Boekrecensie:
In het voorwoord noemt Peter Hinssen het boek ‘een gids voor iedereen die vat op de toekomst wil’. Volgens Hinssen is de toekomst digitaal, en China zal daarvan het middelpunt zijn. Wij hier onderschatten de innovatiekracht van dat land. Het boek van Coppens belooft onze ogen te openen.
Mijns inziens maakt het boek die belofte waar. Het is een hoopvolle eyeopener. Europa kan mee op de sneltrein naar de toekomst springen als het maar open staat voor China.
De auteur is sinoloog, woonde meer dan 20 jaar in China en werkte er in hoogtechnologische sectoren. Tussendoor maakte hij ook een sprongetje naar Silicon Valley zodat hij kan vergelijken. In een inleidend hoofdstuk brengt hij zijn belangrijkste stellingen naar voor.
Sinds 2013 geldt in China het ‘Nieuwe Normaal’. Het land moet de sprong van ontwikkelings- naar ontwikkeld land maken. Dat betekent een iets tragere maar nog steeds snelle economische groei in combinatie met omschakeling naar hoogwaardige producten en diensten. China innoveert heel snel, met bijzondere dank aan de mobiele digitale sector. Tegen 2030 zal China op een aantal technologische gebieden wereldleider zijn.
Het geheim van de snelle innovatie
Waarom kan China zo snel innoveren? Coppens verwijst naar de samenwerking consument-bedrijf- overheid die in elk hoofdstuk terugkeert. De drijvende krachten van de Chinese markt zijn de behoeften van de verbruikers. Wie daar het best aan voldoet groeit het snelst en heeft de beste overlevingskansen. De overheid steunt de innovatieve spelers die in het ontwikkelingsplan passen. In het Westen is de drijvende kracht de winst van de bedrijven. Innovatie gebeurt alleen wanneer men er een winstgevende markt kan voor creëren. Coppens vat hier in enkele zinnen het verschil samen tussen socialistische markteconomie op zijn Chinees en liberaal kapitalisme – zonder die termen te gebruiken.
De spil van de snelle innovatie in China is artificiële intelligentie (AI). Het gaat niet zozeer over sensationele toepassingen waarbij de AI van Google een Chinese kampioen Go verslaat, maar vooral om het groot aantal toepassingen in het dagelijks leven. Daarvoor is slechts ‘zwakke AI’ nodig; die is al disruptief genoeg. China heeft daarvoor de mensen , de hardware en de big data. Tegen 2030 wil het ook voor de chips de marktleiders bijgebeend hebben. In 2017 investeerde China reeds voor de helft zoveel als de VS, de AI-kampioen.
Er zijn ook nog andere redenen voor de digitale vooruitgang. Chinezen zijn sociaal, ze hechten minder belang aan hun privacy dan westerlingen. Sinds de grote Chinese filosofen 2500 jaar geleden hebben Chinezen veel vertrouwen in technologie én in de overheid.
Coppens zal verder in acht hoofdstukken telkens één gebied van innovatie in beeld brengen. Sinds 2013 steekt China ons al voorbij op enkele van die terreinen, en in 2030 zal dat voor alle acht zo zijn. De auteur kiest hier om af te wijken van de tien sectoren die het plan ‘Made in China 2025’ prioritair naar voor schuift. Het plan ‘2025’ is een overheidsplan, Coppens richt zich op de praktische doorbraken gerealiseerd door het trio ‘consument-producent-overheid’.
Het duurt volgens de auteur niet zo lang meer vooraleer wij van het Chinese ‘Nieuwe Normaal’ zullen kunnen leren, de omgekeerde situatie van vandaag dus. Dat impliceert dat samenwerking met China de beste strategie is voor de toekomst van Europa. Om te weten hoe we daar het best mee omgaan, moeten we allereerst beter begrijpen wat er precies gebeurt.
Innovatie op acht domeinen
Coppens beschrijft de vooruitgang van het hedendaagse China dus in acht hoofdstukken. De rode draad is digitalisering en artificiële intelligentie. Ze zijn gerangschikt in de volgorde waarin China op dat domein het wereldniveau zal bereiken. Dat begint bij smart security, ’slimme veiligheid’ in 2013, over smart media, smart retail, smart finance, smart mobility, smart manufacturing, smart health naar smart education in 2030.
Die domeinen moet men breed, soms zeer breed opvatten. In het hoofdstuk smart security komen naast traditionele veiligheidsaspecten ook 5G, kwantumtechnologie, verkiezingen, modernisering van het leger, camerabewaking, gezichtsherkenning en tenslotte de verschillende varianten van het sociaal kredietsysteem aan bod. Coppens vertrekt van wat hij meer dan 20 jaar gezien en meegemaakt heeft, en vult dat aan met zijn gedetailleerde kennis van het digitale domein. Alhoewel hij geen theoreticus is, komt hij daarbij regelmatig met originele analyses en haalt hij vooroordelen in onze media onderuit.
