals Martin Jacques. Volgens Zhang Weiwei is China niet meer beschaving dan staat, maar een amalgaam van beide. Het land is een echte moderne staat geworden, door de assimilatie en integratie van alles wat er bij zo’n staat hoort, maar dan een met de omvang en de eeuwenlange ontwikkeling van een beschaving. Dat heeft te maken met vier super omvangrijke elementen (bevolking, territorium, traditie, cultuur) en vier unieke (taal, politiek, samenleving, economie) kenmerken. Daarmee is het eerste rijtje van 8 opgesomd, er zullen er meer volgen.
Vergis je niet over politiek
Met aansprekende vergelijkingen en feiten geeft dr. Zhang vervolgens aan hoe het huidige ontwikkelingsmodel van China is gegroeid, welke eigenschappen het heeft en dat het zijn superioriteit heeft bewezen, tijdens de crisissen van 1989 (val van de muur), 1997 (Azië) en 2008 (de nog niet afgelopen financieel-economische recessie). De praktische zin en het realisme plus de kracht van een gemengde economie die de belangen van de bevolking behartigt en beschikt over een sterke partij en overheid, het zijn de geheimen van een succes dat zo groot is dat het model op sommige vlakken (bijvoorbeeld de hogesnelheidstreinen) nu al de normen voor technologie, productie, comfort en snelheid bepaalt. ‘Vergis je niet’, zegt Zhang dan, ‘politiek is altijd van primordiaal belang geweest in China’. Het is een humanistische politiek: China heeft geen godsdienstoorlogen gekend en de overheid is verplicht de harten en geesten te winnen. Sinds mensenheugenis hebben de machthebbers methoden kunnen toepassen en verfijnen, zoals legitimatie door het volk, meritocratie, goed bestuur en strenge selectieprocedures voor ambtenaren. De overheid is altijd beschouwd als een ‘noodzakelijke deugd’ in plaats van als een noodzakelijk kwaad (zoals in andere delen van de wereld). Zhang somt de politieke ingrepen op sinds 1978. Ze lijken inderdaad minder opvallend en drastisch dan de economische hervormingen die overduidelijk op de eerste plaats komen (nog een terechte keuze van de Chinese leiders), maar hebben een diepgaande en brede, niet te onderschatten invloed. De auteur bespreekt vervolgens hoe het vroegere systeem met zijn massacampagnes, vervolging, overdreven collectivisering en staatscontrole is losgelaten en de de-ideologisering van de maatschappij, het feit dat mensen vrijer, losser zijn en meer keuzemogelijkheden hebben, bijvoorbeeld om materiële welvaart na te streven. Er zijn regels ingesteld voor de aflossing aan de top en voor een collectief leiderschap. Experts en de bevolking in brede zin worden door partij en staat meer en meer geconsulteerd en vinden ook gehoor. Verder passeren de experimenten met rudimentaire verkiezingen de revue. Aan het eind van het boek komt dan het verslag van een ‘clash of – views on – civilizations’, die echt heeft plaatsgevonden tussen Zhang en Fukuyama, waarbij de uitspraken van beiden trouw zijn weergegeven. Het is een samenvatting in de aansprekende vorm van woord en wederwoord.
Yin en Yang?
The China Wave brengt verrassende inzichten en nieuwe informatie. Zhang biedt ook originele, soms verfrissende invalshoeken. De argumentatie voor de stelling dat, met een verdere ontwikkeling en aanpassing, het huidige model aan China de beste kansen biedt, komt overtuigend over. Waarschijnlijk zal zijn mening dat het nu de beurt is van het Westen om van dat model te leren minder impact hebben. Het is niet alleen een provocerende gedachte voor veel westerse lezers, de aangevoerde redenen zijn ook zwakker. Zhang Weiwei lijkt hierbij zichzelf op sommige momenten tegen te spreken, waar hij zegt dat China geëvolueerd is volgens een eigen intrinsieke logica of wanneer hij instemt met Burke dat het de tradities zijn van een natie zijn waaruit de politieke veranderingen voorkomen. Tegen Fukuyama’s stelling dat de verlangens en de eisen van de middenklasse overal een uitdaging zijn voor de gevestigde macht, voldoet het weerwoord van Zhang dat dit in China anders zal zijn, omdat Chinezen nu eenmaal traditioneel anders denken, dan ook niet. De sociale analyse wordt dus een beetje ondergesneeuwd. Ook het element van strijd tussen de bevolkingsgroepen en denkwijzen, dat in de Chinese geschiedenis wel degelijk een grote en niet altijd negatieve rol heeft gespeeld, blijft buiten beeld, verdrongen door de alles overheersende harmonie. Wel ironisch, als je merkt hoe behoorlijk polemisch Zhang zelf uit de hoek kan komen (en af en toe een beetje op schrille toon). Geen wonder dat aan het marxisme, nu toch decennialang een belangrijke speler op het Chinese veld, en nog steeds het officieel maatgevende denksysteem, maar één zinnetje wordt gewijd, om te zeggen dat dit ‘een positief element is uit een andere beschaving dat, net zoals het Indiase boeddhisme, aangenomen is in een Chinese variant’. De verenigbaarheid en de overlappingen van dat marxisme met de traditionele Chinese mentaliteit moeten we dan maar zelf verzinnen of tussen de regels lezen. Daar valt misschien niet aan te ontkomen in dit boek waarvan een grote kwaliteit is dat het de lezer met de neus op twee feiten drukt. Eén: het is lichtzinnig de overweldigende invloed te onderschatten van de Chinese beschaving die zich vele eeuwen lang ononderbroken in een grotendeels verenigd, uitgestrekt rijk heeft ontwikkeld. Twee: de Chinezen hebben enkele goede redenen om een positief oordeel te vellen over hun model en de toekomst met enig vertrouwen tegemoet te snellen.
The China Wave, Rise of a Civilizational State
Zhang Weiwei,
208 pp., uitg. World Century, Hackensack USA, 2012
ISBN 13: 9781938134012
ISBN 10: 193813401X
Het debat tussen Zhang en Fukuyama, de man van ‘het einde van de geschiedenis’ kan bekeken worden hier (voornamelijk in het Chinees):
Deel 1: https://www.youtube.com/watch?v=-KphsiDLeeg
Deel 2: https://www.youtube.com/watch?v=DVVCESXeYO0&t=1s
Q&A: https://www.youtube.com/watch?v=k8a9gvo3brU
Het verslag in het Engels van het debat (deel 1 en 2) is te lezen op:
http://www.guancha.cn/Observer/2012_02_20_66253.shtml