Onder druk van protesterende kunstenaars en van de publieke opinie heeft China zijn politiek over afgedankte bedrijfspanden in stadscentra veranderd . Deze panden werden vernieuwd ten voordele van de culturele en creatieve nijverheden. Nu heeft zowat elke grote stad zijn ontwikkelingsplan die de omvorming van “Made in China” naar “Created in China” gestalte geeft en de creatieve en culturele zones ondersteunt.
Creatieve ruimtes of culturele buurten kwamen in Europa en de VS op in de jaren zeventig en tachtig. Individuele kunstenaars zochten in afgedankte fabrieken een goedkope plaats voor hun studio’s. New Yorks SoHobuurt geldt als een prominent voorbeeld. 1998 was een belangrijk jaar voor de creatieve nijverheden. Dat jaar begon “New Labour” in het Verenigd Koninkrijk met het betoelagen van de creatieve nijverheden wegens hun potentieel in het scheppen van banen en welstand. Veel steden begonnen te evolueren naar de kenniseconomie en wilden tezelfdertijd creatieve steden worden. Creativiteit, innovatie en cultuur gaan samen. Veel politici zien er een mogelijkheid in om met een minimum aan investeringen een groot resultaat te behalen. Daarbij ligt de waarde van de culturele ruimtes niet enkel in de economische mogelijkheden, maar in hun intrinsieke waarde als vehikels voor het behoud van het cultureel erfgoed en de promotie van de kunst. BoBos (Bourgeois Bohemiens) voelen er zich toe aangetrokken. Soms worden deze gebieden sterk gecommercialiseerd, soms bieden ze enkel dienstenjobs die mager betaald zijn. Omdat de grens tussen “culturele” en “creatieve” nijverheden vaag is worden beide termen dooreen gebruikt. Voor wat de sectoren betreft die er deel van uitmaken is er een grote eensgezindheid om de definitie van het Britse ministerie van cultuur te aanvaarden die 13 sectoren ziet: reclame, architectuur, kunst en antiek, ambachten, tekenen, mode, film, video, fotografie, software, computerspelen, elektronisch publiceren & drukkerij, muziek en optredens, TV & radio…
In China lanceerde rond 2003 toenmalig president Hu Jintao het “Wetenschappelijk Ontwikkelingsconcept” dat het groeimodel wou omvormen van een model gebaseerd op kwantiteit en lage toegevoegde waarde naar een model dat meer nadruk legt op kwaliteit, milieu en technologie. “Made in China” moest omgevormd worden tot “Created in China”. Hongkong vaardigde een strategisch plan uit om de creatieve nijverheden te promoten. In 2004 publiceerde Richard Florida de “Global Creativity Index” waarbij China op de 36-ste plaats kwam op 46 landen. Zweden stond vooraan gevolgd door Japan, Finland en de VS. In 2006 begonnen de Chinese media en politici openlijk de zwakte te bediscussiëren van de eigen creatieve en culturele economie. Veel muziek en films werden ingevoerd, terwijl de waarde van de creatieve nijverheden maar 2,5 % uitmaakte van het Chinese bnp maar wel 10 % in het VK. De Chinese politici begonnen te begrijpen dat deze beroepen als een groeidrijfveer konden fungeren op het ogenblik van de desindustrialisering. In 2007 gaf de regering haar fiat aan de ontwikkeling van de creatieve nijverheden, weliswaar nadat een paar grote steden zelf al regelend waren opgetreden. China werd ondertussen in 2010 de grootste markt voor kunstveilingen
Municipaliteiten eerst
