De 10 jaar na de financiële crisis. Het decennium van de Chinese opkomst

In september is het 10 jaar geleden dat het faillissement van Lehman Brothers het wereldkapitalisme op de rand van de afgrond bracht. De crash leidde uiteindelijk niet tot de totale ineenstorting, maar bracht wel een depressie mee van dezelfde orde van grootte als in de jaren 30. Voor de meeste economieën was het voorbije decennium verloren, met lage groei, weinig investeringen, lage productiviteitsgroei, gekenmerkt door schulden en overheidstekorten, en virtueel zonder enige verbetering van het reële inkomen voor 90% van de bevolking.

Opvallend in deze periode is de ononderbroken opkomst van China. Oorspronkelijk werd China ook zwaar door de crisis getroffen, maar het was in staat zich snel te herstellen. Vandaag is het een van de belangrijkste economische grootmachten, en het schuift stilaan op naar het centrum van de wereldorde.

Dit is een opiniestuk door Jenny Clegg.  Zoals steeds geeft het enkel de mening van de auteur weer, niet noodzakelijk die van de redactie van chinasquare.be
Sinds 2009 is de omvang van de Chinese economie bijna verdrievoudigd, van 4.600 miljard dollar naar 12.000 miljard in 2017. In 2011 stak China Japan voorbij als nummer 2 in de wereld. Tot 2011 was er nog snelle groei van 11-12% per jaar, sindsdien zit het al zes jaar aan het meer duurzame ‘nieuwe normaal’ van ongeveer 7% per jaar. Dat is nog altijd een stuk boven het huidige wereldgemiddelde van 3,9.
Het inkomen per persoon is gegroeid van 3.500 dollar in 2009 naar 8.800 dollar in 2017. Dat is een stijging van 10-15% per jaar en daarmee zit China op koers om binnen 8 jaar de groep van landen met een hoog inkomen te vervoegen. De stedelijke bevolking is met 15 miljoen mensen per jaar gegroeid, waarvoor China jaarlijks 8-10 miljoen nieuwe banen creëerde. In 2011 kwamen er in China elf miljoen nieuwe banen bij, in India één miljoen.
Het is bekend dat China sinds 1978 maar liefst 800 miljoen mensen uit de armoede getild heeft. In de laatste vijf jaar is de extreme armoede verder gedaald van 100 naar 30 miljoen mensen, en men is goed op weg om ze binnen drie jaar volledig uit te bannen.
Het vijfjarenplan (2011 – 2015) voorzag dat de minimumlonen jaarlijks 13% moesten stijgen. Samen met de strijd tegen de armoede helpt dat om de inkomensverdeling te verbeteren en de ongelijkheid te verminderen.

Groeipatroon voor de nieuwe tijd

Na de herstelperiode is China begonnen met het wijzigen van zijn groeipatroon. In plaats van af te hangen van de uitvoer van laagwaardige producten en van investeringen, brengt het de economie terug in evenwicht door meer binnenlands verbruik en hoogtechnologische productie. Deze overgang is volop bezig. De buitenlandse handel bedroeg in 2008 nog 37% van het bnp, vandaag nog slechts 20%. Het aandeel van het binnenlands verbruik in het bnp is daarentegen elk jaar sinds 2012 gestegen. Vandaag zijn de 400 miljoen Chinezen met een middelhoog inkomen een belangrijke stuwende kracht voor de wereldeconomie.
Tussen 2011 en 2017 is het aandeel van traditionele economische sectoren – steenkool, ijzer, staal, cement- gedaald van 75 naar 60% van de totale economie. Energie, technologie, gezondheidszorg, ontspanning zijn de nieuwe stuwende sectoren. Volgens cijfers van het ILO is de arbeidsproductiviteit jaarlijks met 9,6% gestegen sinds 2003. Overheidsinvesteringen verbeteren de infrastructuur, en doen de sectoren e-commerce en elektronische systemen met hoge toegevoegde waarde groeien. De tewerkstelling in de dienstensector is ook gestegen van 33 naar 45%.
Vandaag staan er 109 Chinese bedrijven in de Fortune Global 500. Dat waren er maar 30 in 2008 en 10 in 2001.
China heeft al meer dan 22.000 kilometer hogesnelheidsspoorlijnen. Het netwerk is het grootste ter wereld, het omvat ongeveer twee derden van alle commerciële hogesnelheidslijnen in de wereld. De reistijden binnen het land zijn sterk ingekort, van dagen naar uren. De productie van elektriciteit groeide na 2008 jaarlijks verder met meer dan 10%.
De Chinese nijverheid komt niet alleen dichter bij het huidige hoogste technologieniveau in klassieke sectoren zoals elektronica, machines, auto’s, hogesnelheidstreinen en luchtvaart, maar voert ook de technologische innovatie aan. Sectoren met nieuwe technologie ontwikkelen, zoals kunstmatige intelligentie, internet of things, autonoom rijdende auto’s, nanotechnologie, biotechnologie, nieuwe materialen, betere energieopslag en kwantumcomputers. China rivaliseert al met de ontwikkelde landen in robotica en 3D-printing. De regering investeert in domeinen zoals chips, luchtvaart en vliegtuigmotoren. Het duurt niet lang meer of China zal meer geld dan de VS besteden aan O&O (Onderzoek & Ontwikkeling) .
China helpt ons op weg naar een tijdvak van schone energie. Het mobiliseert jaarlijks meer dan 100 miljard dollar voor investeringen in hernieuwbare energietechnologie, en een nationaal slim elektriciteitsnet wordt voortdurend uitgebreid. In 2017 beschikte China over meer dan een derde van alle windkrachtcapaciteit in de wereld, over een kwart van de zonne-energie, zes van de 10 grootste fabrikanten van zonnepanelen en vier van de tien grootste fabrikanten van windmolens. Vorig jaar zijn er meer volledig elektrische wagens verkocht dan in de rest van de wereld samen.

