‘De Chinese droom Wedergeboorte van een ongenaakbare supermacht’ is een boek van voormalig NRC-China correspondent Oscar Garschagen die door eigen interviews zijn ervaringen systematiseert. Het boek appelleert aan bestaande anti-China vooroordelen bij het publiek waarop de auteur nadien minder gekende specifieke en ook positieve kenmerken ent.
Oscar Garschagen was onder meer correspondent bij Volkskrant en NRC en beëindigde zijn loopbaan als journalist met een tienjarig verblijf in China. Zoals de meeste westerse waarnemers in China is hij vast overtuigd van het universele van de westerse waarden of onze heilige koeien zoals het privébezit van de productiemiddelen, het democratiemodel en de burgerlijke vrijheden.
.
Zo bekijkt hij China en spreekt zowel met de modale Chinees als met experts en dit eveneens in het Mandarijn. Het boek is onderverdeeld in een tiental thematische hoofdstukken. Voor het eerste hoofdstuk over Xi Jinping is de auteur zowel naar Liangjiahe in Shanxi getrokken waar Xi naar toe werd gestuurd tijdens de culturele revolutie als naar Xiagang het dorp dat Xi hielp besturen en welvarender werd. De auteur oordeelt dat het grove ideologisch geschut tijdens Mao nu werd vervangen door ‘een meer subtiele vorm van repressie. Xi is koelbloediger en georganiseerder dan andere dictators omdat hij beschikt over een uitstekend opgeleide en professionele organisatie die steeds geraffineerder opereert’. De toon is gezet om Xi Jinping te bestempelen als de nieuwe keizer van China: succes verzekerd
Het tweede hoofdstuk heeft het over de technologische supermacht China. Tot tien jaar geleden keerde slechts 30% terug van de Chinese studenten die hun diploma haalden in het buitenland. Volgens de Chinese media komt nu 80% van hen naar China terug. Ze worden aangetrokken door allerlei voordelen. Op het gebied van ‘hardware’ blijken de Chinese universiteiten modern maar fraude met onderzoeksbudgetten, de verkoop van diploma’s stageplaatsen en hoogleraarschappen komen nog te veel voor. De auteur meent dat de tijd van ‘kopiëren en stelen’ tot het verleden behoort en dat China qua online bankieren en e-commerce al wereldleider is. Toch valt de informatie over het grote aantal bloeiende starters en over de Baidu–Alibaba–Tencent-(BAT) internetimperia nogal mager uit. Enkel de Tencent portefeuille bevat volgens de Financial Times 700 bedrijven waarbij 122 éénhoorns en 60 beursgenoteerde bedrijven. En passant wordt ook het technologisch conflict met de VS vrij objectief behandeld en blijft de vraag of er een nieuwe koude oorlog met de VS komt.
Hoofdstuk 3 is gewijd aan de nieuwe zijderoutes en de auteur vertelt uitgebreid over zijn bezoek aan Khorgos, dat uitgebouwd wordt als grensstation en droge haven op de grens met Kazachstan. Een nadeel van het BRI-initiatief wordt toegelicht, namelijk dat sommige deelnemende landen megalomane projecten indienen en zich in de schulden steken. Dat voor 50 miljard $ schulden werden heronderhandeld, wordt niet vermeld. De positieve weerslag zoals het motiveren van (niet enkel) ontwikkelingslanden, het scheppen van 300.000 banen, de Wereldbank die tot 2% meer handel en 29 miljoen minder armen voorspelt, ontbreken eveneens. Deze sectie wordt gevolgd door de tweeslachtige houding van Europa over de nieuwe zijderoutes.
Met de opmerking dat ‘de Chinese ondernemingen hier alle kansen krijgen terwijl Ericsson en Nokia in China geen poot aan de grond krijgen’, wordt de waarheid ernstig geweld aan gedaan : de 3 Chinese telecomoperatoren hebben voor 2 miljard euro 5G contracten met Nokia afgesloten. Ericsson dat jaarlijks in China 310 miljoen $ investeert, telt in haar 5 Chinese vestigingen 5000 onderzoekers in de R&D afdeling. Ericsson sloot overigens zopas met China Telecom een MoU over 5G.
Uiteraard heeft de auteur het ook over de Nederlandse positie tegenover China. Nederland aarzelt traditioneel tussen de aanpak van de dominee (in dit geval met nadruk op mensenrechten) en deze van de koopman (als er maar handel bedreven wordt). Informatief is zeker het gedeelte over de slag om de zeehavens waarbij niet enkel Rotterdam, maar ook Zeebrugge goed aan bod komt. Dit hoofdstuk wordt besloten door de groeiende logistieke mogelijkheden van het Zijderouteproject, meer bepaald door het inzetten van goederentreinen tussen Amsterdam en China die Nunner Logistics wil verhogen van één keer tot driemaal per week. .
In het volgende hoofdstuk dat over de Chinezen en geld gaat, worden eveneens enkele interviews aaneen geschreven. Ondertussen wordt de lezer ingeprent dat het ‘socialisme met Chinese karakteristieken’ een ‘taalkundige schaamlap is voor een systeem met CPC-controle terwijl de bedrijven hun kapitalistische gang mogen gaan’. Of de nadenkende lezer heus gelooft dat de communistische hardliners het kapitalisme toepassen, durven we te betwijfelen. Hij praat met Tang, zij runt een restaurantketen in Mao’s geboortedorp Shaoshan; met boer Yan Hongchang die destijds tot de eerste Xiaogang ondertekenaars behoorde van het landbouwsysteem per gezin, met een rijke filantroop en een paar zakenlui. Mevr. Tang uit Shaoshan was overtuigd dat het doel van het communisme is dat iedereen rijk moet worden. Volgens het boek (pag. 132) telt China 4500 dollarmiljardairs: de Wikipedia telt er 476.
