“China’s Social Development and Policy” is een boek uitgegeven bij Routledge, dat gaat over het verleden, het heden en ook de toekomst van de Chinese sociale politiek. Diverse hoofdstukken behandelen verschillende facetten zoals de sociale zekerheid, de hervorming van de gezondheidszorg, huisvesting, de demografische evolutie e.d.
Het eerste hoofdstuk gaat na of er een nieuw stadium in de Chinese ontwikkeling is aangebroken met meer aandacht voor het sociale. Het is een feit dat, na de periode waarin economische ontwikkeling de absolute voorrang kreeg, er nu meer klemtonen op sociale correcties komen. De fundamenten van de Chinese markteconomie lijken dus af te zijn. Deze markteconomie stuwde weliswaar de economische groeivoeten de hoogte in, maar deed ook de ongelijkheden toenemen. Dit wordt concreter gemaakt met diverse cijfers. Meer ngo’s moesten zwakkere groepen helpen. Hoofdstuk 2 stelt vast dat een nieuw stadium in de evolutie zeker een feit is. China wil overschakelen van een groei gebaseerd op investeringen naar een groei gestoeld op verbruik en dit verbruik wordt onder meer bepaald door uitgaven voor onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting. De bevolking wordt ook ouder en de actieve bevolking wordt kleiner. Het is dus noodzakelijk dat op de cruciale sociale domeinen een correcte politiek wordt gevoerd.
Hoofdstuk 3 geeft een alomvattend overzicht van de hervorming van de sociale zekerheid en dit in een brede betekenis. Ook het verschaffen van onderwijs, huisvesting en uitkering van minima worden daarbij gerekend. Er is overeenstemming dat de dekking van de sociale zekerheid algemeen moet zijn, dat de sociale zekerheid die mensen hebben opgebouwd samen met hen moet kunnen verhuizen en dat de lagere uitkeringen verhoogd moeten worden. Toch zijn er zowel ideologische verschillen als verschillen van meer praktische aard. Telkens worden deze concreet behandeld en vaak komen de migranten naar voor als probleemcategorie die minder aan de bak komt. Het vierde hoofdstuk gaat de financiering na van de sociale zekerheid sinds 1978. Oorspronkelijk was de sociale zekerheid een privilege voor de ambtenaren, maar na het aan de macht komen van Hu en Wen kregen almaar meer lagen van de bevolking een vangnet. In 1992 ging 1,78 % van alle regeringsuitgaven naar de sociale zekerheid en dit steeg tot 12 % in 2002. Toch blijven de uitgekeerde bijdragen vergeleken met andere landen eerder aan de lage kant.
De belangrijke hervorming van de gezondheidszorg is het onderwerp van hoofdstuk 5. De regering wil tegen 2020 dat een nieuw gezondheidssysteem de bevolking van stad en van platteland dekt waarbij de huidige pijnpunten zoals toegankelijkheid en dure zorg verholpen worden. Daartoe wordt maar eventjes 850 miljard yuan uitgetrokken en dit moet 90 % van de bevolking dekking verschaffen. De moeilijkste uitdaging daarbij is de balans te vinden tussen het verlenen van de noodzakelijke diensten en de kostenbeheersing. De hardste noot daarbij om te kraken is de ziekenhuissector zoals recente schandalen uitwijzen. In het verleden werd de kost van de zorg bewust laag gehouden, maar mocht hij doorgerekend worden op de geneesmiddelen met de bekende disfuncties als gevolg. Pilootprojecten om het artseninkomen niet te laten afhangen van de voorgeschreven geneesmiddelen lopen al.
Voorts komt de huisvestingssector aan de beurt. De gemiddelde woonoppervlakte die te Beijing en Shanghai in de jaren negentig nauwelijks 7 m2 bedroeg per persoon, steeg al tot 30 m2 per persoon. Zoals bekend is huisvesting geen sociale dienst meer van het bedrijf, maar functioneert ze nu volgens de markt. Van de stedelingen heeft 42 % een eigen woning, 42 % huurt, de rest woont bij zijn ouders. Er bestaan diverse vormen van sociale woningen of steunformules om sociaal zwakkeren te steunen op de woningmarkt. Hoewel de overheid grote sommen besteedt aan de bouw van woningen voor bescheiden inkomens, blijft het voor jonge gezinnen pijnlijk moeilijk om aan behoorlijke woongelegenheid te komen.
Het zevende hoofdstuk heeft het over de demografische evolutie. China is het eerste land dat ouder wordt vooraleer het rijk is en dat heeft gevolgen. Recentelijk werden maatregelen getroffen voor ouderenzorg in eerste instantie thuis, waarbij instellingen pas op de tweede plaats komen. De veroudering stelt vooral uitdagingen aan het te versnipperd pensioenstelsel. In principe bestaat een systeem van drie peilers waar je met een individuele rekening je rechten op pensioen opbouwt. De facto worden de gelden van deze rekeningen gebruikt om de huidige pensioenen te betalen. Het wordt een hele klus om de kosten van deze veroudering te doen dragen door een kleiner wordende actieve bevolking.
Hoofdstuk 8 overloopt nogmaals hoe de diverse sectoren door de regering van Hu en Wen hervormd werden, de sociale dekking uitgebreid en de middelen verhoogd. Hoofdstuk 9 behandelt de minderhedenpolitiek waar ook een meer sociale aanpak geldt vergeleken met de economische groeipolitiek, annex hardhandige repressie uit het verleden. De twee laatste hoofdstukken vergelijken het Chinese sociale systeem met dit van andere Aziatische landen en meer bepaald dat van Singapore. Het boek is eigenlijk een weergave van teksten van een internationaal colloquium in juni 2010. Hoewel de meeste bijdragen hun waarde behouden, zijn er toch recente evoluties die bijgevolg aan de analyse ontsnappen.
Bron: Ed. Litao Zhao, China’s Social Development and Policy Into the next stage?, Routledge, 2013