Al op het einde van de jaren negentig had de industrialisering oude stijl de grenzen bereikt. De reorganisatie van de staatsondernemingen stelde de bewindvoerders voor een reeks uitdagingen. Het sluiten van fabrieken in het centrum werd een populaire oplossing en dus stelde zich naast de schadeloosstelling van de afgedankte arbeiders, ook het probleem van de herbestemming van de gebouwen. Tot rond 2005 was de meest voor de hand liggende uitweg het afbreken van de panden ten voordele van handelsprojecten. Freelance artiesten gingen echter de vaak afgetakelde gebouwen bezetten waar ze over grote ruimtes beschikten. Zowel in Shanghai als in Beijing ontstonden zo centra die niet enkel nationaal bekendheid genoten. De kunstenaars weerstonden de dreiging met afbraak omdat ze steun kregen van universiteiten, lokale planners en ook omdat er voor hun strijd aandacht was vanop internationaal vlak. De eerste mijlpaal in de bescherming van het industrieel erfgoed vond plaats met de regelgeving in 2002 te Shanghai welke gebouwen beschermde die representatief waren voor de industriële ontwikkeling. Zo werden 5 gebouwen van Moganshan 50 (M50) gered van afbraak. De kunstenaars die dit nog maar het begin vonden, gingen zich aaneensluiten om politieke steun te verwerven. Het stadsbestuur begon langzaam het belang van de ruimtes te onderkennen, niet enkel voor de lokale ontwikkeling maar ook voor het imago van de stad. Tijdens het symposium over de creatieve nijverheden in 2004 kondigde het stadsbestuur zowel de bescherming aan van M50 als van “Tianzi Fang” in de voormalige Franse concessie. Tezelfdertijd werd de “Shanghai Creative Industry Association” gevormd die experten en diverse betrokkenen als adviseurs samenbracht en die besliste over het toekennen van de erkenning tot creatieve clusters. 2004 was heus een startjaar te Shanghai en het jaar nadien voegde het stadsbestuur nog 15 betrokken gebieden bij tot de clusters
De ontwikkeling te Beijing volgde een gelijkaardig pad als te Shanghai. Al in 2003 hadden kunstenaars evenementen als “Reconstruction 798” georganiseerd om de bescherming van de gebieden te bespreken. In westerse publicaties werd de aandacht gevestigd op de opkomende “798 kunstzone”. Het was de bekende beeldhouwer Li Xiangqun die er uiteindelijk in slaagde het stadsbestuur te overtuigen de voormalige fabrieken te behoeden voor afbraak. Toch duurde het nog tot 2006 vooral Beijing 798 beschermd werd onder de zes culturele en creatieve gebieden van Beijing. Een institutionele ontwikkeling volgde in 2005 met het instellen van het “Beijing Cultural and Creative Industry Promotion Center’.
De bescherming van de creatieve ruimten in Beijing en Shanghai oefenden ook op andere steden een invloed uit, meer bepaald in de provincie Guangdong met de metropolen Guangzhou en Shenzhen. Onder burgemeester Zhang te Guangzhou werd voor het eerst cultureel erfgoed beschermd na diens oproep om de Taigu-warenhuizen langs de Parelrivier te vrijwaren. Vanaf 2004 begon het bedrijfsleven met de ontwikkeling van de eerste creatieve ruimten. In Guangzhou investeerde een privé-vastgoedfirma in een voormalige waterkrachtcentrale langs de Parelrivier voor wat later “Xinyi International Plaza zou worden en in Shenzhen vormde de staats “OCT-Holding” een fabriek om tot de OCT-loft. Deze vroege ontwikkelingen in Guangdong verschillen nogal van het ontwikkelingspatroon te Beijing en Shanghai. In Guangdong was er geen informele fase en het bedrijfsleven wou van meet af aan voortbouwen op de successen van 798’s and M50’s. De financiële crisis sloeg toe vanaf 2008 en het jaar voordien was het stadsbestuur van Guangzhou gestart met het betoelagen van de dienstensector in oude fabrieken. Toelagen gingen zowel naar Xinyi, Taigu en andere zones zoals T.I.T, Redtory en 1850. Een andere mijlpaal bevond zich op provinciaal vlak met de Guangdong sanjiu-politiek die zowel de herontwikkeling stimuleert van oude stadsdelen, stadsdorpen als voormalige fabrieken. De invoering van de dubbele politiek lokaal en provinciaal leidde tot een onmiddellijke toename van het aantal creatieve zones. Al in 2011 kondigde Guangdong de instelling aan van 118 creatieve ruimtes, waarvan 33 in Guangzhou alleen.