De voorzet is meteen gegeven voor hoofdstuk 5 dat gaat over het consumerende China. De nieuwe rijken drinken dure Franse wijnen zoals wij bier drinken. Garschagen interviewt voorts de Canadees Michael Phillips een van de weinige buitenlanders in overheidsdienst die werkt in het Shanghai Mental Health Centre en spreekt met hem over de problemen van geestelijke gezondheidszorg. Verder interviewt hij sexshophoudster Ma Jiajia met in haar kielzog sekscoach Ma Li. Volgende thema’s in dit hoofdstuk zijn de koppels die op huwelijksreis trekken naar het buitenland, het toenemend aantal vrouwen dat toevlucht neemt tot plastische chirurgie, moeder Tian Yu die zich zorgen maakt over de zwaarlijvigheid van haar zoon en modeontwerpster Helen Lee die meegeeft dat onder alle vormen van creatieve expressie de mode het minst wordt gecontroleerd. De behandeling van het Alibaba imperium vond uw recensent te summier.
Na de rijken behandelt de auteur in hoofdstuk 6 de onderkant van samenleving: dus het deel van de bevolking dat heus kampt met moeilijkheden. De dure gezondheidszorg wordt geïllustreerd aan de hand van een kankergeval en het gebrek aan oncologen. Uiteraard mag een uitleg over het hukou systeem niet ontbreken. Kinderhandel is het volgende thema en Garschagen ging ook praten met een afvalophaler bij warenhuizen. In hoofdstuk zeven wordt met enkele ex Rode Gardisten ‘een boom opgezet’ over de historische rol van Mao Zedong. De zin valt dat ‘een nieuwe persoonlijkheidscultus rond Xi Jinping mogelijk is’ en vijf dagen later kregen de deelnemers aan de discussie een berisping van de staatsveiligheid. Dit hoofdstuk sluit af met de seksslavinnen tijdens de inval van de Japanners. Het boek geeft een brede keus aan onderwerpen.
Hoofdstuk 8 is gewijd aan de godsdienst. Garschagen spreekt er met dominee Wang Yi in Chengdu. Die zoekt bewust de grenzen op van de ruimte die de autoriteiten de kerken willen toestaan. Wang Yi die weigert zijn kerk onder te brengen bij de erkende ‘Beweging voor het Protestantisme’ vindt het communisme ‘een kwaadaardig systeem’ en organiseert elk jaar op 3 juni een gebedswake voor de slachtoffers van 3-6-1989. Hoewel er historisch bewijs bestaat dat het plein toen vreedzaam werd ontruimd, heeft de journalist het nog altijd over ‘demonstrerende studenten die werden platgewalst’. Als Wang Yi echter Xi Jinping een tiran noemt, is voor de overheid de grens van de tolerantie overschreden en wordt hij aangehouden. Dat de dominee nadien wordt verdacht van het aanzetten tot ondermijning van de staat, schijnt de auteur te schokken. Wat dit hoofdstuk niet vertelt, is dat de overheid bij de erkende kerken de volledige studiekosten van de clerus op zich neemt en hen nadien ook een inkomen uitbetaalt.
Het voorlaatste hoofdstuk heeft het over ‘de perfecte digitale politiestaat’ met Xinjiang als voorbeeld. Garschagen haalt allerlei moderne technologische snufjes aan zoals gezichtsherkenning en gelooft dat tussen 500.000 en 800.000 Oeigoeren zouden opgesloten zitten in heropvoedingskampen. Dat er voorafgaand aan de maatregelen honderden doden vielen door terroristische aanslagen komt minder uit de verf. De infiltratiepogingen van in het buitenland opgeleide Jihadisten die de bergachtige grensstreek rond Kashgar afdalen zogezegd om er op de markt schapen te verkopen, evenmin. Persoonlijk geloven we niet dat één tiende van de Oeigoeren zich in concentratiekampen’ bevinden. Mocht dat het geval zijn, zou bijna iedere familie getroffen zijn en zou de regio niet zo sterk blijven groeien. Het boek besluit met de beperkingen die journalisten in China ervaren en dit aan de hand van eigen ervaringen die het idee van een gevangenisstaat onderstrepen.
Kortom de kracht van dit boek ligt in het feit dat het door verhalen het wel en wee schildert van de gemiddelde Chinees. In deze journalistieke aanpak ligt meteen ook zijn beperking. Het boek biedt geen verklaring waarom de economie en lonen in lengte van jaren met 9% bleven stijgen en verschaft evenmin uitleg bij de grote opgang van de buitenlandse handel na de WTO-toetreding. Het gedeelte over innovatie duidt niet of China er al dan niet in slaagt om de ‘middle income trap’ te vermijden. De auteur is meer geïnteresseerd in hoe de bazen van Baidu, Alibaba en Tencent met het systeem samenwerken dan in hoe hun zakenmodellen werken. Het boek blijft helaas wat steken op ervaringsniveau. Hoewel de auteur zijn best doet om de Chinezen tegemoet te treden, blijkt hij toch gevangen door vooroordelen.
Sorry hoor in het VS is het ook verboden om op Facebook het cijfer 720911 te plaatsen tijdens 11 september. Het aanmoedigen van jihadisten voor 72 maagden voor de terreur aanslag. Wel vind ik dat hij wel wat hoofdstuk kunnen schrijven over hun eigen collega in China. Hoe bepaalde fraude heeft plaatsgevonden in hun verslag het laatste jaren over China. Fake nieuws van hun collega’s kan hij toch wel wat meningen over geven.