Sociale vooruitgang

De openbare investeringen voor sociale zaken stegen in 2012 tot 9% van het bnp. Sinds 2009 heeft China 480 miljard dollar aan gezondheidszorg besteed, en 95% van de bevolking heeft een basisziekteverzekering. Die verzekering wordt nu uitgebreid zodat alle ernstige ziekten gedekt zijn. De levensverwachting was 75 jaar in 2010 en steeg verder tot 76,7 jaar in 2017. Er is een minimum inkomen voor alle inwoners en in steeds meer bedrijven geniet het personeel van sociale zekerheidsprogramma’s zoals arbeidsongevallenverzekering, zwangerschapsverlof en werkloosheidsvergoeding.
Het aantal mensen met pensioenrechten is sterk toegenomen. Sinds 2009 zijn 89 miljoen mensen gepensioneerd onder het nieuwe stelsel voor het platteland. Het proportioneel aantal mensen in een pensioenstelsel verdubbelde bijna tussen 2009 en 2012. Vandaag geniet ongeveer 60% van de 60-plussers van een maandelijkse pensioenuitkering.
De overheid controleert cultuur en media , maar toch is de media-inhoud vandaag diverser, zijn er meer verschillende kranten, zijn er talrijke informatie- en discussieprogramma’s op radio en televisie, en begint kritische onderzoeksjournalistiek op te duiken. De filmindustrie was 10 jaar geleden bijna opgeslokt door illegale kopieën van dvd’s, maar kent nu een heropleving, en de inkomsten van bioscopen staan op het punt die van de VS te overtreffen.

Positieve internationale rol 

Internationaal bekeken staat China sinds de financiële crisis in voor 30 tot 50% van de groei in de wereld. De VS voor minder dan 20%. China heeft een cruciale, maar zelden erkende rol gespeeld in het afzwakken van de recessietrend. Het is nu een van de belangrijkste handelspartners voor meer dan 120 landen, en wedijvert met de VS voor de eerste plaats als handelsnatie. Het is een belangrijke factor van groei in de ontwikkelingslanden geworden: in 2011 leenden de Chinese ontwikkelingsbanken al meer aan de ontwikkelingslanden dan de Wereldbank.
China begint ook zijn stempel te drukken op de internationale financiële structuren. Stappen daarin zijn de oprichting van de Shanghai Cooperation Bank in 2010, in 2013 de oprichting van de BRICS bank en de aankondiging van het Belt and Road Initiative (de nieuwe zijderoutes) en in 2015 de oprichting van de Asian Infrastructure Investment Bank. In 2015 heeft het IMF de yuan RMB aanvaard als vijfde reservemunt.
Men kan zo nog een tijdje doorgaan.