De invoering van deze politiek leidde tot een versterking van de rol van het lokale bestuur, want dit was de autoriteit die verantwoordelijk was voor het toezicht van de verdeling van de financiële steun. Daarnaast is de rol van het lokaal bestuur beslissend in het wijzigen van de bestemming van de gronden. Meestal is een verandering noodzakelijk van industrieel naar commercieel gebruik, maar veelal gebeurt dit tijdelijk en in dit geval is om het half jaar een herbevestiging noodzakelijk. Deze tijdelijkheid geldt als een voortdurende bedreiging voor het management van deze zones. Dit maakt van het lokaal bestuur een machtiger speler, zij het dat deze zich ook laat adviseren. In Guangzhou werd in 2009 de “Cultural Creative Industry Association” opgericht die een netwerk is van wetenschappers, planners en professionelen. Zij certifiëren de culturele en creatieve zones. Politici laten zich evenmin onbetuigd: gedurende burgemeester Zhangs termijn gebruikte hij vaak zijn status om de bescherming een duwtje in de rug te geven.
Kortom sinds de uitvaardiging van het “wetenschappelijk concept” in 2003 is de houding tegenover de creatieve ruimtes fundamenteel veranderd. In Beijing en Shanghai evolueerden de zones uit het ondergronds circuit al vechtend om officiële erkenning die ze kregen. In Guangdong werd de beweging gedreven door vastgoedontwikkelaars die op zoek gingen naar een nieuwe lucratieve bestemming voor hun oude panden. Het bewustzijn dat deze ontwikkeling kon bijdragen tot een hervormde economie kwam pas later in 2006.
8 Lokale zones.
Hieronder analyseren we hoe acht creatieve ruimtes zich ontwikkelden in de praktijk. De “Beijing 798” ook Dashanzi-kunstenzone geheten is de meest prominente kunstzone in China. Dashanzi ligt in het district Chaoyang op de weg naar de luchthaven. “Fabriek 798” was de grootste van meerdere fabrieken die in de jaren vijftig voor de Chinezen door de Oost-Duitsers gebouwd werden met Sovjetfinanciering: het was toen het grootste en duurste complex in Azië. Met de de industrialisering werden 15.000 van de 20.000 werknemers afgedankt en de eigenaar was op zoek naar fondsen om dit te bekostigen. Het proces van underground-zone naar een meer rijp cluster valt uiteen in 2 periodes waarbij 2004 -toen het stadsbestuur de bescherming garandeerde- het scharniermoment was. In de eerste fase waren de collectief georganiseerde artiesten geconfronteerd met de eigenaar de “Seven Star Group” en het lokale bestuur. Beiden wilden de bulldozer inzetten om er een commerciële zone te ontwikkelen. Nadat de bescherming verzekerd werd, wierp de “Seven Star Group” zich op als belangrijkste investeerder. Samen met het lokaal bestuur werd een gemengd privé-overheidsbedrijf opgericht die het management van de zone op zich nam en de taken liet uitvoeren door een Administration Development Office. Hun inspanningen waren succesvol: tussen 2003 en 2008 groeide het aantal galerijen van 6 tot 150. De politici hebben 798 gebruikt om hun stad een nieuw gezicht te geven met meer verdraagzaamheid en openheid. Ze zien het vooral als middel tot het verwezenlijken van de overgangsweg uit de industriële economie naar een meer innovatieve en creatieve samenleving. Op dit ogenblik bezoeken jaarlijks 3 miljoen bezoekers de kunstzone die zich niet enkel ontwikkeld heeft tot een attractie voor toeristen, maar ook als populaire vrije tijdszone.
