Bij Routledge verschenen recentelijk twee boeken over de Chinese stad en verstedelijking. In deze eerste aflevering bespreken we “The Chinese City”, een soort handboek over de Chinese stad. In een tweede bijdrage hebben we het over boek “China’s New Urbanization Strategy” dat meer een strategie uitstippelt voor de verstedelijking in de toekomst.
“The Chinese City” is geschreven door de professoren Weiping Wu en Piper Gaubatz. Het eerste deel schetst de aardrijkskundige context, de geschiedkundige ontwikkeling en de traditioneel stedelijke vormen van China. Het tweede deel behandelt de verstedelijking en start met het systeem sinds 1949. Er zijn in China cities (shi) en towns (zhen) en de vereisten om erkend te worden als stad veranderden meermaals sinds het ontstaan van de Volksrepubliek. Tijdens de Mao periode werden de steden zo beperkt mogelijk gehouden. Met de hervormingen was het de bedoeling om personen op het platteland werk te verschaffen in kleine steden in hun eigen regio die ze niet verlieten. Langs de kustgebieden werden ondertussen speciale economische zones opgericht en steden naar de buitenwereld geopend voor investeringen en handel. De wet op de Stadsplanning uit 1989 schreef voor “de grote steden controleren, de ontwikkeling van gemiddelde steden matigen en de groei van kleine steden aanmoedigen”. Deze politiek werd zowel aangehouden tijdens het negende vijfjarenplan (1990-95) als tijdens het tiende (1996-2000). De praktijk draaide anders uit: in 1990 leefde 53% van de stedelijke bevolking in grote steden van meer dan 1 miljoen inwoners en in 1999 was dit nauwelijks minder met 52,5%. Globale bedrijven voelden zich aangetrokken door de grote steden wegens betere infrastructuur en arbeidskrachten. Deze genoten op hun beurt van een hogere levensstandaard dan hun collega’s in de kleinere steden.
Daarna behandelt het boek de opdeling stad-platteland en de trek van de boer-migranten naar de steden om werk. Sinds 1983 verlieten 200 miljoen migranten het platteland in wat soms “de grootste migratie uit de geschiedenis” wordt genoemd. Hierin wordt het hukou-systeem uitgelegd en de patronen van migratie ontrafeld. In 1990 had migratie over de provinciegrenzen heen betrekking op een derde van de migranten terwijl dit in 2000 al 54 % bedroeg. Zoals we herhaaldelijk weergaven. kunnen de migranten niet genieten van stedelijke sociale diensten en het boek maakt dit concreter met vele voorbeelden, onder andere betreffende de huisvesting. Het zesde hoofdstuk behandelt de steden binnen een globale economische context: vooral de ontwikkeling van de Speciale Economische Zones wordt belicht en de diverse vormen die hiervan bestaan. Zij trokken buitenlandse investeringen aan, maar hierbij domineert kleinschalig kapitaal van overzeese Chinezen. China werd de fabriek van de wereld en verwerkte half afgewerkte producten voor export, vaak voor patroons uit Hongkong en Taiwan die overigens grotendeels hun nijverheid naar het vasteland verhuisden. Later trok de lijn zich door in financiële diensten en in de kenniseconomie. In 2005 waren in China 700 buitenlandse O&O-firma’s gevestigd, waarvan een derde in Beijing en 24% in Shanghai.
Deel 3 vanaf hoofdstuk 7 behandelt de stedelijke ontwikkeling zelf. Eerst komen de economische hervormingen aan de beurt met hun weerslag op de arbeidsmarkt en HR. Tussen 1978 en 2009 groeide het aantal ingeschreven universitairen 25 maal. Het niveau van menselijke ontwikkeling in Beijing en Shanghai ligt op het niveau van Tsjechië en Portugal. Hoofdstuk 8 herken je deze ontwikkeling in de omvorming van de sociale ruimte. De danwei-opvatting werd verlaten en in de stad ontstaan CBDs, industriële districten, hightech zones, wetenschapsparken…Commerciële centra zijn uit de grond geschoten als paddenstoelen. Het stedelijk vervoer geschiedt minder en minder te voet of met de fiets. De afgelegde weg naar het werk werd langer. De luchtverontreiniging als gevolg van meer auto’s is intussen bekend en om dat wat tegen te gaan wordt het openbaar vervoer uitgebreid met metro en elektrische bussen. In vele steden verhuisde de nijverheid uit het centrum naar de rand: in de plaats komen diensten en handel. De steden halen een groot deel van hun inkomsten uit afspraken met promotoren die deze commerciële centra opzetten. Ook de suburbanisatie heeft eigen Chinese karakteristieken want de migranten vestigen zich liefst in stadsdorpen waar de huren het laagst liggen. Hoofdstuk 9 behandelt de stedelijke infrastructuur. Hierin vernemen we onder meer dat de zuivering van afvalwater tussen 1996 en 2006 steeg van 23% tot 55%. De uitgaven voor wegeninfrastructuur verdrievoudigde tussen 1995 en 2009. Shanghai slaagt er echter in tegenstelling tot Beijing in om verkeersopstoppingen te vermijden. Verder detailleert het boek de methodes ter financiering van de stedelijke infrastructuur.
Hoofdstuk 10 heeft het verder over de stedelijke gronden en de huisvesting. Stadsgrond behoort aan de staat, maar het is de stad die hierover het beslissingsrecht heeft. Alle bouwprojecten hebben twee vergunningen nodig van de stadsplanning: een vergunning om de grond te mogen gebruiken en een bouwvergunning. Het gebruik van de grondrechten wordt ofwel toegewezen (aan staatseenheden) ofwel overgedragen (aan commerciële gebruikers) Tussen 2003 en 2007 werden naar schatting jaarlijks 250.000 gevallen geteld van leasing van grondpercelen, waarvan twee derden door overdracht. Deze overdracht moet normaal toegekend door openbaar opbod, maar gebeurt nog te vaak onderhands. In China is 21 % van de stedelijke grondoppervlakte voor industrieel gebruik en dit is zowat het dubbele van in westerse landen. 75 % van de stedelijke gezinnen zijn momenteel eigenaar van hun huis. Het percentage sociale woningen was klein, maar wordt momenteel opgetrokken. In de grootsteden kan een huis van 16 tot 20 jaar salaris kosten, terwijl dit wereldwijd tussen 6 en 7 jaar salaris ligt.
Het vierde deel van het boek gaat over het leven in de stad en hoofdstuk negen behandelt daarvan eerst de kwaliteit van het milieu. Dus wordt de toestand van lucht- en waterkwaliteit behandeld, de afvalbehandeling evenals de waterzuivering. De strategieën voor meer duurzame ontwikkeling zoals modelprogramma’s en ecosteden komen eveneens aan bod. Een twaalfde en voorlaatste hoofdstuk behandelt de manier van leven: de trend naar verbruiken en shoppen, de openbare ruimten en ontspanning, het ouder worden in de stad, de buurtcomités. Het laatste hoofdstuk behandelt de manier van besturen en de burgermaatschappij. Hier wordt het complexe systeem uitgelegd van de 5 stedelijke administratieve niveaus. Het besluit van het boek gaat over de uitdagingen van de toekomst. Dit boek is een heus handboek voor studenten, de hoofdstukken beginnen zelfs met de examenvragen. Een didactisch werk dus.
Weiping Wu & Piper Gaubatz, The Chinese City, Routledge, 2013 Via Amazon 40 $