Tussen 2005 en 2016 verdrievoudigden de lonen in China tot 3,6 dollar per uur. In diezelfde periode daalden ze licht in Brazilië (tot 2,9 dollar) en in Mexico (tot 2,1 dollar). Daarmee verdient een Chinees meer dan een Latijns-Amerikaan, op de Chilenen na.
Het Chinese loonniveau evenaart dat van Zuid-Afrika, waar de lonen in de onderzochte periode 15% daalden.
In India bedroeg het gemiddelde loon 0,7 dollar, en dat bleef ondanks de snelle groei van het land ongeveer constant.
De Chinese lonen halen ongeveer 70% van de lonen in de armere Europese landen zoals Griekenland en Portugal. Griekenland heeft sinds 2009 een halvering van de gemiddelde lonen meegemaakt.
De gegevens werden verzameld door de belangrijke marktresearch organisatie Euromonitor International bij organisaties zoals de Internationale Arbeidsorganisatie, Eurostat en diverse nationale statistieken, en overgenomen door onder meer de Financial Times. De ruwe cijfers werden gecorrigeerd voor inflatie om de reële loonevolutie te kunnen weergeven. De verschillen in prijsniveau zijn niet in rekening gebracht. Mocht dit wel gebeuren dan zou China nog een stuk beter scoren.
De studie betreft lonen in de maakindustrie. Toch profiteren alle sectoren. Gerekend over alle sectoren is het gemiddeld loon immers nog altijd gestegen van 1,5 naar 3,3 dollar. De studie gaat niet over het (lagere) inkomen van de Chinese boeren.
Oorzaken, gevolgen, vragen
Uit de cijfers blijkt overtuigend hoe sterk het levensniveau van 1,4 miljard mensen gestegen is.
We kunnen ons afvragen wat de drijvende factoren zijn, welke de gevolgen zullen zijn en wat ze betekenen voor de visie op China bij ons.
Westerse analisten zien vooral de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie einde 2001 als factor voor de vooruitgang. In het Westen werd verwacht dat de Chinese economie zou opgeslokt worden door multinationals. Maar het tegendeel gebeurde. De Chinese bedrijven hielden binnenlands stand en veroverden de wereld.
Ook de vergrijzing in combinatie met het stilaan krimpend reservoir van interne migranten wordt als reden voor loonstijgingen aangegeven. Minder arbeidskrachten betekent volgens de liberale theorie hogere lonen.
Opvallend: de westerse analyse vergeet de rol van de Chinese staat in de positieve evolutie. De Chinese staat heeft systematisch bedrijven en sectoren als ‘nationale kampioenen’ ondersteund, binnenlands en buitenlands. Het is de staat die de innovatie met alle kracht doordrukt. En het is de staat die de rechten van de arbeiders versterkt heeft, de sociale zekerheid verbeterd en de minimumlonen heeft opgedreven. Media zoals De Standaard weten wel te vermelden dat de Chinese staat vandaag de te snelle stijging van de lonen wil afremmen. In bepaalde provincies zijn de minimumlonen tijdelijk bevroren.
Analisten zijn van oordeel dat de lonen verder kunnen stijgen omdat de productiviteit van de Chinese maaksector nog sneller stijgt. Robotisering en innovatie spelen een grote rol. Arbeidsintensieve laagtechnologische sectoren trekken reeds weg uit China, maar voor meer gesofistikeerde sectoren is China een rendabel productieland. De heroriëntering van uitvoer naar meer binnenlands verbruik schept bovendien een immense binnenlandse markt. China is snel op weg om als een van de weinige ontwikkelingslanden de sprong te maken van landen met middelmatig inkomen naar landen met hoog inkomen.
De conclusies van de studie stellen een aantal nog veel verspreide meningen over China in vraag. Sommige media stellen China nog altijd voor als een land van sweatshops, waar door ‘slaven’ goedkope laagwaardige spullen geproduceerd worden. Nog steeds wordt ter linkerzijde getwijfeld of de Chinese arbeider die ‘geen recht heeft op vrije vakbonden’ wel profiteert van de economische vooruitgang. En wordt sterk de nadruk gelegd op de nieuwe Chinese miljardairs die de vruchten van de vooruitgang zouden plukken ten koste van de gewone bevolking. Tijd om verder te denken dan die clichés?
Bronnen: Financial Times, De Standaard
https://www.ft.com/content/566dc6b8-db59-38b9-b5ce-07205c76626c