Shanghai M50 is de meest prominente creatieve zone in Shanghai en de ontwikkeling er van toont sterke parallellen met Beijing 798. De textielateliers van Moganshan 50 liggen juist bezuiden de Suzhoukreek die behalve de Huangpu de plaatsen waren waar de lokale nijverheid ontstond. In de jaren negentig was de Suzhoukreek sterk vervuild en stonk geweldig. Ook hier twee fasen in de ontwikkeling. Tijdens de eerste fase werden de kunstenaars bedreigd door de vastgoedambities van eigenaar Shangtex ( Shanghai Textile Development Corporation). De bekende stadsplanner Ruan Yisan mobiliseerde steun voor de kunstenaars en vroeg aan het stadsbestuur om dit Shanghai SoHo te beschermen. Na 2004 werd Shangtex de investeerder die ook een gemengd bedrijf opzette om de zone te besturen. In tegenstelling tot de meer passieve “Seven Star”-Group te Beijing is Shangtex een meer actief betrokken partner in het geheel. M50 is zo succesvol dat al een nieuwe uitbreiding geopend werd in de voorsteden. Lokale kunstenaars klagen zowel over stijgende huren als over een vermindering van het belang van de oorspronkelijke kunst. In Shanghai is het zo dat alle creatieve zones zich in het oude Puxi bevinden, Pudong heeft er nauwelijks. Naast de afgedankte gebouwen heeft zich ook een geheel cluster uitgebouwd in de buurt van de Tongji-universiteit die bekend is voor stadsplanners, architectuur en ingenieurs.
OCT-Loft in Shenzhen is uniek omdat het lokaal bestuur al in 1985 de ontwikkelingsrechten had overgedragen aan de OCT-Holding. Het lokaal bestuur speelde geen grote directe rol in de herontwikkeling, zij het dat ze wel de toezichthouder was van de staatsholding. Sinds 2004 vervult de OCT-Holding via het filiaal OCT-Properties alle planning, bouw als operationele activiteiten. Het complex verwierf internationale vermaardheid als de gastsite voor de “Architecturale biënnale van Shenzhen en Hongkong”. Het omvat exporuimte, studio’s voor kunstenaars en ontwerpers, media, restaurants en bars. De huurders van de OCT-Loft voelen zich echter weinig betrokken in het besluitvormingsproces. Het gaat om een top-down logica van een vastgoedontwikkelaar die commercieel succes nastreeft voor zijn eigendom. Toch is de OCT-Loft is de meest creatieve ruimte in de Parelrivierdelta. Het was zo succesvol in het aantrekken van designers en het houden van expo’s dat het in 2011 verdubbelde qua oppervlakte.
“Guangzhou Xinyi International Plaza” werd de eerste creatieve ruimte in Guangzhou. In 2004 verwierf ontwikkelaar “Guangdong Minghuiyuan” de grond waarop de voormalige waterkracht elektriciteitscentrale staat. 5 oude gebouwen werden afgebroken en zeven gebouwen gerenoveerd. Xinyi kon profiteren van de sanjiu-politiek door de provincie. Als investeerder van de overheidssteun verwierf het district een vinger in de pap en ook hier werd een gemengd bedrijf tussen de privé-ontwikkelaar en het bestuur opgezet die het management van de zone op een consensus manier uitbaat. De grond is voorlopig maar tijdelijk “commercieel”. De grond langs het water vermeerderde wel in waarde. Het Liwandistrict wil meer huisvesting (wat haar meer zou opbrengen), maar dat ziet de ontwikkelaar minder zitten. De ruimte werd populair voor modeshows en het lanceren van nieuwe automodellen. Toch is het succes van Xinyi beperkt, want behalve enkele binnenhuisarchitecten kon de zone weinig creatieve lui aantrekken.