Tekortkomingen en problemen

Het is daarbij zeker niet de bedoeling de vele tekortkomingen, en de kostprijs van de Chinese ontwikkeling te ontkennen: vervuiling, milieuschade, grote ongelijkheid, toename van de schuldgraad door grote overheidsuitgaven en grote investeringen, de te talrijke gevallen van onvoldoende normen en zwakke regels, bepaalde schendingen van de mensenrechten en dergelijke. China is in grote lijnen nog steeds een ontwikkelingsland en er liggen nog grote uitdagingen te wachten. Voor de toekomst ligt de focus meer op het verbeteren van de kwaliteit dan op louter kwantitatieve groei.
Maar het staat buiten kijf dat China in een heel korte tijd een enorme vooruitgang gemaakt heeft. Het is nu een ander land en de wereld wordt een andere wereld.
De omstandigheden voor China’s opkomst waren de voorbije periode niet echt gunstig. De vernieuwing van het leiderschap in 2012 verliep niet gemakkelijk. De externe omgeving zat ook vol uitdagingen. De bijna-recessie in de VS en de EU stopte de groei van de wereldeconomie. Daar bovenop kwamen ongecontroleerde stromen van speculatief kapitaal door de Amerikaanse politiek van quantitative easing (overvloedige geldcreatie) en rentemanipulaties. Die stromen hebben bijgedragen tot pieken en dalen op de financiële markten van opkomende landen, ook van China, en hebben daarbij ongunstige schommelingen in de wisselkoersen veroorzaakt.
De druk op China is in het bijzonder opgevoerd door de beschuldiging dat het verantwoordelijk is voor de ergste economische problemen in de wereld. China wordt ervan beschuldigd teveel uit te voeren, te veel te produceren, te veel te sparen, en in het algemeen de veroorzaker te zijn van wereldwijde onevenwichten en wereldwijde deflatie.

Ondanks druk van VS geen harde landing

In de eerste jaren na de crisis zette vooral de VS China onder druk om de yuan te opwaarderen. Dat zou weinig geholpen hebben om de Amerikaans-Chinese handelsbalans in evenwicht te brengen, aangezien de grond van het probleem ligt bij de te grote Amerikaanse uitgaven. Maar een daling van de dollarkoers tegenover de yuan zou de waarde van de enorme Chinese voorraden Amerikaanse schatkistbons doen krimpen, waardoor de VS een deel van hun schuldenlast naar China konden afschuiven.
Maar China liet slechts een beperkte opwaardering plaatsvinden en verkoos bij te dragen aan het wegwerken van wereldwijde onevenwichten door lonen en inkomens te laten stijgen eerder dan door grote wijzigingen van de wisselkoers
Na 2014 bereidde de nationale bank in de VS een stijging van de rente voor. De VS begonnen tegelijk meer aan te dringen op het vrijer laten zweven van de Chinese wisselkoers en het afbouwen van controles op kapitaalsbewegingen, wat op een bepaald moment leidde tot een begin van paniek en kapitaalsvlucht.
In China was de groei intussen duidelijk teruggevallen op het ‘nieuwe normaal’ en het land had op financieel gebied enkele zwakke plekken. Bij belangrijke kapitaalsvlucht bestond het risico op implosie omdat de schuldgraad door de investeringsgolf sinds 2009 erg was toegenomen en er problemen met overcapaciteit ontstaan waren.
Toen het kapitaal begon weg te stromen verloor China tussen 600 en 800 miljard dollar van zijn 3.000 miljard dollar reserves in vreemde valuta. De aandelenkoersen schommelden extreem. De westerse pers stond vol voorspellingen over een ‘harde landing’, een nieuwe muntoorlog en zelfs een nieuwe Aziatische financiële crisis. Maar er kwam geen Chinese crash.
China slaagde erin aan de negatieve druk te weerstaan en de speculanten te verslaan. Dat is nog een zeker niet te onderschatten verdienste van de voorbije tien jaren.

Twee verschillende systemen, verschillende doelstellingen, verschillende resultaten.