Zo legt hij concreet uit hoe het Chinese verkiezingssysteem werkt, waarom het bestuur dankzij een combinatie van meritocratie met top-down en bottom-up informatiestromen van stabiele legitimiteit geniet.
Ook het stuk over het sociaal kredietsysteem is verhelderend. Dat systeem is niet zo uitgewerkt en ingrijpend als wij denken. De Chinese maatschappij was steeds op vertrouwen, relaties , ‘guanxi’ gebaseerd. Nu alles razendsnel evolueert brokkelt dat alles af. De Chinezen hebben nood aan nieuwe beoordelingsmethoden, zeker voor financiële betrouwbaarheid. Het sociaal kredietsysteem is daarom niet echt een vorm van doorgedreven overheidscontrole, het komt vooral tegemoet aan een reële nood van de Chinese maatschappij. Niet toevallig zijn de meest vergevorderde pilootprojecten die van bedrijven uit de financiële sector.
Verrassende visies
Ook in de andere hoofdstukken komt Coppens met verrassende visies. Onder smart media worden censuur en de (semi)democratie ‘op zijn Chinees’ behandeld. De auteur ziet een band tussen de toegenomen economische en sociale vrijheid en de noodzaak van duidelijker regels die strikter gerespecteerd worden.
Het idee dat China vanuit zijn achterstand op een bepaald domein verplicht is originele oplossingen uit te werken die erg kunnen verschillen van bij ons, en dat we daar bovendien iets kunnen van leren, wordt in verschillende hoofdstukken concreet geïllustreerd. Een voorbeeld is smart retail, dat veel meer dan bij ons vertrekt van de wensen van de klant; de nieuwste winkels van Alibaba bieden de consument vooral een beleving, inclusief virtuele realiteit, waarbij hij online eenvoudig bestelt wat hij ziet en het thuis laat leveren.
In de financiële wereld heeft de starheid van de staatsbanken ruimte gecreëerd voor een aanvulling. We zien de opkomst van virtuele banken, smart finance met hogere rendementen en meer gebruiksgemak. Nu de sector groter en rijper wordt groeit de noodzaak en de mogelijkheid van striktere regulering.
Coppens benadrukt op alle domeinen de wisselwerking tussen de consument, de innoverende bedrijven en de overheid. Zelfs tussen concurrerende bedrijven wordt via open platformen voor data-uitwisseling samengewerkt om een betere en goedkopere dienstverlening te bieden; de verzekeringssector is een voorbeeld.
Onder de rubriek ‘smart mobility’ lezen we onder meer dat tegen 2020 de helft van de nieuwe wagens min of meer zelfrijdend moet kunnen zijn. ‘Smart manufacturing’ rekent definitief af met ons oude beeld van uitgebuite arbeiders in sweatshops. De toekomst ligt bij intelligente robots.
Onder smart health vallen in het boek ook voedselveiligheid en milieubescherming. Het gaat hier over big data, AI en blockchain. De top-down benadering van deze problematieken is een zegen.
Specifiek voor gezondheidszorg is de grote achterstand op het vlak van eerstelijnsgeneeskunde een sterke stimulans voor digitalisering, internettoepassingen en diagnose met artificiële intelligentie.
Smart education tenslotte maakt gebruik van de mogelijkheden van internet en AI om de ongelijkheid tussen ruraal en stedelijk onderwijs te verminderen en om de creativiteit van de jongeren, die in het door Confucius beïnvloede traditioneel onderwijs te weinig aan bod komt, vrij te maken. We zijn dan ondertussen al in 2030 beland.
Waarom dit boek lezen?
De auteur besluit dat China niet beter of slechter is dan het Westen, maar vooral anders. Gezien de snelheid waarmee het vooruitgaat, is er veel kans dat de normen in innovatieve sectoren de volgende decennia niet meer in Europa of de VS bepaald worden, maar in China. Europa kan daar maar beter rekening mee houden.
Waarom is dit boek een aanrader? Het is een concrete beschrijving van een breed palet aan aspecten van het leven in China. Die worden beschreven door een Belg die zich in een Chinees probeert te verplaatsen en daar dank zij zijn lange ervaring in slaagt. Het resultaat gaat in tegen veel van de vooroordelen over China die onze media – dikwijls onbewust- overdragen. Het boek geeft een antwoord op vragen zoals: Hoever staat China technologisch en waarheen gaat het? Hoe is de snelle vooruitgang te verklaren? Het vertrekt van nuchtere vaststellingen, niet van euforische bewondering of ideologisch vooroordeel. Het helpt ons, Europeanen, om het land correcter te begrijpen. En dat als basis om er misschien zelf iets van te leren, of om minstens te weten hoe we op de voor ons meest voordelige manier met de Chinezen kunnen samenwerken.
CHINA’S NEW NORMAL, Hoe China de standaard zet voor innovatie.
Pascal Coppens
Uitgeverij Pelckmans Pro
isbn 978 94 6337 194 0
240 blz.
“Must Read” voor elke ondernemer die Internationaal bezig is…..