De Taigu pier in Guangzhou die gebouwd werd tussen 1904 en 1908, weerspiegelt zowel het koloniale als het socialistische verleden. De burgemeester kwam in 2003 zelf tussen voor de bescherming van de pakhuizen wat hen in 2005 verleend werd. De voormalige operator “Guangzhou Port Group” ontwikkelde Taigu tot een creatieve ruimte volgens de sanjiupolitiek. Later investeerde het Haizhudistrict 100 miljoen en de havengroep 80 miljoen in de renovatie van de voormalige pakhuizen. Nu omvat het complex ook hier exporuimte, showrooms en een bioscoop aangevuld door een centrum voor wijnhandel en een salon bar. Vooral de plaats langs het water verleent Taigu een hoge commerciële waarde als vrije tijdszone zij het dat de jachthaven enkel open is tijdens de expo-uren.
De in 2010 geopende “T.I.T Creative Industry Zone” kaderde ook in de sanjiupolitiek. Na 2000 was zowel eigenaar titzone “Guangzhou Textiles Industry & Trade Holding” als het bestuur van plan op hun 10 ha de bulldozer de afgetakelde fabrieken te doen afbreken om plaats te maken voor groene ontwikkeling. In 2007 worden deze plannen onder impuls van de leider van het Haizhudistrict opzij geschoven ten voordele van een creatieve zone. Hoewel gebaseerd op diensten ten voordele van textiel, werd de site een op expo gericht complex waar modeshows plaats grijpen met eveneens een hotel, restaurants en showrooms. Designers konden profiteren van de nabijheid van het “Zhongda Textile District”, het belangrijkste textielcluster in Guangdong. Vastgoedontwikkelaar Dealskey vervoegde beide partijen en de 3 partijen investeerden 200 miljoen. Het management van de zone werd outgecourced. In de praktijk is TIT een succes story: Hu Jintao bezocht de zone en hoopte dat China niet enkel een grote producent van textiel wordt, maar ook een producent met concurrentiele merken.
Minder gelukkig verging het met “Redtory Design Factory” toen binnenhuis Designbedrijf Newsdays een oude fabriek overnam van “Guangzhou Eagle”. Artiesten hielden de afbraakplannen tegen en eigenaar van Newsday Sherman Lin stelde de publieke opinie een plan voor om van Redtory een creatieve zone te maken. Ook dit initiatief kon genieten van de sanjiu-politiek, maar de patronage door burgemeester Zhang eindigde met zijn mandaat. Zijn opvolgers schoven de plannen voor een creatieve zone opzij ten voordele van de oprichting van “Guangzhou’s International Finance City” op dezelfde plaats. Het mankeert dan ook niet aan kritiek van artiesten op de populaire microblogs tegen dit initiatief.
De “1850 Creativity Zone” ligt in te Guangzhou in het district Liwan en is een initiatief van 3 partners: de voormalige chemische fabriek, ontwikkelaar McWalts en het lokaal bestuur. Zoals in Xinyi vormden ze een gemengde vennootschap die de ontwikkeling zou sturen en het management op zich neemt. Ook zij genoten van de sanjiu-politiek. Helaas is het project weinig succesvol want del leegstand is groot en er grijpen maar weinig gebeurtenissen plaats. Het wordt creatieve ruimte genoemd, maar zonder significante deelname van creatieve bedrijven. Het dreigt een marketing slagzin te blijven.
Betekenis per stad
Te Shanghai waren de creatieve nijverheden in 2010 met een toegevoegde waarde van 167 miljard yuan goed voor 9,75 % van het brp. Sinds 2007 groeit de sector er met 30 % jaarlijks. In Beijing werd volgens het “Beijing Cultural and Creative Industry Promotion Center” in 2011 194 miljard yuan gerealiseerd: volgens directeur Mei Song zijn software, internet en computerdiensten goed voor 38 %, gevolgd door expo’s/meetings met 12 % en publicaties & pers met 8,2%. De sector voorziet in 882.000 banen en trok al meer dan 3000 buitenlandse investeerders aan.