Alles bijeen genomen klinken de beschuldigingen van de Amerikaanse anti-China lobby dat dit het resultaat is van ‘sjoemelen’ wel erg cynisch.
Het is duidelijk moeilijk voor een gevestigde dominante macht om zich aan te passen aan een opkomende macht en de Thucydides valstrik te vermijden. Maar nog moeilijker voor het Westen is te erkennen dat de vooruitgang van China, in contrast met hun eigen zwakke prestaties, het verschil blootlegt tussen twee systemen. Een systeem dat verkiest de banken te redden of een systeem dat de economie redt; een systeem dat al het mogelijke doet om de financiële markten te redden of een dat economische stimuli biedt om de productie aan te zwengelen; een systeem dat de armen nog verarmt op zoek naar winst of een dat de armen een beter leven biedt en systematisch het land ontwikkelt; een systeem dat grote hoeveelheden speculatief geld in de wereld pompt ten nadele van het financieel systeem van andere landen of een dat langdurige leningen aanbiedt om anderen te helpen hun financiële moeilijkheden aan te pakken en een crisis te vermijden.
Het voorbije decennium heeft het Westen gigantische sommen gepompt in te dure aandelen. Ondertussen heeft China massaal geïnvesteerd in productie, zijn groei op peil gehouden, de invoer opgedreven terwijl het zelf overtollige capaciteit schrapte en zijn wisselkoers relatief stabiel hield. Daarbij hielp het de gevolgen van de wereldwijde recessietrend verzachten. Zonder een aantal beveiligingen en controlemechanismen is het erg twijfelachtig of China ertoe in staat zou geweest zijn zelf zo snel vooruit te gaan en tegelijk zulke een bijdrage aan de wereld te leveren.
Maar het Westen lijkt niet bereid iets van dit alles te erkennen.
De quantitative easing van het Westen is er alleen in geslaagd zijn eigen situatie van economische uitputting te reproduceren, terwijl China het aandurft de basis van zijn economie aan te passen aan nieuwe groeipatronen en groeipijlers.
Over de voorbije tien jaren is China een ander land geworden en is de wereld anders geworden. Maar de VS lijkt nog steeds onverstoorbaar van plan om via grote handelstekorten die wereld afhankelijk te houden van de Amerikaanse dollar en de Amerikaanse consument. En daar komt nu een handelsoorlog bij.
China zit op koers om de VS voorbij te steken als grootste economie van de wereld, ergens vóór 2030. Die gebeurtenis zal een psychologisch keerpunt zijn. Niettemin blijft vandaag de schuldgraad in China hoog, en een crash op zijn Chinees is nog altijd mogelijk. Kan China de druk van de Amerikaanse handelsoorlog afzwakken, of zo niet er aan weerstaan? In feite zijn de vooruitzichten voor de VS-economie ook niet zo rooskleurig. De opleving door de belastingvermindering van Trump zou van korte duur kunnen zijn. De ‘America first’ president zal misschien wel eens moeten leren dat de VS en China elkaar nodig hebben.
Belangrijkste bronnen: Financial Times, Michael Roberts’ blog https://thenextrecession.wordpress.com/
Jenny Clegg is een China expert die International Studies heeft gedoceerd aan de University of Central Lancashire. Haar eerste bezoek aan China dateert van de jaren 70 en ze heeft de ontwikkelingen sindsdien op de voet gevolgd. Ze schreef twee boeken over het thema: Fu Manchu and the Myth of the ‘Yellow Peril’,  en China’s Global Strategy: Towards a Multipolar World.

2 comments for “De 10 jaar na de financiële crisis. Het decennium van de Chinese opkomst

  1. Larry Elliott, topredacteur economische zaken van The Guardian, zet vandaag in die krant een opiniestuk met als titel Ten years after the financial crash, the timid left should be full of regrets .
    Daarin zegt hij: ‘De bijna-doodervaring van het kapitalisme met de bankencrisis was een gouden kans voor de progressieven. Ze lieten ze echter schieten’.
    Het bovenstaande artikel van Jenny Clegg laat zien dat dit in elk geval niet klopt voor China. Westerse progressieven zouden op zijn minst het Chinese socialistische experiment grondig en onbevooroordeeld moeten proberen te doorgronden.

  2. Dat artikel geeft vooral blijk van een enorme wereldvreemdheid.
    Welk socialistisch experiment ? Neo-maoisten In China vliegen tegenwoordig in de bak. Neo-maistische websites zijn door de overheid opgedoekt. Zie vb. ook de naar de Jasic-stakingsbeweging in Shenzhen. Fabriekswerkers zonder arbeidsbescherming mogen zich niet organiseren in een vakbond. Wie gaat er met de grote winsten lopen ?
    Wat ik met mijn eigen ogen en oren zie en hoor, is een China dat inderdaad vooruitgang boekt op vlak van sociale voorzieningen, in Peking, Shanghai enz. Maar alleen als je de juiste papieren hebt. De inkomensongelijkheid is groter dan in het kapitalistische Amerika, en groter dan Zuid-Korea in de jaren tachtig, of Japan in de jaren zestig.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *