Andrew Murray OPINIE
Een persoonlijke visie op het Chinese socialisme van een klassiek geschoold westers marxist.
Toespraak van Andrew Murray* over het socialisme in China op een conferentie ter gelegenheid van de 75e verjaardag van de oprichting van de Volksrepubliek. Dit stuk is de vertaling van het tapescript dat verscheen op de website Friends of Socialist China.
Allereerst wil ik de hier aanwezige Chinese kameraden feliciteren met de 75e verjaardag van de oprichting van de Volksrepubliek China (VRC). Het is een gebeurtenis die vandaag, nu andere mijlpalen van de twintigste eeuw wat op de achtergrond verzeild zijn, nieuwe betekenis krijgt. Het is natuurlijk belangrijk voor de wereldpolitiek en voor het Chinese volk zelf. Maar hier wil ik het hebben over wat dit wil zeggen voor het socialisme. Een uitspraak van Xi Jinping is dat “het socialisme zonder China marginaal zou zijn geworden voor de ontwikkelingen in de wereld”. Er zijn natuurlijk andere socialistische landen, maar geen van hen heeft de omvang en het internationale belang van de Volksrepubliek China.
Er zijn er die het socialistische karakter van China ontkennen. Ik herinner me een discussie die ik had met de eminente marxistische politieke econoom David Harvey. Hij zei dat als hij een plek in China bezocht – hij is er vele malen geweest – hij soms een landschap van rijstvelden zag en een paar jaar later terugkwam en op dezelfde plek een stad met fabrieken, een hogesnelheidstrein enzovoort. Ik vroeg hem hoe dit mogelijk was, want dat een dergelijk ontwikkelingstempo in Groot-Brittannië onmogelijk zou zijn. Hij antwoordde: ‘geen privé-eigendomsrechten die in de weg staan’. Dat is misschien geen complete wetenschappelijke definitie van de dictatuur van het proletariaat, maar het is er zeker een aspect van!
Socialisme is niet iets onveranderlijks. Het socialisme werd ontwikkeld in het Europa van de negentiende eeuw en kon onmogelijk hetzelfde blijven naarmate het zich over de wereld heeft verspreid en in verschillende landen met steeds nieuwe ervaringen te maken krijgt. Het socialisme is al eerder heruitgevonden en China stond in het middelpunt van twee belangrijke ontwikkelingen ervan. Ten eerste heeft het socialisme tijdens de Chinese revolutie wortel geschoten in de boerenbevolking en is het tot op zekere hoogte minder afhankelijk geworden van de industriële arbeidersklasse uit de ontwikkelde kapitalistische landen. Ten tweede is er een nauwe band ontstaan tussen het socialisme en de strijd voor nationale bevrijding en tegen het imperialisme. Zo bouwt het voort op de analyse van Lenin en van de Communistische Internationale. Hiermee is het centrum van het socialisme verplaatst naar wat we nu het Mondiale Zuiden noemen.
Natuurlijk kan je niet zomaar om het even wat ‘socialisme’ noemen. Het maatschappijmodel heeft een echte inhoud. Twee aspecten van de ontwikkeling van het socialisme zijn de transformatie van de maatschappelijke verhoudingen en de ontwikkeling van de productiekrachten. Beide zijn essentieel en China heeft sinds 1949 eerst de nadruk gelegd op het ene en daarna op het andere. Tot 1978 stond de transformatie van de verhoudingen in de maatschappij op de eerste plaats, hoewel er in die periode natuurlijk ook een aanzienlijke vooruitgang was van de productiekrachten. Maar de nadruk lag op klassenstrijd, die soms op een contraproductieve manier werd gevoerd. Sinds 1978 ligt de nadruk op de ontwikkeling van de economie en de productiekrachten. Dit is gepaard gegaan met de zorg om sociale stabiliteit te behouden, maar het is zeker dat de klassenstrijd, waarvan de Communistische Partij van China (CPC) erkent dat deze in sommige omstandigheden doorslaggevend kan zijn, opnieuw de voorrang zal moeten krijgen als we het socialisme volledig willen bereiken. De twee doelen zijn dialectisch met elkaar verbonden.
De afschaffing van de warenproductie en de vervanging ervan door de geplande distributie van producten is het doel van het socialisme. Maar de ervaring heeft geleerd dat het afschaffen of te sterk beperken van de warenproductie zonder een hoog productieniveau en materieel welzijn simpelweg leidt tot enorme moeilijkheden op de lange termijn en soms op de korte termijn. De afschaffing van de armoede in China en de langere levensverwachting van de Chinese burgers zijn niet zomaar verworvenheden, het zijn socialistische verworvenheden. De groet van de Vulcans uit de Star Trek-films – ‘leef lang en voorspoedig’ is in China werkelijkheid geworden.
De CPC heeft nieuwe ideeën in het socialisme geïntroduceerd, waarbij gebruik is gemaakt van het eigen eeuwenoude filosofische erfgoed. Twee van deze ideeën zijn ‘gemeenschappelijke welvaart’ en een ‘harmonieuze samenleving’. Deze concepten zijn misschien niet geformuleerd als termen van het klassieke marxisme, maar ze zijn zeker een manier om het socialisme onder woorden te brengen waar gewone werkende mensen zich mee kunnen identificeren. En vandaag de dag hebben we in Groot-Brittannië geen gemeenschappelijke welvaart, en ook geen harmonieuze samenleving.
En de CPC zegt al langer dat de overgang naar het socialisme een langetermijnproject is, vooral voor een land als China. Op het hoogtepunt van de polemiek met de Communistische Partij van de Sovjet-Unie, in 1963, zei de CPC het volgende: ‘De socialistische samenleving beslaat een zeer lange historische periode…er is veel tijd nodig om te beslissen ‘wie er zal winnen’ in de strijd tussen socialisme en kapitalisme. Enkele decennia zijn niet genoeg; om het succes te behalen zullen er misschien eeuwen nodig zijn […] het is beter om uit te gaan van een langere in plaats van een kortere periode.’ Dus wanneer de CPC het nu heeft over het bereiken van een gemiddeld niveau van socialistische ontwikkeling in 2050, zegt ze niets nieuws, maar herhaalt ze met andere woorden slechts datgene wat ze zei toen Mao Zedong nog de voorzitter was.
Dus, om te besluiten, we moeten de Volksrepubliek China verdedigen, maar zonder hielenlikkerij, zonder te doen alsof de CPC over alles de wijsheid in pacht heeft, zonder de Volksrepubliek China meer op een voetstuk te zetten dan dat de Chinezen zelf doen. We moeten solidair zijn met het Chinese volk, niet in de laatste plaats omdat dat in het belang is van de Britse arbeidersklasse zelf.
——————————————————————————-
*Andrew Murray is parlementair correspondent van de linkse Britse krant Morning Star. Hij is voorzitter geweest van de Stop the War Coalition, vakbondsleider bij Unite en adviseur van Jeremy Corbyn MP toen die voorzitter was van de Labour Party. Hij heeft vele boeken geschreven waaronder ‘The Fall and Rise of the British Left’ en ‘Is Socialism Possible in Britain?’. Beide boeken zijn uitgegeven door de bekende linkse uitgeverij Verso.