Te Guangzhou ligt de klemtoon op ontwerp, software en computeranimatie: 30 % van ’s lands videoanimatie komt uit die regio. De creatieve nijverheden in Hongkong zijn goed voor 6,2 miljard euro of 4% van het brp. De firma’s in architectuur, mode en ontwerp genieten van een gemakkelijke toegang tot de Chinese markt. Jinan telt meer dan 10.000 bedrijven in de creatieve nijverheden en in 2010 waren die goed voor 4,73% van het brp, maar het doel is 6% tegen eind 2015.
Ook in de provincie Jiangsu groeide de sector snel, voornamelijk rond de hoofdstad Nanjing en rond een aantal andere steden als Wuxi, Suzhou en Changzhou. De provincie trekt jaarlijks 35 miljoen yuan uit om de sector te steunen. In de buurt van Nanjing ligt de klemtoon op architectuur en industrieel design: de provincie telt 1100 architectuurfirma’s. Te Qingdao ligt het accent eveneens op architectuur en stadsplanning: de stad telt 139 architectuurinstituten. In 2006 opende Qingdao de eerste zone voor de culturele nijverheden. Momenteel zijn er 18.600 bedrijven in de sector die een toegevoegde waarde heeft van 50 miljard yuan. De stad wil er ook een eiland van de cartoonanimatie uitbouwen.
Te Chengdu waar het aandeel in het brp 3,4 % bedroeg in 2010, moet dit tot 6 % verhogen tegen 2020. Dit betekent een jaarlijkse stijging met een vijfde. In 2010 telde Chengdu 24.400 dergelijke bedrijven waaronder grote namen als Shanda Entertainment, Kingsoft, Tencent en Newplan Design. Tianjin wil daarentegen 10 % van het lokaal brp verwezenlijkt zien tegen 2015. Dan zouden er volgens de planning 50 creatieve zones een 100 tot 150 ondernemingen huisvesten, waarvan 10 met een jaarinkomen met meer dan 1 miljard.
Een EU-studie besluit dat China in Azië leidt wat de ontwikkeling betreft van een creatieve economie. Sinds 1992 groeide de sector met 6 % boven de reeds merkwaardige groeivoet van de gehele economie. Nu al realiseren de 500 grootste creatieve nijverheden een zakencijfer van 1,85 miljard euro in Beijing en voor 3,24 miljard in Shanghai. De tewerkstelling in de kunstensector steeg met een kwart sinds 2006. Enkel in de museumsector (privé en publiek) kwamen er 15.000 banen bij. In de hoofdstad stellen de top 500 architectuurfirma’s 120.000 personen te werk en in Shanghai bedraagt het cijfer 173.000. Eind 2011 hadden de grote commerciële banken voor 18 miljard leningen verstrekt aan de sector en meer dan 50 vennootschappen zijn ofwel in Shanghai of Shenzhen beursgenoteerd. Een evolutie dus van underground tot op de beurs.
Selecte bibliografie
Habitat International 41 (2014), Comparative urban governance of developing creative spaces in China; Philipp Zielke, Michael Waibel, University of Hamburg, Department of Human Geography,
Creative Industry Districts An Analysis of Dynamics, Networks and Implications on Creative Clusters in Shanghai, He, J., Springer
Editors Uwe Altrock and Sonia, Maturing Megacities: The Pearl River Delta in Progressive Transformation (Advances in Asian Human-Environmental Research). Springer 2014
Zheng Xin , China Daily, City boosts cultural and creative sectors, 2012-06-29
Mapping the Cultural and Creative Sectors in the EU and China: A Working Paper in support to the development of an EU-China Cultural and Creative Industries’ (CCIs) platform, www.ipr2.org
China Top Sector Creative Industries Design, Fashion, Architecture Opportunities for Dutch companies, 2012, Consulate-General Shanghai & Consulate-General Hong Kong; www.zakendoeninchina.org
Welders, Crêpes, and Chinese Contemporary Art: The creation and consequences of Beijing’s 798 Art District, Jennifer Currier, Presentation Cardiff 2007