De Economist Intelligence Unit heeft een rapport gemaakt over de Chinese consument in 2030. Het tijdschrift gebruikt daarvoor de gedetailleerde officiële statistieken die het corrigeert op afwijkingen en extrapoleert naar 2030.
Privéconsumptie is vandaag al de belangrijkste motor van de Chinese economie, meer dan investeringen en overheidsuitgaven. Deze consumptie steeg in 2015 met 8,5% en zal na correctie voor de inflatie met gemiddeld 5,5% stijgen tot 2030; ze zal dan ongeveer 47% van de totale Chinese economie uitmaken, tegen 38% nu. Om een orde van grootte te geven: de toename van China zal meer zijn dan de volledige huidige consumptie ven de EU.
Een gemiddelde Chinese consument zal in 2030 ongeveer dezelfde reële koopkracht hebben als een Zuid-Koreaan in 2015 of als een Amerikaan in het jaar 2000.
Ongeveer 35% van de bevolking – 480 miljoen personen – zullen een middelhoog inkomen van minstens 10.200 dollar per jaar hebben. Vandaag is dat 10% of 132 miljoen personen. Zij zijn in staat een auto te kopen, en merkartikelen en een appartement in een grootstad.
Het aantal personen met een laag inkomen van minder dan 2.100 dollars daalt daarentegen van 37 naar 11%. Hun inkomen gaat vooral naar basisbehoeften zoals voedsel, kledij en noodzakelijke voorzieningen.
Veel personen met een laag inkomen schuiven op naar de groep met middellaag inkomen. Deze groep blijft stabiel rond de 55% hangen. Zij kunnen al kleine uitgaven voor luxeproducten doen en huishoudtoestellen aankopen.
Het aantal mensen met een hoog inkomen van meer dan 200.000 yuan -32.000 dollar- per jaar stijgt van 2,6 naar 14,5%. Zij kunnen zich financiële dienstverlening, buitenlandse reizen en exclusieve consumptiegoederen permitteren.
Al met al blijft de kloof tussen de inkomens waarschijnlijk groot tenzij de overheid speciale aanvullende maatregelen zou nemen voor een betere inkomensverdeling.
Naast de grote kuststeden zullen ook grote steden in het binnenland zoals Changsha, Chengdu, Chongqing en Wuhan het aantal welstellende consumenten sterk zien stijgen. Kleinere steden en ook grotere met zware industriële reconversie zullen echter achter blijven. Vandaag wonen 60% van de hoge inkomens en 48% van de middelhoge inkomens in de 20 grootste steden. Dat zal slechts matig dalen tot respectievelijk 56 en 35%. Ook regionaal blijft er dus een groot inkomensverschil.
Andere behoeften en smaken
Naarmate hun inkomen stijgt gaan verbruikers andere behoeften en smaken ontwikkelen. Vandaag gaat nog 35% van de uitgaven naar voeding, maar dat zal terugvallen op 10%. Normaal zien we dan de uitgaven voor transport en communicatie, voor ontspanning, gezondheidszorg en opvoeding stijgen. in China is die trend er ook maar enigszins afgeremd door de hoge uitgaven voor een eigen woning. Tien jaar geleden spendeerden Chinezen gemiddeld 10% van hun inkomen aan hun woning, vandaag is het al 22%. De Chinese consument zal meer merkbewust gaan kopen. Sectoren met grote groei zijn de autosector, het toerisme en de financiële diensten.
Een Chinees op vijf heeft al een auto. Maar in de VS is er één auto per 1,3 inwoner. Men kan dus verwachten dat de rijker wordende Chinezen meer auto’s gaan kopen. De regionale verschillen zijn groot. In de rijkste en grootste steden begint de groei al af te vlakken. Steden als Beijing en Shanghai proberen het aantal nieuwe wagens zelfs af te remmen. Maar in Ningxia, Chongqing, Shanxi en Guizhou begint nu pas de snelle groei, terwijl andere provincies – zoals Shaanxi en Gansu – nog op snelheid moeten komen. De verbruiker schuift ook op naar duurdere modellen. Zo slorpen SUV (sport utility vehicles) nu al bijna 33% van de totale Chinese uitgaven voor auto’s op, tegen 10% in 2010.
In 2015 gingen er 120 miljoen Chinezen op reis naar het buitenland, vooral naar Hongkong, Taiwan, Zuid-Korea en Japan. Ze gaven er in totaal voor 105 miljard dollar uit. Stijgende inkomens zullen leiden tot langere en verdere reizen naar Europa of de VS. Een nichedomein zijn reizen voor medische behandeling, vooral naar Zuid-Korea. In 2014 ging het om 60.000 reizigers.
Financiële dienstverlening, zoals verzekeringen en vermogensbeheer, zullen sterk toenemen. De traditionele staatsbanken zijn meer op kredietverlening aan bedrijven geïnteresseerd dan aan advies voor individuele klanten. Voor de spaarder zullen internetkanalen en schaduwbanken belangrijker worden. Gemiddeld heeft een Chinees 120.000 yuan spaargeld. Bij de lagere inkomens staat dit meestal op een spaarrekening, bij de hogere inkomens vinden we aandelen, beleggingsfondsen en WMP’s (wealth management product). Afgeleide producten, goud, obligaties en beleggingen in vreemde munten zijn nog grotendeels onontgonnen terrein maar kunnen een hoge vlucht nemen indien de overheid de beperkende maatregelen wegneemt.
Het gemiddelde spaargeld stelt echter weinig voor wanneer we naar onroerende bezittingen zoals land en woningen kijken: daarvan had een gemiddelde Chinees er voor liefst 416.000 yuan in 2012.
Bron: Economist Intelligence Unit
De volledige tekst van het rapport staat hier